Opvallend hoe de camera hier terugwijkt om de scène van op grote afstand te observeren; de hoofdfiguren worden ‘een man’ en ‘een vrouw.’ En merkwaardig hoe dit vervreemdingsproces de emoties juist heviger doet uitkomen.
Wie De vanger leest, krijgt het gevoel dat hij achter matglas een verhouding volgt: hij ziet alles én niets. Zoals ook de tragedie op het eind wordt aangeduid, zó terloops dat pas enkele bladzijden verder de ware omvang van de catastrofe duidelijk wordt. Met andere woorden, juist doordat hij zo op afstand wordt gehouden, gaat de lezer zich sterker inleven. Deze bijzondere afwisseling van schijnbaar overzicht en verzwijgen maakt het lezen van dit boekje tot een intense belevenis. Kortom, een buitengewoon knappe novelle.
Een nadeel van De vanger is dat de karigheid van dit proza de lezer allergisch kan maken voor auteurs die meer woorden menen nodig te hebben. Voor het laatste boek van Kristien Hemmerechts bij voorbeeld, Donderdagmiddag. Halfvier (Atlas, Amsterdam, pp. 237, €18,50). Op de tweede bladzij komt men de volgende passage tegen:
Niemand twijfelde eraan of Anna parkeerde haar auto zo dicht bij de pissijnen om het gebruik ervan te ontmoedigen, en dus had niemand veel medelijden als er weer eens op de Honda in plaats van het urinoir werd gemikt. Pisgeel, noemde men die Honda, en Anna werd daar pisnijdig van. ‘Parkeer dan ergens anders, Anna!’- ‘Dit is mijn plek. Ze moeten zich maar leren inhouden.’
Ik begrijp niet dat een auteur die zichzelf serieus neemt, zulk melig proza kan produceren. Kennelijk is Hemmerechts dol op dat woord ‘pissijn’ [pissoir], want het komt op diezelfde bladzij liefst vijf keer voor. Ik moet toegeven dat al die pissijnen het voor mij moeilijk maakten ook maar enig geloof te hechten aan Donderdagmiddag. Halfvier. Niet dat Hemmerechts er niet alles aan heeft gedaan de tekst vol te stoppen. Te veel zelfs. Er verschijnt een man met een seksuele voorkeur voor vrouwen in frietkramen (om de Hollanders niet te laten vergeten dat het verhaal in België speelt?), er worden kinderen verwekt op al of niet natuurlijke manier, er is een jongen Hassan die sprookjes vertelt (want zoals wij weten zijn alle Noord-Afrikanen meesters in de orale vertelkunst), er is zelfs een mythologische laag ingebakken en natuurlijk wacht ons De Tragedie, Het Leed om het geheel zwaarte te geven.
Maar op het eind blijft er wel een probleem: waar gaat het allemaal om, wat wil Hemmerechts zeggen? Er wordt zoveel gekletst in het boek dat er uiteindelijk niets gezegd wordt.
Dit klinkt hard, mogelijk is het onrechtvaardig. In ieder geval is het ingegeven door ergernis, en wel deze: waar is de Hemmerechts van Een zuil van zout en Brede heupen gebleven, de schrijfster van karig proza dat de lezer wist te intrigeren? Kortom, iemand van wie je de indruk kreeg dat een noodzaak haar deed publiceren, ik bedoel een andere noodzaak dan: ik ben auteur en moet dus om de zoveel tijd met een boek op de markt komen.
Tot slot, om terug te keren naar het thema van de boekenweek: bestaat er