| |
| |
| |
P. de Kleijn
........... Denk aan het opstapje
Kroniek van het Nederlands voor anderstaligen
Kennedie, Caroline, Marjan Bassie en Edith Schouten, Taal totaal. Nederlands voor gevorderden. Amsterdam/Antwerpen, Intertaal, 2001. Tekstboek, 112 pp., ISBN 90 5451 3322, €26,50. Werkboek, pp. 183, ISBN 90 5451 3330, €21.
Cd bij Tekstboek (27 min), ISBN 90 5451 3357, €20,50; cd bij Werkboek (35 min.), ISBN 90 5451 3365, €18,25; set Werkboek en cd Werkboek €35,50.
Van Taal totaal bestaat ook een uitgave voor Duitstaligen (Niederländisch für Fortgeschrittene), Max Hueber Verlag, Ismaning.
Van Taal vitaal, waarvan de versie voor Duitstaligen is besproken in NEM XXXVIII, 1, 2000 en de versie voor iedereen in NEM XXXIX, 1, 2001, is het vervolg verschenen: Taal totaal. Soms denk je bij een titel: Wat is dat nou weer? Taal totaal is zo'n titel. Het is een cursus op gevorderdenniveau voor hoogopgeleide anderstaligen. Dankzij de inspanningen van de Raad van Europa bestaat er sinds enige tijd het Common European Framework of Reference (zie ook het artikel van John H.A.L. de Jong elders in dit nummer). Daar zitten allerlei haken en ogen aan, maar dat Framework geeft in ieder geval de mogelijkheid het niveau van een cursus als Taal totaal nauwkeuriger te situeren en te vergelijken met andere cursussen. De auteurs van Taal totaal plaatsen hun cursus op niveau B1. Daar zitten twee niveaus onder (A1 en A2) en daar zitten nog drie niveaus boven (B2, C1 en C2). Dat is verrassend als je denkt aan dat ‘totaal’ en aan dat ‘gevorderdenniveau’ en het onderstreept het nut van een breder referentiekader.
Taal totaal telt tien lessen met in iedere les een bepaald thema: vrije tijd en vakantie, werk, wonen, politiek, cultuur, de media en de computer, maatschappij en gezin, onderwijs, landschap en woonomgeving. Per les wordt de leerstof aangeboden volgens het volgende schema: Opstap, Aandacht voor de taal, Een stapje verder, Extra, Nederland-anderland, Samenvatting. Dat zijn aardige maar ook een tikkeltje gratuite vlaggetjes op de lesschuit. Want wat er in ‘Opstap’ wordt aangeboden zou ook best in ‘Een stapje verder’ of in ‘Extra’ kunnen staan of omgekeerd en een taalcursus met ‘Aandacht voor taal’ is ook niet echt schokkend. Maar zoals de roos blijft geuren, ook al geef je hem een andere naam, zo hangt de kwaliteit van de verschillende onderdelen van Taal totaal niet af van de kopjes die daar boven staan.
Taal totaal is eclectisch. In de bouwkunde is dat ongeveer het ergste wat je
| |
| |
een architect kunt verwijten, maar zolang in de toegepaste taalkunde hetzij door jezelf hetzij door anderen nog niet Het Grote Licht is gezien dat snel en trefzeker naar succes leidt, kun je maar beter kiezen voor een veelzijdige en genuanceerde aanpak. Taal totaal doet dat. Het kiest, in het Tekstboek, voor communicatief onderwijs met daarbij een zeer ondergeschikte rol voor de grammatica, maar in het Werkboek kun je vinden wanneer je ‘die’, ‘dat’, ‘wie + prepositie’ en ‘waar + prepositie’ moet gebruiken, welke invloed voegwoorden hebben op de woordvolgorde in hoofd- en bijzin en waar in een zin ‘er’ moet staan. Je kunt dat daar vinden in de vorm van regels, maar als het gaat om eenvoudige grammatica moet de cursist zelf die regels proberen te ontdekken. Bij anderen heet dat ‘probleemoplossend leren’, bij Taal totaal wordt ‘de stof socratisch aangeboden’. Er zijn lees-, luister-, schrijf- en spreekopdrachten die soms individueel en soms in groepjes uitgevoerd moeten worden en er is impliciete en expliciete aandacht voor de uitbreiding van de woordenschat. De oefenvormen die daarbij in het Tekstboek gehanteerd worden zijn van de beproefde soort: woorden bij elkaar zoeken of in de juiste volgorde zetten, gegeven woorden in een zin plaatsen, spreek- en schrijfopdrachten vervullen, kiezen tussen waar of niet waar, een tekst schrijven of een tekst vervolledigen. Heel gevarieerd en leuker dan deze opsomming doet vermoeden. Ook in het Werkboek vindt men dit soort oefeningen maar daar staan ook - en volop - oefeningen die direct te maken hebben met de behandelde grammaticaregel. Voorts is er in Taal totaal informatie over Nederland, soms ondergebracht in de rubriek ‘Nederland-anderland’ maar veel vaker opgenomen in de inleiding op een oefening of in de oefening zelf. De teksten - souplesse ook
hier - zijn authentiek, maar als ze te moeilijk zijn voor de doelgroep zijn ze aangepast.
Aan het bovengenoemde luisteren wordt verheugend veel aandacht besteed. Er moet geluisterd worden naar en er zijn opdrachten bij (telefoon)gesprekken, interviews en een aantal korte monologen. Prima materiaal, goed ingesproken en in normaal Nederlands. Alleen vind ik het jammer dat daarbij zo weinig aandacht is voor de zakelijke mededeling. Aandacht hiervoor valt geenszins buiten het kader van B1. Het begrijpen van een omroepbericht, van verkeersinformatie en natuurlijk van het nieuws op radio en televisie is voor de beoogde independent user net zo belangrijk als het standpunt van de lezeressen van Marie-Claire over de man. De les waarin radio en televisie aan bod komen, heeft als titel: ‘Een beetje zappen, een beetje surfen’. Dat bedoel ik dus.
Er is in Taal totaal natuurlijk ook volop aandacht voor spreken. Een voorbeeld van een spreekopdracht. Stelling: ‘Binnenkort doet iedereen boodschappen via het Internet’. ‘Werk in groepjes van 3 personen. Geef uw mening over de stelling en reageer op de mening van andere cursisten’. Daarbij wordt verwezen naar een eerder behandeld schema waarin uitdrukkingen als ‘Ik vind dat/Ik ben het niet met je eens want/In de eerste/tweede plaats’ e.d. zijn behandeld. Dit type spreekopdracht komt in de cursus heel vaak voor. Het zijn nuttige, leuke en stimulerende opdrachten maar ik vraag me soms toch af of er in de hoofden al voldoende lexicale en grammaticale kennis zit om aan ‘dat’, ‘want’, ‘in de eerste plaats’ et alia een zinvolle aanvulling te kunnen geven en of het zelfcorrigerend
| |
| |
vermogen van de leerling of medeleerling groot genoeg is om die aanvulling naar waarde te kunnen schatten.
De auteurs hebben een gelukkige hand gehad in de keuze van de leesteksten, zowel wat betreft de zakelijke als de verstrooiende. Pareltjes zijn een prachtig verhaal van Wim de Bie (‘Ze komen!’), een GSM-gesprek (uit de Volkskrant) en de ervaringen van Jo, een 71-jarige Amsterdamse, opgetekend door Robert van Gijssel. De tekst over het poldermodel vormt daarop een uitzondering. Weinig inspirerend, niet erg overzichtelijk.
Achterin het Tekstboek staat een alfabetische woordenlijst bij deze cursus en achterin het Werkboek een lijst met onregelmatige verba, separabele verba (beide lijsten met imperfectum en participium), verba met een vaste prepositie, andere combinaties met een prepositie, grammaticale begrippen (de Latijnse en de Nederlandse benaming en een voorbeeldje), een aantal idiomatische uitdrukkingen en de Sleutel bij de oefeningen.
Bij de bespreking van de volgende cursus kom ik op een aantal aspecten van Taal totaal nog even terug.
| |
Ham, E., W.H.T.M. Tersteeg en L. Zijlmans, Help! Deel 2, Helpt u mij even? Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders, 2001. Boek voor de cursist, 296 pp., ISBN 90 5517 131 x, €20,80. Boek voor de docent, 156 pp., ISBN 90 5517 132 8, €17. 2 cd's (en niet 3 zoals in het Boek voor de docent en de cursist staat aangekondigd), ISBN 90 5517 1441, €38,90. Help 2 is niet bruikbaar naast de oude versie van Help 2.
Deel 1 en 3 van de serie Help waren al herzien, nu is dat ook gebeurd met deel 2. Herzien en hertiteld. Heette het vroeger ‘Kunt u mij even helpen?’, nu luidt de vraag: ‘Helpt u mij even?’ Help 2 vertoont veel overeenkomst met het hierboven besproken Taal totaal. Beide cursussen zijn bedoeld voor hoger opgeleide niet-Nederlandstaligen en zoals Taal totaal voortbouwt op Taal vitaal, zo gaat ook Help 2 uit van de aanwezigheid van een elementaire kennis van het Nederlands, bijvoorbeeld in de vorm van Help 1. Het eindniveau van Help 2 wordt door de auteurs niet omschreven in termen van het Common European Framework of Reference, maar de aanduiding ‘voldoende taalvaardig om zelfstandig te kunnen functioneren in het Nederlands’ wijst ook in de richting van een B1-niveau (independent user). Hij of zij - dat staat er ook - is ‘maatschappelijk taalvaardig’ en daarmee wordt verwezen naar een van de vier profielen van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal nieuwe stijl. Dat profiel heet ‘maatschappelijke taalvaardigheid’. Met de voorbereiding op een ander profiel (‘professionele taalvaardigheid’) wordt in Help 2 een begin gemaakt.
Zoals in Taal totaal staat ook in Help 2 communicatie voorop, maar ook hier is er expliciet aandacht voor de grammatica. Iedere les - en ook bij Help 2 zijn het er tien - zit ‘strak’ in elkaar, hetgeen betekent dat de opbouw ervan steeds hetzelfde is. Er wordt een beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid van de cursisten, zowel bij de behandeling van de grammatica als bij sommige
| |
| |
oefeningen. Naast taalaanbod wil ook Help 2 informatie geven over Nederland en de Nederlanders.
De genoemde strakke opbouw omvat, per les, twee hoofdcategorieën: Basis en Oefeningen. In de Basis wordt de cursist achtereenvolgens geconfronteerd met een leestekst, een luistertekst, met taalhulp (algemene informatie over het lesthema, zinnen, idioom en uitdrukkingen bij het lesthema) en met grammatica (aanbod van een grammaticaal onderwerp, vragen op grond waarvan de cursist de regel moet proberen te ontdekken en korte opdrachten om te zien of de regel is begrepen). In de Oefeningen wordt, zoals u begrijpt, de basisstof geoefend en dat gebeurt op twee niveaus: niveau 1: oefeningen gericht op herkenning en reproductie, sterk gestuurd, voor langzame leerders, korte lees- en luisterfragmenten; niveau 2: half gestuurd of open oefeningen, voor snellere leerders, langere lees- en luisterfragmenten. De tien lessen hebben de volgende titels: Ga je mee stappen?, Wat voor weer zou het zijn?, Er is geen bal op de tv!, Laat ze maar praten, Als je wint, heb je vrienden, De buren, Ik hou van jou, Even mijn file safen!, Ga toch werken!, En nu is het afgelopen!
Onder het kopje ‘Laat ze maar praten’ komt - misschien had u dat al begrepen - de politiek aan bod. Ik licht dat er even uit om aan de hand daarvan te wijzen op enkele verschillen tussen Help 2 en Taal totaal. Bij Taal totaal heeft men gedacht: dat is een weerbarstig onderwerp, laten we het luchtig houden. Het gevolg is dat onvermijdelijk staatsrechtelijk jargon wordt afgewisseld met zinnetjes als ‘een landje besturen gaat niet vanzelf’ en ‘in principe kan ze de boel beïnvloeden’ waarbij ‘ze’ staat voor onze geëerbiedigde vorstin en ‘de boel’ voor het landsbestuur. Koningin en monarchie - de krenten - krijgen veel aandacht, maar in de pap ontbreekt informatie over partijen, kiesdrempel en de noodzaak van coalitieregeringen.
In de les die Help 2 aan dit onderwerp wijdt, vertelt Farah Karimi, afkomstig uit Iran en lid van de Tweede Kamer, over haar ervaringen en ideeën inzake ontwikkelingssamenwerking en praat een Nederlandse vrouw over bestuursvormen in het land waar ze nu werkzaam is (Uganda). Voorts is er een interview met de minister van Onderwijs, een stukje Nederlandse geschiedenis en een tekst over de kloof tussen jongeren en politiek. Er wordt met andere woorden in Help 2 dieper en uitvoeriger op de zaken ingegaan en het lexicale aanbod is ruimer (hier wel coalitie, hier ook fractie, grondwet, kabinet, kamerleden, meerderheid, stembus). Dat is niet alleen in deze les zo, dat is de algemene teneur van Help 2: langere teksten, met meer informatie en met meer aandacht voor problemen.
Dat de les over politiek begint met een tekst van een van oorsprong buitenlandse (Farah Karimi) is geen toeval want de schrijvers hebben bewust veel plaats ingeruimd voor de visie, op Nederland, van niet uit Nederland afkomstige maar wel in Nederland woonachtige personen. Ook dat is een verschil met Taal totaal. Zijn er nog meer? Ja. Er is in Help 2 systematisch aandacht voor de prosodie, in de vorm van het herkennen van ritmeschema's, van mini-dialogen met opdrachten en mini-dialogen om na te spreken en van liedjes. De liedjes zijn er overigens ook gewoon voor de lol, maar die lol wordt flink getemperd
| |
| |
door het feit dat de liedjes alleen in het boek staan en niet op de cd. Probleem met de rechten, hoorde ik. Dus als u: ‘Het is een nacht’, ‘Wat voor weer zou het zijn in Den Haag’, ‘Doris Day’, ‘Vogelvrij’, ‘Liefde van later’ enzovoort wilt laten klinken, moet u zelf voor de muziek zorgen.
Evenals in Taal totaal zit ook in Help 2 veel luistermateriaal (met oefeningen en transcript van de teksten). Dat materiaal is authentiek, maar er is wel in geknipt en het is opnieuw ingesproken ‘om de verstaanbaarheid te vergroten’. Die reden valt niet goed te rijmen met het doel van het luisteren: ‘gesproken Nederlands te leren verstaan en begrijpen’ want dat omvat natuurlijk ook minder gepolijst taalgebruik. Die verstaanbaarheid, overigens, is in orde, maar het is de insprekers maar matig gelukt om het authentiek materiaal zijn oorspronkelijke glans en levendigheid terug te geven.
Help 2 biedt veel, dat is duidelijk. De vraag is of de leerder daarbij voldoende oefenstof krijgt om het gebodene te verwerken en ordentelijk te reproduceren. Daar ben ik niet helemaal gerust op. De ‘taalhulp’ bij het onderwerp ‘uitgaan’ bijvoorbeeld geeft relevante formuleringen bij een rondje geven, weigeren/bedanken, bespreken/reserveren en kaartjes afhalen en bovendien idioom en uitdrukkingen bij dit onderwerp. Daarna volgt: U kunt nu oefening 7 maken. Maar in die oefening 7 wordt slechts een heel klein deel van het aanbod uit de ‘taalhulp’ geoefend. Nadat het gebruik van het passief is behandeld, met daarbij aparte aandacht voor het perfectum en het imperfectum van het passief, volgt: U kunt nu oefening 10 maken. Hebben de leerlingen het passief onder de knie als ze de 8 zinnetjes van oefening 10 hebben gemaakt, die bovendien allemaal in het presens staan? En evenals bij Taal totaal vraag ik me bij het onderdeel ‘spreken’ af of de overgang van input naar output zo soepeltjes verloopt als de auteurs schijnen te denken en of er niet een te grote wissel wordt getrokken op de feedbackmogelijkheden van de cursist. Ik begrijp best dat de verwerving van bepaalde onderdelen niet alleen bepaald wordt door de oefening die daar rechtstreeks op is gericht, maar ik denk toch dat de docent af en toe met aanvullend materiaal zal moeten komen en vaker handelend en corrigerend zal moeten optreden dan door de auteurs van Help 2 nodig wordt geacht.
Voor het middenniveau Taal totaal of Help 2? Aan beide cursussen is veel zorg besteed en niet alleen daarom maar ook vanwege de kwaliteit van het gebodene en de veelheid van de behandelde onderwerpen vormen beide een aanwinst voor het onderwijs Nederlands als tweede maar beslist ook als vreemde taal. In Help 2 wordt meer ‘taal’ aangeboden dan in Taal totaal, zodat de cursist die Help 2 kent naar mijn inschatting een hoger niveau van taalvaardigheid zal hebben dan de leerling die Taal totaal met succes heeft doorgewerkt. Taal totaal is uitvoeriger en explicieter in de uitleg van grammaticaregels. Help 2 - en ik vind dat een sterk punt - besteedt heel veel aandacht aan prosodie. Als de vormgeving een belangrijke rol speelt bij de keuze dan is de keuze gemakkelijk. Help 2 ziet er heel goed uit, maar de vormgeving van Taal totaal (Tekstboek) is echt prachtig, levendig maar niet overdadig, veel kleurenfoto's, veel tekeningen en een gevarieerd lettertype. Ook het Werkboek (in zwart-wit) staat vol foto's en tekeningen.
| |
| |
| |
Leerderswoordenboek Verzorging. Redactie, ontwikkeling en organisatie: Simon Verhallen en Lucie de Vries. Meppel: Edu'actief, 1998, 353 pp., ISBN 905118042, €22,79. Leerderswoordenboek Horeca & Catering. Redactie, ontwikkeling en organisatie: Simon Verhallen en Lucie de Vries. Meppel: Edu'actief, 1996, 266 pp., ISBN 905118018, €22,79.
Woordenboeken behoren niet tot het jachtterrein van deze kroniek, maar als het gaat om leerderswoordenboeken mag het. Door een team van medewerkers van het Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Anderstaligen zijn, onder de redactie van Simon Verhallen en Lucie de Vries, leerderswoordenboeken op de markt gebracht voor de volgende vakgebieden: Kantoorpraktijk, Metaaltechniek, Horeca & Catering, Elektrotechniek, Verzorging, Bouw en Installatietechniek. Twee daarvan wil ik hier kort bespreken (Horeca & Catering en Verzorging) omdat het steeds vaker voorkomt dat personen van buiten de muren voor kortere of langere tijd op een van deze twee terreinen in Vlaanderen of Nederland werkzaam zijn. Een leerderswoordenboek is niet alleen bedoeld om woorden in op te zoeken maar ook om ze te leren en ze te onthouden. Dat laatste - leren en onthouden - doe je, volgens de auteurs, door op verschillende manieren naar het woord te kijken, door het in je hoofd en op papier steeds te herhalen en door het te gebruiken.
De woorden die worden aangeboden, zijn algemene beroepstaalwoorden. Die worden onderscheiden van vaktermen. Dat verschil wordt uitgelegd, maar helemaal duidelijk is het me niet. Die algemene beroepstaalwoorden zijn op grond van frequentie en spreiding geselecteerd uit een geschreven corpus van teksten (ongeveer 500.000 woorden) die gebruikt worden in, in dit geval, horeca & catering en verzorging. Omdat de woordenboeken bedoeld zijn voor anderstaligen met een beperkte woordenschat van het Nederlands, wordt voor de betekenisomschrijving van de lemma's gebruikt gemaakt van de 1000 woorden van het Elementair Woordenboek Nederlands (L. Beheydt en T. Wieers), aangevuld met enige extra woorden. Dat door die beperking de definities geen proza opleveren dat ‘dartelt en jubelt als een waayend zomerwoud van vogels’, is de auteurs bekend. Beter simpel Nederlands, vinden ze, dan te moeilijk Nederlands.
Hoe ziet de presentatie van een lemma eruit? Een voorbeeld uit Horeca & Catering. Lemma: afdrogen. Betekenisomschrijving: ‘Als je een bord afdroogt, dan maak je een nat bord droog met een doek’. Dan volgt een zin die ontleend is aan de vakliteratuur: ‘Meestal worden de glazen na het wassen afgedroogd. Voor het afdrogen van glaswerk worden speciale glazendoeken gebruikt’. Dan, zo mogelijk, een of meer synoniemen of antoniemen. Hier: ‘drogen, droogmaken’ en ‘nat maken’. Nog een voorbeeld, nu uit Verzorging: de griep. Omschrijving: ‘Als je griep hebt, dan ben je ziek. Je gaat naar bed, je hebt het warm en koud tegelijk en je hele lichaam doet pijn. Na een paar dagen ben je weer bete’. Uit de vakliteratuur: ‘Griep is een voorbeeld van een acute ziekte. Van het ene op het andere moment ben je ziek. Je krijgt koorts en je hele lichaam doet pijn’. Synoniem: de influenza. Geen antoniem. Wel enige combinaties met ‘griep’: ‘de griepprik, een lichte griep, een zware griep, met griep in
| |
| |
bed liggen’. Die vaste combinaties worden gegeven telkens als de auteurs daartoe aanleiding zien.
De grammaticale informatie beperkt zich tot het lidwoord. Geen meervouden, geen imperfectum of participium, geen trappen van vergelijking. In de inleiding op de woordenboeken wordt aan de gebruiker geduldig en in toegankelijk Nederlands uitgelegd wat je moet doen voordat je een woord gaat opzoeken, wat als je de betekenis hebt gevonden, begrepen en opgeschreven en wat als het woord er niet in staat. Plus nog wat oefensuggesties. Geen oefeningen.
De besproken leerderswoordenboeken zijn niet specialistisch en de behandelde lemma's betreffen naast woorden op het gebied van horeca & catering en verzorging ook veel algemene woorden als ‘immers’, ‘hierdoor’, ‘overig’, ‘fase’ enzovoort. Ze zijn daardoor niet alleen bruikbaar voor hen die overwegen in een van deze sectoren te gaan werken. Docent en student kunnen er ook vruchtbaar gebruik van maken bij de taalverwerving in het algemeen. De meerwaarde ten opzichte van andere eentalige woordenboeken schuilt in de toegankelijkheid van de omschrijvingen en de ruime context waarin het omschreven woord wordt geplaatst. Soms wordt een woord verduidelijkt met behulp van een tekening. Het is jammer dat dat niet veel vaker is gedaan, want er zijn voldoende woorden die zich daarvoor lenen.
| |
Toorn-Schutte, Jenny van der -, Klare taal! Uitgebreide basisgrammatica NT2. Amsterdam: Boom, 1999, 251 pp., ISBN 90 5352 746 X, €33,50 (boek + cd-rom). De cd-rom is ook los verkrijgbaar: ISBN 90 5352 602 1, €25. Het boek is niet los verkrijgbaar.
Wat geldt voor de leerderswoordenboeken, geldt ook voor Klare Taal! Uitgebreide basisgrammatica NT2, want ook dit boek is niet alleen bedoeld om er iets in op te zoeken maar ook om er iets van te leren. Deze grammatica, door de auteur een pedagogisch-didactische grammatica genoemd, bestaat uit drie delen. In deel 1 de grammaticale vormen, in deel 2 het gebruik van deze vormen en in deel 3 spelling en gebruik van leestekens. Onderwerpen en volgorde van behandeling stemmen overeen met de inzichten en uitgangspunten die zijn verwoord in Hoe maakt u het? (van dezelfde auteur). Een van die inzichten is dat ook grammaticale structuren cultureel bepaald kunnen zijn en dat het goed is om met de daaruit voortvloeiende verschillen rekening te houden. Ik weet niet of het uitgangspunt juist is, maar áls het juist is, vraag ik me af hoe die verschillen tussen het Nederlands en de door haar onderzochte Oost-Europese, Aziatische en Afrikaanse talen - die natuurlijk onderling ook weer flink verschillen - kunnen uitmonden in één pedagogische grammatica die aan ieders wensen tegemoet komt en constateer ik dat die gescheiden behandeling van ‘vorm’ en ‘gebruik’ een ongelukkig uitgangspunt is waar de auteur zelf ook slecht mee uit de voeten kan.
Als de vorm van het verkleinwoord wordt uitgelegd, staat daar ook meteen bij
| |
| |
wanneer het wordt gebruikt. In de rubriek ‘gebruik’ wordt dat opnieuw vermeld (en wordt ook weer in het kort aangegeven hoe je verkleinwoorden maakt). De titel van les 55 is ‘actieve en passieve vormen’, maar les 55 staat in deel 2 (het gebruik). Verschillende keren komt een woord of een woordsoort (bijvoorbeeld welk, elk, ieder, de bezittelijke voornaamwoorden, trappen van vergelijking, de telwoorden, voorzetsels) alleen aan bod in de rubriek ‘vormen’ en daarna niet meer in de rubriek ‘gebruik van de vormen’. De gekozen rubricering wordt met andere woorden niet consequent gevolgd en waar dat wel gebeurt, is het de vraag welk voordeel die scheiding oplevert. Wat is de didactische winst om in les 7 de vorm van het lidwoord te presenteren en in les 72 het gebruik? Of om in les 40 te vertellen hoe de gebiedende wijs er uitziet en in les 63 hoe hij wordt gebruikt? De vraag naar de didactische relevantie dringt zich ook op als men ziet dat eenzelfde woordsoort binnen hetzelfde deel op twee verschillende plaatsen wordt behandeld. Je leest dan bij behandeling 1 dat een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord een e krijgt. Die halve waarheid wordt pas veertig pagina's verder genuanceerd met ‘bijna altijd’. Maar ook als de fysieke afstand minder groot is, vind ik het ongelukkig dat bijvoorbeeld de geaccentueerde vormen van het persoonlijk voornaamwoord (jij, zij, wij) behandeld worden in les 3 en de niet-geacccentueerde in les 4, in die volgorde en met in les 4 de overigens discutabele opmerking dat in plaats van jij, zij, wij meestal je, ze, we wordt gebruikt. Het resultaat van die geforceerde en moeilijk hanteerbare scheiding is een rommelige onoverzichtelijke grammatica.
Deel 3 dat over spelling en leestekens zegt te gaan, doet daar nog een schepje bovenop, want de informatie over spelling beperkt zich uitsluitend tot de opsomming van een aantal onregelmatige meervoudsvormen van substantieven. Waarom staan niet alle spellingproblemen (een of twee vocalen; wel of geen medeklinkerverdubbeling e.d.) in dit deel of - wat ik logischer zou vinden - worden die onregelmatige meervouden van substantieven niet behandeld in les 6 waar de regelmatige ter sprake komen?
De auteur gebruikt voor de grammaticale termen en onderwerpen de Nederlandse benaming. Daar is niets op tegen. Maar het is wel jammer dat er achterin het boek geen lijstje staat met de Latijnse equivalenten.
Die grammaticale onderwerpen worden geïllustreerd met zinnen. Dat is uitstekend en werkt verhelderend. Voor datzelfde doel brengt de auteur ook ‘wel honderd’ idiomatische uitdrukkingen in stelling (Het paard achter de wagen spannen, Hij is met zijn neus in de boter gevallen). Die keuze oogt leuk maar ik vind ik hem toch wat minder geslaagd omdat dat moeilijk toegankelijke idioom vaak de didactische pregnantie mist die van een voorbeeldzin verwacht mag worden. Met als gevolg dat in het boek die voorbeeldzin (het idioom) op zijn beurt ook weer uitgelegd moet worden met behulp van een ‘normale’ zin of een tekening.
Op de linkerpagina van Klare taal! wordt uitleg gegeven over vorm en gebruik, op de pagina daarnaast worden bij die uitleg oefeningen gegeven. Heel veel oefeningen, nuttige oefeningen, vaak zinvol ondersteund door tekeningen. De oefeningen staan in het boek maar ook op een bijgevoegde cd-rom. Omdat
| |
| |
veel gebruikers, ook na uitleg van de grammatica, nog moeilijkheden zullen hebben met de grammaticale terminologie, zou na een opdracht (‘Zet de zinnen in de voltooide tijd’) er wat vaker een voorbeeldzin wenselijk zijn geweest. Na de behandeling van een aantal onderwerpen volgt er een toets, met achterin de goede antwoorden. Achterin staat ook een lijst van onregelmatige werkwoorden (imperfectum en participium), van werkwoorden met een vaste prepositie en van werkwoorden met een prefix. Het is jammer dat goed oefenmateriaal is opgehangen aan een onoverzichtelijke structuur. Een uitgebreid register zou dat leed hebben kunnen verzachten, maar zo'n register ontbreekt.
|
|