| |
| |
| |
P. de Kleijn
........... Zich vertrouwd maken met
Kroniek van het Nederlands voor anderstaligen
Het boek Onze wereld in 30 teksten (verder Onze wereld) is bedoeld voor leerlingen uit de laatste klas van de middelbare school of voor studenten hoger onderwijs. In Franstalig België, voeg ik daaraan toe, hoewel dat nergens staat maar uit alles blijkt. De teksten zijn niet-literair, authentiek en afkomstig uit Vlaamse en Nederlandse weekbladen of van Vlaamse en Nederlandse websites. Ze worden in de eerste plaats aangeboden om de docent het leven aangenamer te maken: hij of zij hoeft niet zelf te gaan zoeken. Ze hebben verder tot doel de leerling vertrouwd te maken met authentiek Nederlands materiaal. Wat dat ‘vertrouwd maken met’ precies betekent, blijft onduidelijk want meer informatie wordt er over de doelstelling niet gegeven. Gaat het om vergroting van de algemene taalvaardigheid? Of wil het boek de overgang vergemakkelijken naar het zelfstandig dat wil zeggen buiten de lessituatie lezen en raadplegen van Nederlandstalige teksten?
De gekozen teksten hebben, volgens de auteurs, zowel te maken met de directe belangstellingssfeer van de leerders als met de grote problemen van onze wereld aan het begin van het derde millennium. Ze gaan onder andere over internet, onderwijs, gentechnologie, DNA, water, gezondheid, euthanasie, de pil, pillen en doping, agressie en straatgeweld, drank, geld en jongeren, filosofie en religie. Een gevarieerd aanbod waarbij ‘de grote problemen’ meer aandacht krijgen dan die directe leefwereld van de leerders. Omdat de auteurs van Onze wereld zo weinig prijsgeven over hun doelstelling, is het moeilijk om te bepalen of de teksten naar onderwerp en naar inhoud aan hun doel beantwoorden. Desondanks een paar opmerkingen. De teksten zijn over het algemeen interessant maar moeilijk en lang (twee à drie pagina's); op twee kleine afbeeldingen na ontbreken tekeningen, plaatjes of foto's; de lay-out is monotoon en er wordt niet met kleuren gewerkt. Anders gezegd: Het is geen boek dat uitnodigt om er eens lekker tegenaan te gaan. Het zou, lijkt me, verkieslijker geweest zijn als men die drempel wat had verlaagd, niet alleen door een aantrekkelijkere vormgeving maar ook door de directe belangstellingssfeer van de leerders wat meer en de grote problemen wat minder nadruk te geven, door minder aandacht voor het cerebrale en wat meer voor het emotionele, en door van ‘onze wereld’ iets meer de vrolijke kant te belichten. Ja,
| |
| |
er is een tekst over bier, wijn en frisdranken, maar ook in die tekst staren je weer allerlei vreselijke ziekten aan.
Bij iedere tekst staan woordverklaringen, vragen en oefeningen. De woordverklaringen worden soms in het Nederlands, soms in het Frans gegeven. Bij moeilijk uit te spreken woorden staat een fonetische transcriptie en bij alle woorden wordt aangegeven op welke lettergreep, bij het spreken, het accent ligt. De vragen zijn van het type: ‘Wat zijn de kenmerken van een virtuele universiteit?’ of ‘In wat voor een situatie zou je je zelfbeheersing verliezen?’ De oefeningen zijn heel gevarieerd en betreffen de grammatica, de woordenschat, suggesties voor een rollenspel of een discussie en zoekopdrachten op internet. Dat ze gevarieerd zijn is prettig. Maar op de vraag: tot welk gemeenschappelijk uitgangspunt kan deze veelheid herleid worden, geeft de inleiding geen antwoord. Toch zou men dat graag willen weten, met name bij de grammaticale oefeningen. Bepalen of het de of het moet zijn, de juiste vorm van het adjectief invullen, substantieven in het meervoud zetten of de juiste woordvolgorde geven, zijn opdrachten die men tot het algemene basispakket van de taalverwerving kan rekenen. Maar als men bij diezelfde de- en het-oefening ook vraagt om aan te geven waarom het de of het is, vraagt men naar theoretische kennis. En dat gebeurt in verhevigde mate als zinnen uit de tekst geplaatst moeten worden in een schema met de kopjes: aanloop, eerste zinsplaats, persoonsvorm (=1e pool), middenstuk, werkwoordelijk element (=2e pool), laatste zinsplaats. Of als men van een tekst alle zinnen met ‘er’ bij elkaar moet zoeken en vervolgens de verschillende functies van ‘er’ moet benoemen. Die onzekerheid over welk type leerder in Onze wereld nou precies aan het werk wordt gezet, is er ook bij de vele vertaalopdrachten. Een pittige authentieke Nederlandse tekst in het Frans vertalen of een
stevige Franse in het Nederlands is een vaardigheid sui generis die, naar ik vrees, de doorsnee leerling van het laatste jaar middelbaar onderwijs of de doorsnee student hoger onderwijs maar gebrekkig beheerst. Maar misschien gaat het daar niet om en worden die vertaalopdrachten gegeven met het oog op het bovengenoemde ‘vertrouwd maken met’. Het is waar: Je wordt zelden nadrukkelijker met je neus op een tekst gedrukt dan wanneer je hem moet vertalen. Maar als dat de bedoeling is lijkt me de gekozen weg toch een omweg.
Er is bij het boek geen Sleutel waardoor het moeilijk bruikbaar is voor zelfstudie. Er zijn, behalve bij sommige vertaalteksten, ook nergens bronvermeldingen. Ik vind dat een gemis want het vormt een onderdeel van de authenticiteit van een tekst. Als men over wijn drinken leest: ‘Er zijn aanwijzingen dat zelfs acht consumpties per dag nog goed voor het hart zijn’, is het voor de appreciatie van deze mededeling niet onbelangrijk te weten of hij afkomstig is uit het Vakblad van wijnboeren of van cardiologen.
Onze wereld - dat moge duidelijk zijn - is bedoeld voor Franstaligen. Maar dat gegeven staat gebruik in andere taalgebieden niet echt in de weg. En bruikbaar is het boek zonder twijfel, door de aangeboden teksten en door de
| |
| |
vele interessante en gevarieerde oefeningen en opdrachten. Uit dat aanbod zal de docent, afhankelijk van zijn of haar doelgroep, dan wel een keuze moeten maken.
Hiligsmann, Philippe en Siegfried Theissen, Onze wereld in 30 teksten. Dertig actuele artikelen uit de Nederlandstalige periodieke pers. Woordverklaringen, vragen en oefeningen.
Brussel: De Boeck Université, 2001, 282 blz., isbn 2 8041 3709 0, €24,50.
Het omslag van de cursus Vakgesprekken doet sterk denken aan De anatomische les van Rembrandt waarbij de taak van doctor Tulp is overgenomen door technisch instructeur Harry, de belangstellend toekijkende mannen leerlingen uit het beroepsonderwijs zijn en het lijk wordt gevormd door een motorblok. Die leerlingen zijn buitenlanders voor wie het belangrijk is dat ze, eerst in de leersituatie en later in de praktijk, kunnen communiceren, niet over het voetballen maar over hun vak. Dat vak hoeft niet uitsluitend een technisch vak te zijn. De werkzaamheden kunnen ook liggen op het terrein van de verzorging, de detailhandel, de horeca en het ‘groen’. Vakgesprekken, dat uitgaat van een geringe kennis van het Nederlands, richt zich op mondelinge communicatie (productief en receptief), besteedt aandacht aan uitspraak en intonatie en aan de uitbreiding van zowel de algemene als van de vakgerichte woordenschat. De voorbeelden zijn, zoals de auteur zelf opmerkt, ‘huis, tuin en keuken’-voorbeelden die voor iedereen herkenbaar zijn (een lamp verwisselen, behangen, koken, klussen en opknappen enzovoort). En juist vanwege dat ‘huis, tuin en keuken’-karakter met de daarbij behorende frequente standaardformuleringen (Weet je wat dat is? Waar zit het knopje? Weet je hoe deze wekker werkt?) kan deze cursus mijns inziens ook heel goede diensten bewijzen aan de extramurale student die zich vertrouwd wil maken met het gewone dagelijkse leven in de Lage Landen of van plan is daaraan een bezoek te brengen.
De lessen hebben als titel: 1 Wat is dat? 2 Waar is dat van gemaakt? 3 Hoe ziet dat eruit? 4 Waar is dat? 5 Hoeveel? Hoe lang? enzovoort. Wat gaat er achter zo'n titel schuil? Als voorbeeld les 5 (Hoeveel? Hoe lang?). De cursist loopt met een collega door het praktijklokaal en vraagt naar de afmetingen, de maat en het gewicht van de dingen die hij daar ziet. Vervolgens luistert hij naar een cd waarop hij over dit onderwerp allerlei zinnetjes hoort (Hoe diep is het gat? Plusminus 2 centimeter. Hoeveel meter snoer is het? Bijna 2 meter). Deze zinnetjes moet hij daarna nazeggen, alleen of met zijn collega. De woorden uit deze oefening (de auteur noemt zo'n oefening een ‘doorspreker’) en de woordenschat in het Cursistenboek worden op verschillende manieren mondeling en schriftelijk geoefend. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van tekeningen. Bij afbeeldingen van een centimeter, een rolmaat, een liniaal, een thermometer enz. wordt gevraagd: Wat kun je hiermee meten? Bij afbeeldingen van een verspringer in een springbak, een dokter met een thermometer enz. wordt gevraagd: Wat wordt hier gemeten? Aan het begin, tijdens en aan het
| |
| |
einde van iedere les zijn er vragen aan de hand waarvan de cursist zijn eigen kennis en vorderingen kan evalueren (zelfbeoordeling).
Er zijn ook opdrachten voor ‘buiten de les’: Vraag in een meubelzaak naar de afmetingen van een kast. Die opdracht heeft bijvoorbeeld in het extramurale Hongarije, waar overigens uitstekende meubelmakers wonen, natuurlijk geen zin. Maar voor het overige biedt Vakgesprekken én door de aandacht voor prosodie en routineformules én door de behandelde woordenschat die, zonder specialistisch te zijn, een taalsegment vertegenwoordigt at in eenzijdig communicatief georiënteerde cursussen nogal eens ontbreekt, ook voor de extramurale docent heel mooi materiaal. Dat materiaal kan klassikaal of individueel geconsumeerd worden, waarbij ‘individueel’ niet wil zeggen ‘in je eentje’. Er moeten altijd gesprekspartners (docent of medecursist) aanwezig zijn voor het bespreken van opdrachten en het voeren van oefengesprekken.
Het tempo van deze cursus ligt nogal laag dus ik denk dat de extramurale docent wat grotere ‘stappen’ zal willen maken en een deel van de herhalingsoefeningen zal overslaan. Voorts zal het duidelijk zijn dat men voor zaken als eerste zinsplaats, middenstuk of ander grammaticaal trapezewerk elders moet zijn. Maar wie bij een algemene beginnerscursus een aanvulling zoekt die veel aandacht schenkt aan spreekvaardigheid en aan woordenschat, is hier aan het goede adres. Laat u niet afschrikken door dat motorblok.
Bolle, Tiba, Vakgesprekken. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff, 2001. Cursistenmateriaal (bestaande uit Cursistenboek, 175 blz., Doorspreekboek, 32 blz., en cd) isbn 90 01 13161 1, €31,54; Docentenhandleiding, 40 blz., isbn 90 01 13117 4, €15,88.
Buitenlanders die zich in Nederland willen vestigen, moeten een inburgeringsprogramma volgen. De hoofdmoot van dat programma is Nederlands leren. Daarnaast moet men ook weten hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit: maatschappij-oriëntatie heet dat. Voor die maatschappij-oriëntatie hebben Inge van Baalen en Wim Coumou een boek geschreven en daaraan de titel gegeven Denkend aan Holland, Marsmans mooiste, in 2000 door ‘de’ Nederlanders uitgeroepen tot het gedicht van de twintigste eeuw.
Van die rijen ondenkbaar ijle populieren en van die geweldige ruimte is in Werkboek en Tekstboek niet veel meer terug te vinden. Daarin gaat het over geld, winkelen, verkeer en vervoer, over wonen, werk en sociale zekerheid, over onderwijs, opvoeding, gezondheid, aids en zwangerschap, dus over al die aspecten die deel uitmaken van het dagelijks leven in een West-Europees land aan het begin van de 21e eeuw: Nederland. Voor wie in dat land is geboren en getogen, verloopt zo'n maatschappelijke initiatie geleidelijk. Voor wie hier wil inburgeren, verloopt ze abrupt. Ik probeer me voor te stellen hoe ik me zou voelen als ik, nieuwkomer in Noorwegen, me in korte tijd vertrouwd zou moeten maken met de Noorse equivalenten van al die personen, instellingen en organi- | |
| |
saties die achter in het Tekstboek als trefwoord zijn opgenomen. Ik zal ze hier niet noemen. Ik zal me beperken tot de eerste naam bij iedere letter van het alfabet. Adviesbureau voor Opleiding en beroep, Bank, Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting, Drogist, Eerste Kamer, Gas- en energiebedrijf, Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs, Inlichtingen telefoonnummers buitenland, Kamer van Koophandel, Meldpunt discriminatie, Omroepverenigingen, Parlement, Regering, Schoolgezondheidsdienst, Tandarts, Universiteit, Vakbond, Wetswinkel, Zelforganisatie. Ik koos Noorwegen. Maar voor veel buitenlanders is de culturele afstand veel en veel groter en zou ik - mutatis mutandis - moeten inburgeren in Thailand. ‘Denkend aan Thailand...’. Ik moet er niet aan denken.
Uit bovenstaande opsommingen is al duidelijk geworden dat Denkend aan Holland geen boek is dat met zevenmijlslaarzen door de Nederlandse samenleving stapt. Het graaft veel dieper dan bijvoorbeeld Thema's met toekomst (besproken in NEM XXXVIII, 1, 2000) en het geeft veel en vaak gedetailleerde informatie. Door helder taalgebruik, tekeningen en illustraties, door aan het begin van ieder hoofdstuk heel kort samen te vatten wat het hoofdstuk biedt en door aan het einde de kernwoorden en de behandelde instanties nog eens te noemen, proberen de auteurs deze materie inzichtelijk te maken. En natuurlijk ook door het Werkboek waarin bij alle thema's uit het Tekstboek opdrachten staan. Omdat er bij de inburgeraars veel verschil in vooropleiding is, hebben de auteurs gekozen voor opdrachten die gericht zijn op analfabeten en laagopgeleiden (zij krijgen klassikaal les) en opdrachten voor hogeropgeleiden (zij kunnen de cursus zelfstandig doorwerken). Om een indruk te geven van die opdrachten: Bij het thema Verkeer en vervoer wordt onder andere gevraagd op grond van eigen waarneming een beschrijving te geven van verkeersborden, verkeerssituaties en pictogrammen, te antwoorden op vragen als: Waaraan herken je een fietspad? Hoe oud moet je zijn als je op een brommer wil rijden? Waar kun je een strippenkaart kopen? Ook worden er bepaalde reissituaties beschreven waarna bijvoorbeeld gevraagd wordt of men in dat geval een enkele reis of een retour moet kopen en worden er zinnen aangeboden (Als je in Nederland brommer, auto of motor wilt rijden, is een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering (W.A.) verplicht) waarvan de cursist moet zeggen of het waar of niet waar is. Bij de opdrachten is een Sleutel.
Nogal wat informatie in Denkend aan Holland is gekoppeld aan de fysieke aanwezigheid in Nederland en daarom voor degenen die in het buitenland wonen niet direct relevant. Maar daarnaast bevat het boek ook veel materiaal dat te maken heeft met ‘kennis van land en volk’ in het algemeen en met dat materiaal kan men ook buiten de muren zijn voordeel doen, niet in de laatste plaats omdat het wordt aangeboden in een toegankelijk Nederlands en omdat er veel opdrachten bij zijn.
Het is bij dit soort boeken en cursussen onvermijdelijk dat sommige gegevens na verloop van tijd niet meer kloppen. Voor zover dit het Nederlandse geld
| |
| |
betreft, hebben de auteurs van Denkend aan Holland een vooruitziende blik gehad. Ze behandelen naast de gulden ook de euro. Ze behandelen ook de verjaardag en het daarbij gebruikelijke trakteren. Dat zal voorlopig wel nodig blijven. Anders krijg je dit. ‘Mijn zoon: Morgen moet ik mijn hele klas trakteren omdat ik jarig ben. Je moet dan voor alle kinderen iets te eten meenemen, dat doet iedereen hier. Dus ik bereid een hele maaltijd voor 22 kinderen. Mijn man haalt plastic bordjes bij de supermarkt en de volgende dag lopen we met de pannen naar school’ (Tekstboek, blz. 123).
Baalen, Inge van en Wim Coumou, Denkend aan Holland. Forum: 2000 (3e druk).
Docentenhandleiding, 128 blz., isbn 90 5714 036 5, €27,23.
Tekstboek Nederlands, 222 blz., isbn 90 5714 037 3, €13,61.
Werkboek Nederlands, 216 blz., isbn 90 5714 038 1, €11,34.
Het Tekstboek en het Werkboek bestaat ook in het Turks en het Arabisch.
Voor de volledigheid vermeld ik hier nog een andere cursus die gemaakt is om de inburgering in de Nederlandse samenleving te vergemakkelijken: EHBN (Eerste Hulp Bij Nederland), een multimediale methode maatschappij-oriëntatie voor nieuwkomers. De kern van dit programma is een cd-rom die beschikbaar is in het Nederlands, Engels, Frans, Turks en Arabisch. In dezelfde talen zijn er ook Cursistenwerkboeken. Ik beperk me hier tot een vermelding omdat deze cursus niet gewoon in de boekhandel verkrijgbaar is, maar door de uitgever rechtstreeks aan scholen wordt geleverd. Voor een basislicentie (tien werkplekken) betaalt men €3630,24.
Informatie over EHBN kan men krijgen bij Uitgeverij Malmberg, Postbus 317, 5201 AH Den Bosch, tel. 073-6288877 of op www.malmberg.nl.
|
|