Het Antwerpse Centrum voor Nederlandse Literatuurgeschiedenis (CNL)
P. Couttenier (Antwerpen)
Sinds 1996 bestaat aan de UFSIA-Universiteit Antwerpen het Centrum voor Nederlandse Literatuurgeschiedenis of CNL, dat onderzoek verricht en stimuleert op het gebied van de historische Nederlandse letterkunde. Dat een dergelijk centrum aan de Antwerpse universiteit werd opgericht is geen toeval. Antwerpen bezit een vrij jonge, maar toch opmerkelijke onderzoekstraditie in de literaire neerlandistiek, met het accent op een historische interesse. Kort na de oprichting van de UFSIA - nu één van drie campussen van de confederale UA, maar in 1965 een aparte universitaire instelling met kandidaatsopleiding Germaanse Filologie - werden voor de wetenschappelijke ondersteuning van het universitair onderwijs departementen en centra voor wetenschappelijk onderzoek geconcipieerd. Zo werden in het vakgebied taal- en letterkunde twee onderzoekscentra opgericht in het domein van de Nederlandse literatuurgeschiedenis: het Centrum voor Gezellestudie in 1966 en het Centrum voor Renaissance in 1972, resp. door R.F. Lissens en L. Rens. Dit initiatief sloot aan bij het werk van het Ruusbroecgenootschap dat sinds veel langer dan het bestaan van UFSIA werkzaam was op het gebied van de spiritualiteit en vroomheidsgeschiedenis, en dat zich nu ook toespitst op de editie en studie van de religieuze letterkunde van de Middeleeuwen, een domein dat momenteel met de verruiming van het studieobject van de medio-neerlandistiek volop in de belangstelling staat. De twee genoemde centra waren vooral opgevat als documentatie- en studiecentra die door het verzamelen van het relevante materiaal en door de verzekering van een min of meer vaste omkadering een fundamentele bijdrage wilden leveren aan het wetenschappelijk onderzoek op het gekozen domein. Hiervoor werd een gespecialiseerde bibliotheek en documentatie opgebouwd en er werd vooral aan vernieuwde bronnenstudie gedaan met het oog op betrouwbare bibliografieën, repertoria, editie en historisch-biografische studie. Resultaten
van die filologische voorstudie verschenen in eigen reeksen en mededelingen, waaraan ook specialisten van buiten het Centrum meewerkten. Wat de Gezellestudie aangaat, vooral het tijdschrift Gezelliana (1970-1986), de reeks Teksten en Studiën en de editie van het Verzameld dichtwerk (ed. J. Boets e.a., 1980-1991). Wat het renaissancedrama betreft, referentiewerken (door L. Rens, G. Van Eemeren en H. Meeus gepubliceerd tussen 1983 en 1994) op het gebied van het ernstige drama in de Nederlanden tussen 1600 en 1650: een repertorium en, in het verlengde daarvan, ontsluiting van het materiaal door inventaris en studie van de genres, structurele inhoudsopgaven en een motievenindex.
Vanwege het belang van dergelijke onderzoekscentra voor de studie van de Nederlandse historische letterkunde werden in 1996 de krachten gebundeld. Met de oprichting van het CNL werd het onderzoeksprogramma verbreed, zowel wat het domein betreft als de methode. Om het in principe beoogde