Neerlandica extra Muros. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse en Duitse stemmen over Margriet de Moor
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraag te beantwoorden heb ik de receptie van één auteur, Margriet de Moor, in beide taalgebieden vergeleken. De Moor, geboren in 1941, was een laatbloeister als schrijfster - ze debuteerde op haar zevenenveertigste - maar ze heeft een blitzcarrière gemaakt zowel in het Nederlandse als in het Duitse taalgebied. Daarover later meer, eerst de meer algemene invalshoek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herkenbaar of juist niet?In commentaren van auteurs, vertalers of critici die het succes van de Nederlandstalige of althans van de Nederlandse literatuur in vertaling trachten te verklaren, kan men compleet tegengestelde beweringen aantreffen. Volgens Ton Anbeek (1999) zijn die Nederlandse boeken geschikt voor vertaling, die zich afspelen in het buitenland, zodat de typisch Hollandse eigenaardigheden buiten de deur worden gehouden: geen gezeur over de Amsterdamse grachtengordel of over een protestantse jeugd in Maassluis, maar literatuur met de ramen open. Anbeek neemt daarmee een positie in die vergelijkbaar is met het adaptief vertalen op microniveau: je stapt als vertaler naar de lezer toe. Harry Mulisch en Cees Nooteboom zijn hiervan duidelijke voorbeelden. In recensies valt herhaaldelijk te lezen dat Mulisch zo succesvol is omdat hij boven de regionale en nationale ervaringen uitstijgt. Nooteboom valt volgens de Duitse criticus Dirk Schümer (1996) zo bijzonder in de smaak omdat hij vrij is van ‘elk vaderlands koloriet’. ‘Vanaf het moment dat er thema's worden besproken die niet direct in de Hollandse huiskamer spelen, is er een grote kans dat er belangstelling voor die literatuur ontstaat,’ stelt ook Carel ter Haar in Literatuur (1999). Toch lijkt ook de tegengestelde opvatting verdedigbaar. Zo kan je ervan uitgaan dat net romans die iets van de culturele eigenheid laten zien, hoog zullen scoren bij een buitenlands publiek. Een voorwaarde daarbij is natuurlijk dat de lezer al iets van de cultuur van het betreffende land afweet, zodat er herkennings-plezier optreedt. Carmiggelt is leuker voor iemand die al eens een Amsterdamse kroeg is binnengestapt. Deze positie is vergelijkbaar met die van het exotiserende vertalen op microniveau: je haalt de lezer naar de auteur toe en gaat ervan uit dat er ook gelezen wordt om te leren. In extreme gevallen kom je met deze tweede positie echter bij de pure couleur locale terecht, of bij een auteur als Voskuil, die dan weer onvertaalbaar is doordat zijn succes grotendeels steunt op een extreme herkenningswaarde.Ga naar eind(2) Sommigen lijken in deze kwestie nog een derde standpunt in te nemen en kijken naar de relevantie voor het Duitse publiek. Voor Dirk Schümer (1996) bijvoorbeeld is een roman ‘nooit aan de grenzen van zijn nationale eigenheid gebonden. Is een roman niet in staat die grenzen te overschrijden, dan is dat louter een kwestie van gebrek aan kwaliteit’. Schümer poneert zelfs als algemene stelling dat voor een Duitse lezer het exotische van de Nederlandstalige roman in eerste instantie gelegen is in een ‘ongeveinsde internationaliteit’ en een ‘vanzelfsprekend kosmopolitisme’. Ik vermoed echter dat hij daarbij heel sterk aan welbepaalde auteurs denkt, en wel precies aan Nooteboom en Mulisch. Hij specificeert namelijk in diezelfde bijdrage nog waar het interessante van dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
kosmopolitisme dan wel in ligt: deze auteurs schrijven namelijk over... Duitsland. Nederlanders - en daar hoort met een gastvrij gebaar ook Hugo Claus bij - schrijven uit een ander perspectief over de Duitse geschiedenis: ‘Een röntgenblik van buiten op je eigen innerlijk is voor Duitse lezers de grootste kans van de Nederlandse roman.’ Duitse lezers willen dus via de Nederlandse literatuur iets leren over Duitsland. Maar willen ze ook wat leren over Nederland? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Moors publicaties in Nederland en DuitslandIn een groot stuk in het Deutsches Allgemeines Sonntagsblatt ten tijde van de Frankfurter Buchmesse '93 schreef Hans-Jürgen Bulkowski: ‘Die Niederländer sind in ihrer Lektüre vorwiegend psychologisch orientiert. [...] Sie erwarten von ihrer Literatur weniger die Auseinandersetzung oder das sprachliche Wagnis, sonder gut gemachte, sachlich fundierte Erzählung, in der beschreibende und unterhaltsame Elemente nie fehlen’ (Bulkowski 1993). Het gevolg van deze duidelijke smaak is, aldus Bulkowski, dat auteurs die deze verwachtingen inlossen, groot succes kunnen boeken. Het werk van Margriet de Moor wordt na deze uitspraken als een typevoorbeeld van de zonet opgesomde karakteristieken gepresenteerd. Van De Moor waren op dat moment twee titels in het Duits vertaald: een roman en een verhalenbundel. Margriet de Moor debuteerde in 1988 met de verhalenbundel Op de rug gezien. Ze werd samen met een andere debutante, de Vlaamse Brigitte Raskin,Ga naar eind(3) genomineerd voor de AKO-literatuurprijs, zodat ze meteen sterk in de kijker liep. Er werd in de kritiek wel wat minachtend gedaan over het ‘AKO-circus’ of de ‘akoïsering van de literatuur’, maar de aandacht voor De Moor was niet gering en doorgaans positief van aard. Het jaar daarop verscheen Dubbelportret, een bundel met drie novellen, en in 1991 kwam haar eerste roman Eerst grijs, dan wit, dan blauw uit. Ook dat boek kreeg in de Nederlandse pers lovende kritieken en De Moor sleepte er de AKO-literatuurprijs mee in de wacht. In 1993 verschenen de eerste Duitse vertalingen: Rückenansicht en Erst grau dann weiß dann blau. In 1993 verscheen in Nederland ook De Moors tweede roman, De virtuoos. De Duitse vertaling volgde het jaar daarop. Eind 1996 verscheen dan haar derde roman, Hertog van Egypte, en die kwam in 1997 in een Duitse vertaling uit. Haar recentste boek met de onvertaalbare titel Zee-Binnen werd in het najaar van 1999 uitgebracht. De vertaling ervan, Die Verabredung, verscheen in het voorjaar 2000. Naarmate De Moor in Duitsland bekendheid verwerft, volgen de vertalingen de originele uitgaven dus sneller op. En bekendheid heeft ze intussen. Die Verabredung werd voorgesteld in het Literarisches Quartett, het werd in Die Welt tot boek van de week gekozen en Hanser adverteerde paginahoog in de kranten. De Moor is gearriveerd, ook in Duitsland. De weg van een succesvolle debutante tot een gerenommeerd en goedverkopend auteur is dus zowel in de Nederlandse als in de Duitse (resp. Vlaamse en Oostenrijkse of Zwitserse) pers te volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De receptie van een debutanteDe Moors debuutbundel Op de rug gezien (1988) is, zoals dat voor een eersteling te verwachten valt, niet overal meteen na verschijning besproken; ‘op een verkeerd stapeltje terechtgekomen,’ luiden sommige excuses achteraf (Hans Warren). Bij de tweede of zelfs derde druk, wanneer de nomineringen voor de AKO-literatuurprijs zijn bekendgemaakt, voert een aantal besprekers een inhaalmanoeuvre uit. Over het algemeen zijn de Nederlandse critici wel te vinden voor De Moors suggestieve verteltrant, de luchtige toon en de verborgen fantasiewereld. Over de technische kant lopen de meningen wat uiteen. De verschuivingen met het perspectief en de breuken in de chronologie sorteren voor de enen een verrassingseffect (bijv. Wim Vogel), voor de anderen zijn het al te opvallende kunstgrepen en bemoeilijken ze onnodig de lectuur (bijv. Janet Luis). Bert Kuipers vindt zelfs dat de collagetechniek de verhalen onleesbaar maakt. Naar gelang van de beoordeling van de compositietechniek wisselt ook de voorkeur van de recensent voor de diverse verhalen. Maar over het algemeen zijn de verwachtingen hoog gespannen voor een volgend boek. Alleen hier en daar laat iemand een voorzichtige waarschuwing horen: de verhalen hebben alle ingrediënten van kitsch in zich, maar de auteur ontsnapt daar toch aan, oordeelt Anthony Mertens. Wanneer een jaar later Dubbelportret verschijnt, klinkt de kritiek nog lovender. De twijfelaars, zoals Kuipers, zijn bijgedraaid. De Moors tweede boek lijkt haar kwaliteiten te bevestigen, ze geeft blijk van intelligentie en taalbeheersing, kortom: haar nominatie voor de AKO-prijs was verdiend, zo luidt de teneur van de kritiek. Ook hier valt enige toegeeflijkheid op: De Moor durft wel eens over de rand van het ‘te veel en te mooi’ gaan, vindt Diny Schouten (Vrij Nederland), maar zij neemt haar dat niet kwalijk: ‘Het is ermee als wat Tolstoi met de Kreutzersonate vermocht: een teveel aan sentiment waar je toch heel tevreden over kunt zijn.’ De kritische stemmen zijn duidelijk in de minderheid. Des te opvallender klinkt daardoor de oproep van Arnold Heumakers in de Volkskrant. Naast alle erkenning voor haar talent en haar ambachtelijk kunnen moet De Moor nu eens een eigen gezicht tonen, vindt hij. De thematiek van de verhalen en novellen is steeds dezelfde gebleven. Maar twee jaar later is ook Heumakers bijgedraaid: met Eerst grijs, dan wit, dan blauw leverde De Moor haar meesterproef, oordeelt hij dan (de Volkskrant, 22.11.1991). Eerst grijs, dan wit, dan blauw bestaat uit vier delen, die steeds het gezichtspunt van een ander personage kiezen. Het hoofdpersonage is Magda, getrouwd met een metaalfabrikant, Robert. In de openingsscène van het boek heeft hij haar met messteken om het leven gebracht. Magda was de dochter van een Tsjechische vader en een Duitse moeder, met wie ze na de oorlog naar Canada trok. Daar leerde ze Robert kennen en later keerde ze met hem naar Europa terug. De aanleiding tot het hele drama was dat Magda plots zonder enige verklaring voor twee jaar verdween en na haar even plotse terugkeer zonder een woord uitleg haar vroegere leven hervatte. In het derde hoofdstuk krijgt de lezer te horen waar haar escapade heenleidde: naar de Cevennes, Canada, Berlijn en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tsjecho-Slowakije. Magda wou in het reine komen met haar verleden en tegelijk ontsnappen aan haar bezitterige echtgenoot. De Duitse vertaling van dit werk verscheen samen met die van De Moors debuut in 1993. In een aantal Duitse recensies werden de boeken samen besproken, haast steeds na een inleiding over de rijke oogst van de Frankfurter Buchmesse. Een ander opvallend element is dat in deze recensies steevast werd verwezen naar het wapenfeit van de AKO-prijs (dat blijft trouwens ook in latere besprekingen van ander werk van De Moor het geval) en naar de hoge verkoopcijfers in Nederland: 120.000 exemplaren van haar roman gingen over de toonbank.Ga naar eind(4) Ook bij andere auteurs die voor het eerst vertaald worden, is dit een terugkerend fenomeen.Ga naar eind(5) Dit is een belangrijke extraliteraire factor, die de auteurs in het Duitse taalgebied van meet af aan een andere institutionele positie geeft dan bij hun debuut in het eigen taalgebied. In vergelijking met de Nederlandse critici, die geen houvast hadden om het debuut te beoordelen,Ga naar eind(6) zijn de verwachtingen in Duitsland bijgevolg meteen hooggespannen. Ik zie daarin ook een verklaring waarom de ontvangst van Erst grau dann weiß dann blau in de Duitse kritiek gemengder en kritischer verloopt. In de Nederlandse recensies wordt naast de loftuitingen over de muzikaliteit van de taal en de ambachtelijke stijl hier en daar een voorzichtige bedenking geuit bij de verwarring die de perspectiefwisselingen teweeg kunnen brengen. Over het algemeen worden ze functioneel geacht en ziet men er een bij uitstek geschikte vorm in om de relativiteit van de visies gestalte te geven. Wie bezwaren heeft, stelt zich heel tolerant op, zoals Robert Anker: ‘Verder kun je je ergeren aan de opvallend moedwillige perspectiefwisselingen, waardoor het verhaal van de ene op de andere zin overgaat van, bijvoorbeeld, de ik-vorm naar de derde persoon, maar eerlijk gezegd heeft het mij nauwelijks gestoord.’ Ook in verscheidene Duitse recensies wordt bezwaar gemaakt tegen de perspectiefwisselingen: sommigen vinden het een starre, te gekunstelde constructie.Ga naar eind(7) Hierbij duiken echter opvallend regelmatig ook bezwaren op tegen het clichématige van het verhaal (Frankfurter Rundschau), het gebrek aan originaliteit (Juni) en de voorspelbaarheid (Frankfurter Allgemeine Zeitung). De roman zou aan bloedarmoede lijden en bedreigd worden door sentimentaliteit, routine (Rheinischer Merkur) en ‘Emanzipationskitsch’ (Neue Zürcher Zeitung). In de Frankfurter Rundschau luidt het oordeel zelfs ronduit negatief: ‘Worte, viel zu viele, viel zu viele abgegriffene Worte in einem Text, der doch das Recht auf das Schweigen verteidigt.’ Naast een globaal genomen negatievere beoordeling in Duitsland vallen nog een paar andere verschilpunten tussen de Nederlandse en Duitse receptie op. Eerst een puur inhoudelijk element. Wanneer Magda de reis naar haar verleden maakt, komt de lezer te weten dat haar joodse vader werd gedeporteerd en dat zij als kind voor de Gestapo de deur heeft opengemaakt. In geen enkele van de Nederlandse recensies die ik heb gelezen, wordt de rol van Magda in dit gebeuren aangegeven. Rob Anker somt gedetailleerd alle plaatsen op die Magda bezoekt, maar vermeldt de deportatie van de vader niet. Bij Peeters kom je wel te weten dat de vader door de nazi's werd verraden en gearresteerd, maar over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schuldgevoel wordt niet gerept.Ga naar eind(8) In de meeste Duitse recensies daarentegen, althans in degene die deze passage inhoudelijk voorstellen, komt het feit dat Magda voor de Gestapo de deur opende, uitdrukkelijk ter sprake omdat het met schuld wordt opgeladen. Voor de recensent van Juni is deze episode nu net zo belangrijk omdat de verwijzing naar een geheime schuld de roman een extra dimensie geeft en doet uitrijzen boven een verhaal over doorsnee relatieproblemen. Een tweede aspect van de Duitse recensies dat in de Nederlandse context nagenoeg ontbreekt, is de classificering van De Moor als vrouwenauteur of schrijfster van vrouwenromans. De interviewster van de Berliner Zeitung stelde haar de vraag of zij haar werk als vrouwenliteratuur zou bestempelen. ‘Alweer die vraag!’ roept De Moor verontwaardigd uit. In Holland spreekt niemand daarover, maar in Duitsland vraagt iedereen mij of ik vrouwenliteratuur schrijf: ‘Ich schreibe Bücher!’ Voor welbepaalde Duitse recensenten blijken schrijvers en schrijfsters, lezers en lezeressen toch wat anders te zijn. Een commentaar uit de Neue Zürcher Zeitung: ‘Ihr erster Roman mit dem farbenfrohen Titel und dem emanzipationsverdächtigen Design ist im Land der dollen Minnas ein Bestseller geworden: Erst grau dann weiß dan blau hat auch hierzulande gute Chancen, vor allem Leserinnen herzen zu erobern.’ [originele curs.] Toch neemt de recensente later wat gas terug en meent ze dat men De Moor onrecht aan zou doen, ‘wenn man sie in die Nachbarschaft eines literarischen Gartenlaubfeminismus mit nordländischen “Märchenprinzen” rücken wollte - selbst wenn sich ein gewisser Hang zu tiefschürfenden Einsichten und sentimentalen Binsenweisheiten mitunter nicht verleugnen lässt.’ Ook elders duikt het woord Frauenroman op, als een puur kwalitatieve typering (Frankfurter Allgemeine Zeitung). Wanneer De Moor daarentegen in Nederland in een groep van vrouwelijke schrijfsters wordt ingelijfd en namen opduiken als Hermine de Graaf, Vonne van der Meer of Nicolette Smabers, wordt daarmee een literatuur aangegeven die van de spanning tussen werkelijkheid en verbeelding haar hoofdthema maakt, met figuren die hun innerlijke werkelijkheid niet meer in overeenstemming met de buitenwereld weten te brengen (De Volkskrant, 17.06.1988). Terwijl in Duitsland de eerste vertalingen worden gelezen, in 1993, verschijnt in Nederland De Moors tweede roman, De virtuoos. De Moor lijkt de aansporingen om een nieuw thema te zoeken ter harte te hebben genomen. Dit keer speelt het verhaal in het achttiende-eeuwse Napels. Het gaat over een amour fou tussen een jonge aristocratische vrouw, Carlotta, en een castraatzanger. De Nederlandse kritiek is enthousiast: sprankelend, subliem, virtuoos geschreven, De Moor laat de breedte van haar kunnen zien. Verscheidene reacties hebben het ook over een wending: van een ingetogen, dramatische toon naar het exuberante en frivole. ‘Net als de fratsen en frivoliteiten die de verhaalde gebeurtenissen kleuren, munt De virtuoos uit door een schuimende en sprankelende lichtheid die in de Nederlandse literatuur zeldzaam is,’ jubelt Jaap Goedegebuure in De Tijd. Slechts twee van de elf recensenten die ik heb gelezen, bederven de feestvreugde. Anthony Mertens geeft zijn bespreking in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Groene Amsterdammer al veelzeggend als kop: ‘Patetico’. Slijtage in de beschrijvingen, een verwrongen compositie die leesstoornissen veroorzaakt, een wat al te uitbundige toonzetting, concludeert hij haast met spijt en hij betuigt zijn voorkeur voor De Moors eerste roman. Hans Warren windt er minder doekjes om: het verhaal komt nergens helemaal tot leven, het is te luchtig, te oppervlakkig, niet meer dan een ondeugend divertimento, aldus zijn verdict. Een jaar later kreeg Der Virtuose in Duitsland veel aandacht. In het begin van 1995 waren dan ook al bijna 40.000 exemplaren verkocht. Het valt op dat Margriet de Moor bij het verschijnen van haar derde boek in Duitsland een duidelijk auteursprofiel heeft. Nagenoeg elke recensie vangt aan met een vermelding van of verwijzing naar eerder vertaald werk van haar. De reacties zijn echter weer gemengder: acht besprekingen uit mijn corpus klinken positief tot jubelend, vijf ronduit negatief. Opvallend is dat er veel minder geschipperd wordt dan in de Nederlandse kritiek. Een zwak punt voorzichtig vermelden en dat dan weer terugnemen in de aard van: ‘Met wat slechte wil zou je haar van estheticisme kunnen beschuldigen’Ga naar eind(9), vind je hier niet. Wie voor is, is voor en bewondert de compositie, de technische virtuositeit, de muzikaliteit van de taal enz., de pluspunten die ook in Nederland vermeld werden. Wie tegen is ergert zich aan de bombast, het maniërisme, de gekunsteldheid, eveneens dezelfde kritiekpunten. Maar er zijn ook verschillen. De Nederlandse critici beperken zich veel meer tot een weergave van het verhaal en in de positieve besprekingen tot een empathische beoordeling in de zin van: ‘Alleen in het lezen kan je dit ondergaan,’ of ‘mij schieten als criticus woorden te kort’. In de Duitse recensies wordt over het algemeen dieper gegraven, er wordt een poëtologische dimensie blootgelegd, de functionaliteit van de perspectieven en de opzet worden gewikt en gewogen. Dit is trouwens een verschil dat ook in de recensies van de eerste roman opviel. Naast de eerder vermelde gebreken zijn er in de Duitse kritieken nog twee extra redenen tot ergernis. Voor enkelen komt er te veel seks in het boek voor en dat wordt heel gevarieerd aangeklaagd: de historisch-erotische rekwisietenkamer is doel op zich (Stuttgarter Zeitung) of het woord seks is een ‘eigenartig unzugehöriges und erst später gebräuchliches Wort’, dat irriteert in het achttiende-eeuwse verhaal (Freitag). Iemand heeft in het boek zelfs een ‘pornographische Turnstunde’ ontdekt (Die Welt). Von Bormann (Neue Zürcher Zeitung) noemt die vrijmoedigheid trouwens typisch Nederlands en beoordeelt haar positief. Hij leest het boek als een hommage aan de jaren zeventig. ‘Die waren z.B. in Amsterdam beinahe so reich und verrückt, wie de Moor es für Neapel am Ausgang des 17. Jahrhunderts beschreibt. Auch die Offenheit der Lebensformen (daß Freundschaft und Sex sehr gut zusammenpassen) gehörte zu jener Zeit.’ Daarnaast wordt het romanthema ook nog om een andere reden veroordeeld. Die Welt heeft bezwaar tegen de combinatie van muziek en liefde, want het is dé succesformule voor een bestseller: ‘kulinarisch-sinnlich-intellektuell-erotische Prosa für gehobene Stände mit geringen Ansprüchen’, een puik staaltje van marketing, vindt de recensent. En voor wie het nog niet had begrepen: ‘Eine Billigdroge, geklont in Holland?’ Ook Die Zeit vindt De Moor te modieus, te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
mainstream, dit keer door de keuze van het genre, een historische roman en dan nog over een castraat, net als in Helmut Kraussers Melodieen. Maar uiteindelijk blijkt niet zozeer het genre de recensent te storen, maar de koketterie: de roman wordt ‘ein Konfektschachtel voll klugen Sprach- und Sinnenrausches’ genoemd. Bij al deze aandacht die naar Der Virtuose ging, mag niet worden vergeten dat De Moor in die periode ook voor tal van lezingen en interviews in Duitsland rondtoerde en in München gastcolleges gaf. Ik vraag me zelfs af of het feit dat ze in die interviews zeer sterk de technische kant van haar werk en de ambachtelijkheid ervan benadrukte, sommige reacties niet mee heeft gestuurd. Margriet de Moor mag dan als auteur bekend geraakt zijn - een ‘star’ lees je zelfs ergens - de context van de Nederlandse literatuur valt niet waar te nemen. Mij viel op dat namen als Hermine de Graaf, die ook in het Duits werd vertaald, of Kristien Hemmerechts, die ook over verborgen levens schrijft, nooit in combinatie met De Moor opduiken. Wel wordt ze her en der in verband gebracht met Duitse namen en met buitenlandse literatuur. Wallmann gaat in zijn enthousiasme zelfs zo ver dat hij Der Virtuose vergelijkt met García Márquez' Over de liefde en andere duivelsGa naar eind(10), dat ook in de achttiende eeuw speelt en over een onmogelijke amour fou handelt. Men kan het wat te veel eer vinden, maar het gaat om het principe. De vertaalde auteur wordt in het referentiesysteem van de doeltaal ingepast. Over de laatste twee boeken kan ik korter zijn. Hertog van Egypte (1996) kreeg in beide taalgebieden flink wat negatieve recensies. De bezwaren en loftuitingen lopen inhoudelijk grotendeels parallel. Opvallend is dat een Duitse recensent (Zeitschrift für Literatur) zich stoorde aan het feit dat De Moor het historische gegeven van dit boek (het gaat onder meer om historische gruweldaden tegen zigeuners) behandeld heeft in een verhaal dat historie en fictie combineert. Het onderwerp verdraagt volgens hem zoiets niet. In de eerste reacties op De Moors recentste roman Zee-Binnen (1999) en Die Verabredung (2000) lijken de gekende posities zich af te tekenen. Voor- en tegenstanders profileren zich sterker. Voorstanders vinden de complexe constructie van De Moor fascinerend en bewonderen de lichtheid, het poëtische karakter en de muzikaliteit van haar stijl; tegenstanders vinden de constructie gezocht of versleten, storen zich aan de banaliteit, kitscherigheid en clichés. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele voorlopige conclusies
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1975 liet W.F. Hermans in Onder professoren nog een van zijn personages beweren dat Nederlandse auteurs elders niet beroemd worden, ‘omdat ze altijd de buitenlandse boekenmarkt als een onbekende betreden’.Ga naar eind(11) Het lijkt mij interessant om ook bij andere auteurs dan De Moor te onderzoeken, niet óf ze ‘als een onbekende’ de Duitse boekenmarkt betreden, maar hoé ze dat doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebruikte recensies van werk van Margriet de Moor
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|