| |
| |
| |
Belgische uitwassen
Kroniek Cultuur en Maatschappij
Guy Janssens (Liège)
In België is een jaar geleden de doos van Pandora opengegaan. Sindsdien leeft het land op het ritme van een lange reeks onthullingen over allerlei schandalen. De media, de politieke agenda en het sociale leven worden erdoor beheerst. De bevolking heeft er het vertrouwen in haar instellingen door verloren. Het toekomstbeeld van de Belgen wordt erdoor versomberd. Deze kroniek gaat dan ook volledig over de diepe maatschappijcrisis die België momenteel doormaakt.
| |
Een beeld van het ziekteproces
De crisis is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Vanaf de jaren '80 al is er geleidelijk een steeds groter wordende malaise ontstaan en de tijdbom is pas in 1996 gebarsten. Voor een goed begrip van de ziekte volgt hier eerst een chronologisch overzicht van de belangrijkste trauma's, die niet alleen te maken hebben met gesjoemel van politici en met een slecht functioneren van politie en justitie, maar ook met sociaal-economische omstandigheden.
In de jaren '80 treffen de opeenvolgende Belgische regeringen de eerste echte bezuinigingsmaatregelen om het chronische begrotingstekort te beperken. Sommige uitgaven in de sociale sector worden verlaagd, de belastingdruk wordt verhoogd en er komt loonmatiging. Toch blijft de staatsschuld stijgen. Veel bedrijven gaan dicht, verouderde industrieën worden geherstructureerd: tienduizenden arbeiders verliezen hun baan. De werkloosheid neemt met sprongen toe. Er groeit onzekerheid over de dag van morgen. ‘Cocooning’ doet zijn intrede: de mensen zoeken geborgenheid en zekerheid in hun gezin. Tussen 1982 en 1985 veroorzaakt de zogenoemde Bende van Nijvel met een reeks bloedige overvallen op grote, drukbezochte warenhuizen een ware angstpsychose onder de bevolking. De bende maakt daarbij weinig buit maar vermoordt in totaal 28 omstanders, onder wie verschillende kinderen. Politie en justitie slagen er maar niet in de daders te pakken te krijgen of te ontdekken. Een parlementaire onderzoekscommissie brengt geen duidelijk antwoord op de vraag naar het waarom van dit falen. Het vermoeden ontstaat dat ‘rechtse’ politici, magistraten en politiemensen op de een of andere manier bij de zaak betrokken zijn. Het resultaat van dit alles is dat er in de jaren '80 bij de Belgische bevolking een gevoel van economische onzekerheid en van fysieke onveiligheid groeit, waarvoor noch de politici, noch politie en justitie enig soelaas kunnen bieden.
Hoewel de regering had gezegd dat ‘het einde van de donkere tunnel in zicht was’, brengen de jaren '90 geen verbetering, integendeel. Het aantal faillissementen, bedrijfssluitingen en herstructureringen neemt niet af maar eerder toe, en daar komt nog een nieuw kwalijk fenomeen bij: dat van de
| |
| |
verhuizing van bedrijven naar lagelonenlanden. De werkloosheidscijfers bereiken recordhoogten (in een OESO-rapport uit 1997 wordt de reële werkloosheid in België op 25% geschat). De regering neemt nieuwe, veel strengere besparingsmaatregelen om de Maastrichtnormen voor toetreding tot de Economische en Monetaire Unie te halen. Deze maatregelen komen hard aan bij de bevolking. De verarming van de minderbedeelden neemt in de grote steden zichtbaar toe. Het banditisme (met onder meer moorddadige overvallen op geldtransporten) en de straatcriminaliteit worden steeds brutaler. Het gevoel van onveiligheid en de onvrede met het regeringsbeleid nemen scherpe vormen aan. Ten gevolge van het bekende zondebokeffect neemt het racisme duidelijk toe. Extreemrechts maakt van dit alles handig gebruik om - vooral in Vlaanderen - het stemmenaantal aanzienlijk op te drijven.
Alsof de ellende nog niet groot genoeg was, volgt in de jaren '90 ook een zondvloed van schandalen waarbij politici, magistraten en politiemensen betrokken zijn. Alles begint in 1991 met de moord in Luik op oud-minister André Cools, een van de belangrijkste socialistische politici in Wallonië. De eerste maanden wordt nauwelijks vooruitgang geboekt in het onderzoek, maar dan raakt de zaak in een stroomversnelling met de ontdekking van een aandelenzwendel op het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken van het Waalse Gewest. Onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte van het kleine Ardense stadje Neufchâteau vermoedt dat daar het motief te vinden is voor de moord op de staatsman. Hij vindt nieuwe getuigen en arresteert zelfs enkele verdachten. Maar het onderzoek wordt hem door het Hof van Cassatie (het hoogste rechterlijk college in België) afgenomen en het moorddossier wordt overgedragen aan de speciale onderzoekscel-Cools in Luik. Meteen ligt een diepe tweespalt binnen de magistratuur bloot. De verdachten worden vrijgelaten. Het Luikse gerecht boekt jarenlang weinig of geen vooruitgang in de moordzaak maar spit wel het ene politiek-financiële schandaal na het andere op: een miljardenfraude bij een grote verzekeringsmaatschappij, een smeergeldaffaire bij de overheidsbestelling van Italiaanse Agusta-gevechtshelikopters (waarmee menige partijrekening werd gespijsd) en een vergelijkbare commissiegeldenaffaire bij een grote overheidsopdracht voor het Franse Dassault. Vooral leden van de Parti Socialiste komen hierbij in opspraak. Deze schandalen, samen met de ontdekking van nog tientallen andere duistere affaires waarbij politici betrokken zijn, hebben ertoe bijgedragen dat de bevolking in de loop van de jaren '90 het geloof in de eerlijkheid van het politieke bedrijf - dat in België al niet erg groot was - volledig verliest.
In augustus 1996 arresteert onderzoeksrechter Connerotte - alweer hij -Marc Dutroux, een in 1989 wegens ontvoering en verkrachting van minderjarigen veroordeelde crimineel, die in 1992 echter vervroegd was vrijgelaten. Twee meisjes die als vermist waren opgegeven, worden uit een tot cel omgebouwde kelder bevrijd. De volgende dagen blijkt dat Dutroux ook de verdwijning en de dood van minstens vier andere meisjes, die al een jaar spoorloos waren, op zijn geweten heeft. De media storten zich in een zelden vertoonde concurrentieslag. De begrafenissen van de meisjes groeien uit tot aangrijpende demonstraties van
| |
| |
de rouw waarin een heel volk is ondergedompeld. Dat collectieve verdriet verandert in woede als uitlekt dat het onderzoek naar de vermiste meisjes - hoewel het gevoerd was door belangrijke politiediensten en gewichtige gerechtelijke instanties - een opeenstapeling van slordigheden, nalatigheden en communicatiestoornissen bevat en dat de kinderen nog voor het te laat was, ontdekt hadden kunnen worden. Alleen ‘le petit juge’ Connerotte was erin geslaagd Dutroux te arresteren. De verontwaardiging van het volk stijgt ten top als het Hof van Cassatie het onderzoek naar de zaak-Dutroux aan rechter Connerotte onttrekt, omdat zijn aanwezigheid op een spaghettidineetje voor de twee geredde meisjes een schijn van partijdigheid wekt. Door die beslissing wordt de onderzoeksrechter ineens een strijder tegen al het onrecht dat zich in de loop der jaren in de harten en geesten van veel mensen heeft opgestapeld. De strikte interpretatie naar de letter van de wet door het Hof van Cassatie, bovenop de schokkende kindermoorden en de geruchten als zouden ‘hooggeplaatsten’ bij de zaak betrokken zijn, doen de bom barsten. Arbeiders leggen prompt de band van fabrieken stil, bussen van het openbaar vervoer bezetten kruispunten, scholieren gooien ruiten in van gerechtsgebouwen zonder dat iemand ze maar een strobreed in de weg durft te leggen. Op zondag 20 oktober stappen 300.000 mensen (een naoorlogs record in België) indrukwekkend waardig in een Witte Mars door Brussel: voor Connerotte, tegen het onrecht. De bevolking wil dat de zaken veranderen. Ook het ongenoegen over bijna 15 jaar pijnlijk bezuinigen en herstructureren, werkloosheid, verarming, vaak slordig en ongeïnspireerd beleid heeft een grens bereikt. De politici weten in eerste instantie niet goed hoe ze moeten reageren. De minister van Justitie erkent dat het gerecht gefaald heeft. De Premier geeft toe dat de regering haar aandacht te exclusief op het budgettaire probleem
heeft gericht. Hij belooft dat de affaire-Dutroux ‘tot op het bot’ zal worden uitgezocht en dat er zo nodig sancties en hervormingen zullen volgen. Verschillende partijbesturen stellen een ‘nieuwe politieke cultuur’ in het vooruitzicht. Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld die de precieze oorzaken van het in gebreke blijven van het gerecht moet nagaan. Alles komt nu aan de oppervlakte: de vaak lakse houding van politie en justitie bij het speuren naar verdwenen kinderen, de incompetentie van sommige magistraten, de verlammende oorlog tussen verschillende politiediensten, de onverschilligheid van politici die jarenlang justitie hebben verwaarloosd en de dubbelzinnigheid van bepaalde media. De onderzoekscommissie schrijft een streng rapport waarin zowel individuele fouten als structurele tekortkomingen worden aangewezen. Om voorgoed een einde te maken aan de politieoorlog, stelt de parlementaire commissie voor alle politiediensten in één korps onder te brengen. Tevens wil ze dat het gerechtelijk apparaat gerevitaliseerd wordt. Het parlement keurt het rapport unaniem goed. De regering verklaart rekening te willen houden met de aanbevelingen van de commissie. Uit een onderzoek van het enquêtebureau Dimarso blijkt dat 80% van de bevolking vindt dat de commissie-Dutroux goed tot uitstekend werk heeft geleverd maar dat het vertrouwen in het politieke bedrijf daarmee niet hersteld is. De Belgen hebben daarvoor eerst daadwerkelijke veranderingen en feitelijke
| |
| |
| |
Een buitenkans voor uitgevers
Uitgevers profileren zich graag met actualiteitsboeken over maatschappelijk relevante thema's. De recente evenementen in België leveren daar natuurlijk stof te over voor. Er wordt op dit moment echter zo'n groot aantal boeken over de diverse schandalen aangeboden, dat men zich kan afvragen of die overvloed niet zal leiden tot een sterke afname van de lezersbelangstelling.
Het eerste boek over de affaire Dutroux was Meisjes verdwijnen niet zo maar (Kosmos/Z & K, 1996), van Het Volk-journalist Fred Vandenbussche. Veel nieuws heeft dit haastig bij elkaar geschreven, nauwelijks geredigeerde en nu al gedateerde werkje echter niet te melden. Van de BRTN-journalisten Mark Morren en Mike De Mulder verscheen begin 1997 De affaire Dutroux. Van verdwenen meisjes tot de Witte Mars (bij de Standaard Uitgeverij, in de reeks Actueel). Het geeft goed geordend feitenmateriaal maar is ondertussen eveneens verouderd. Wat breder van opzet is Witte stippen. De kindermoorden in België van Het Nieuwsblad-journaliste Anne De Graaf (Icarus, 1997). Ook dit boek levert eigenlijk alleen maar een relaas van gebeurtenissen. Een nog ruimer kader biedt Kleine martelaars. Een historisch document over misbruikte kinderen, kindermishandeling, incest en prostitutie van Carine Steverlynck (Kritak/Manteau, 1997). Het is een historische benadering van het fenomeen kindermishandeling, vanaf het te vondeling leggen via pedoseksueel misbruik tot kindermoord, in de periode 1850 tot nu. Dit geschiedkundig werk biedt een referentiekader waarbinnen een misdadiger zoals Dutroux nauwkeuriger gesitueerd kan worden. Toch komt ook dit boek waarschijnlijk wat te vroeg: het echt goede werk over de affaire Dutroux kan pas over enkele jaren worden geschreven, als de zaak (hopelijk) helemaal opgehelderd is.
Enkele uitgeverijen hebben boeken op de markt gebracht van of over acteurs in het drama Dutroux. Paul Marchal, vader van één van de vermoorde meisjes, publiceert bij Hadewijch/Houtekiet (1997) het dagboek dat hij bijhield vanaf het begin van de verdwijning van zijn dochter. Marchal zet zich in de media en via een door hemzelf opgerichte (non-profit) vereniging in voor de verdediging van de rechten van het kind en voor de ‘reanimatie’ van het Belgische politie- en justitieapparaat. Zijn boek past helemaal in die opzet. Dezelfde uitgeverij geeft ook Rechter Connerotte uit (1997), van Dominique Moreau en Michel Petit (een vertaling uit het Frans). De auteurs willen een antwoord geven op de vraag of deze protagonist van de zaak Dutroux nu moet doorgaan voor een witte ridder, een witte raaf of een plichtsgetrouw ambtenaar. Het boek is gebaseerd op getuigenissen over en niet van de rechter, want Connerotte is de discretie zelve. Het werkje is niet erg belangrijk. Dat is duidelijk wél het geval met In naam van mijn zus (Epo, Berchem 1997 - vertaling uit het Frans), van het 18-jarige Brussels-Marokkaanse meisje Nabela Benaïssa. In 1992 verdween haar toen 9-jarige zusje Loubna. Na de ontdekking van de Dutroux-slachtoffertjes in augustus 1996, is de familie Benaïssa erop beginnen aan te dringen dat er met
| |
| |
grotere ijver ook naar andere vermiste kinderen - onder wie hun dochtertje - zou worden gezocht. Nabela fungeerde daarbij als woordvoerster van de familie. Begin 1997 werd Loubna's lijkje ontdekt en kon haar moordenaar worden opgepakt. In interviews voor de media, bij toespraken tijdens betogingen of tijdens de rouwdienst in de grote moskee van Brussel, in alle omstandigheden wist Nabela Benaïssa de juiste woorden te vinden om haar pijn en woede te uiten over het onderzoek en de moord op haar kleine zus. Zij werd daardoor ook de spreekbuis van een hele miskende gemeenschap. In naam van mijn zus is een tedere en gevoelige getuigenis over vijf jaar afwachten, hoop en onzekerheid, over eenvoudig maar verstoord gezinsgeluk, over de innige band tussen zusjes. Het is ook een pijnlijk verhaal over verwaarlozing, over wanhopig zoeken en nergens een luisterend oor vinden, over concrete, vaak weinig subtiele discriminatie van migranten. De jonge schrijfster wisselt met veel vaardigheid intimistische scènes af met knappe beschouwingen van maatschappelijke aard. Soms doet ze ook impliciet politieke uitspraken. Zo droomt ze er bijvoorbeeld van de dubbele Belgisch-Marokkaanse nationaliteit te hebben, omdat die status haar feitelijke situatie het best vertaalt. Het optreden van Nabela Benaïssa in de media heeft enorm bijgedragen aan een positievere beeldvorming over de Marokkaanse gemeenschap in België en het drama van haar familie heeft de discussie over het migrantenstemrecht een noodzakelijke impuls gegeven. In dat verband is het hoopgevend dat haar boek een bestseller lijkt te worden: er zijn al tienduizenden exemplaren van over de toonbank gegaan naar kopers die afkomstig zijn uit alle Belgische gemeenschappen.
De politici en de rechterlijke macht kregen in 1996-1997 de wind behoorlijk van voren. De zaak Dutroux bracht immers een star immobilisme en een verstikkende kastenmentaliteit aan de oppervlakte. De crisis was voor socioloog Luc Huyse de aanleiding om een selectie opiniërende stukken van de afgelopen 25 jaar (verschenen in onder meer Knack en De Morgen) te bundelen in De lange weg naar Neufchâteau (Van Halewyck, Leuven 1996). Het verhaalt drie decennia kijken vanaf de zijlijn naar politiek en justitie in België. Van dezelfde auteur is ook De mensen van het recht (Van Halewyck, Leuven 1997). Samen met Hilde Sabbe maakt Huyse hier een dwarsdoorsnede van het Belgische rechtssysteem en zijn vertegenwoordigers. In Het spaghetti-arrest. Recht en democratie (Hadewijch/Houtekiet, 1997) analyseert Fernand Tanghe de reactie van juristen, intellectuelen en ‘het gewone volk’ op het arrest van het Hof van Cassatie waardoor onderzoeksrechter Connerotte werd gewraakt. Vooral de laatste groep getuigde volgens de auteur van een enorm engagement en juridische creativiteit. De manier waarop de regering en de politici het Dutrouxdrama proberen te verwerken en staande tussen de brokstukken moeizaam op zoek gaan naar een nieuwe politieke cultuur is het onderwerp van Het orkest van de Wetstraat (Van Halewyck, Leuven 1997), van De Morgen-journalist Filip Rogiers. Meer beschouwend van aard is Omtrent de zaak Dutroux. Kritische reflecties (VUB-Press, 1997). Het bevat de neerslag, samengesteld door Chris Eliaerts, van een colloquium dat eind 1996 aan de Vrije Universiteit Brussel werd gehouden: enkele hoogleraren en De Morgen-journalist Walter De
| |
| |
Bock leveren commentaar op diverse aspecten van de zaak.
Op de plotselinge boom van zogeheten nee-boekjes, werkjes die erop gericht zijn de weerbaarheid bij kinderen te vergroten, zal ik hier niet ingaan. Liever wil ik even stilstaan bij twee boeken die over andere schandalen dan pedofilieaffaires handelen en waarvan de titels veelzeggend zijn. Journalist Jan Willems beschrijft in De Luikse rattenkoning. De moord op André Cools en andere stichtende verhalen (Van Reemst, Antwerpen 1997) hoe de aanslag op de politicus verklaard kan worden tegen een achtergrond van belangenvermenging, machtsconcentratie en interne partijtwisten. André Cools was immers de peetvader van een uitgebreid socialistisch netwerk in de Luikse regio, met als harde kern een aantal economische en financiële instellingen. Cools zou - volgens de auteur - zowel aanstichter als slachtoffer zijn geweest van dat politieke wespennest. Nog hallucinanter is het boek van André Rogge, Het riool van België. De waarheid achter de affaires (Kritak Antwerpen/Arena Amsterdam, 1996 - vertaling uit het Frans). Rogge was inbreker, bajesklant, tipgever van de politie, infiltrant in misdaadorganisaties en komt tegenwoordig als privé-detective aan de kost. Hij zet in zijn boek een aantal recente duistere zaken in België op een overzichtelijke manier uiteen. Hij geeft daarbij inside-informatie en legt vooral de nadruk op de oorlog tussen bepaalde politiediensten, op de mogelijke verbanden tussen extreem-rechts en de politie en op de mogelijke overeenkomsten tussen de politieke, de financiële, de justitiële en de journalistieke wereld om de georganiseerde misdaad te beschermen. Zo is hij er heilig van overtuigd dat de kinderverdwijningen het werk zijn van goed georganiseerde benden die opereren met vertakkingen in de prostitutie en de pornobusiness, onder de bescherming van de rechterlijke macht. Rogge komt uit zijn boek echter niet alleen als een gedreven speurder naar voren
maar ook als een zeer gewiekst manipulator, en dat geeft de lezer alle redenen om op zijn hoede te zijn.
| |
Op weg naar een beter België?
Naar aanleiding van de talrijke Belgische schandalen zijn er in de buitenlandse pers vaak vernietigende commentaren verschenen. Daardoor kan extra muros de indruk ontstaan dat België helemaal corrupt is. Gelukkig heeft (onder andere) de manier waarop de parlementaire onderzoekscommissie naar de zaak Dutroux haar werk heeft gedaan - grondig, streng en onafhankelijk -bewezen dat er nog mensen en instellingen zijn die correct functioneren. Het land is dus niet volledig rot. Wel vertoont het Belgische systeem uitwassen, die zo spoedig mogelijk, samen met de oorzaken ervan, uitgebannen dienen te worden. Yves Desmet, hoofredacteur van de krant De Morgen, schrijft daarover in ‘Schone handen’: ‘(...) de samenleving (heeft ingezien) dat er iets fundamenteel fout (zit) met het Belgische justitieapparaat. Meer dan anderhalve eeuw bleven de Belgische rechters in hun zware, klassieke justitiepaleizen zitten, terwijl ze daarbij meer en meer het contact met de realiteit verloren. De samenleving veranderde, de rechtbanken bleven vasthouden aan hun verouderde principes. De politieke
| |
| |
wereld kapselde daarbij de rechterlijke macht in. Wat een onafhankelijke en noodzakelijke pijler moest zijn onder de democratische rechtsstaat, vermolmde door de jaren tot een zwak geworden houten staketsel. De politisering van het gerecht maakte de magistratuur tot slaafse volgelingen van de politiek. Wie het waagde zich binnen zijn werkgebied onafhankelijk op te stellen en niet het woord te spreken van zijn politieke broodheren, werd gefnuikt in zijn carrière. Op die manier kwamen middelmatigheid en lethargie bovendrijven. Nu dat staketsel op zijn fundamenten begint te kraken, dreigt de hele samenleving mee te kapseizen. De gruweldaden van Mare Dutroux en consorten hebben de samenleving meedogenloos geconfronteerd met de uitwassen van dit systeem.
Alleen de wetgevende en de uitvoerende macht - politici dus - hebben de mogelijkheid om België op een nieuw en beter spoor te zetten, onder andere door de uitvoering van de aanbevelingen in het verslag van de commissie-Dutroux. Deze kans - waarvan velen zeggen dat het wel eens de laatste zou kunnen zijn - mogen ze niet voorbij laten gaan. Een mentaliteitsverandering in het politieke bedrijf, ingrijpende gezondmakende hervormingen en een revitalisering van het gerecht (wat ook extra middelen en personeel impliceert) zijn de enige manier om het statuut van België als democratische rechtsstaat te garanderen en om bij de bevolking weer een gevoel van vertrouwen in haar instellingen te laten groeien.
| |
Bibliografie
Bogaert P.-J., (22 maart 1997). ‘Witte stormloop voor boek Nabela Benaïssa’, De Morgen. |
|
Bril M., P. van der Klugt, (7 december 1996). ‘Luik: het Palermo aan de Maas’, ‘Privédetective André Rogge.’, Vrij Nederland. |
|
Brinckman B., (13 februari 1997). ‘Een keer in de honderd jaar’, De Morgen, en (april 1997). ‘Commissie-Dutroux herstelt vertrouwen in politiek niet’, De Morgen. |
|
Desmet Y. e.a., (6 maart 1997). ‘De corrupte politiek’ en ‘Schone handen’, De Morgen. |
|
De Moor F., (16 april 1997). ‘Ter wille van de meisjes’, Knack, pp. 12-16. |
|
Geysels J., (30 januari 1997). ‘Het slijk der aarde, het slib der riolen’, De Morgen. |
|
Pauli W., (april 1997). ‘Dagboek van een moedige zus’, De Morgen. |
|
Rogiers F., (24 december 1996). ‘Nieuwe politiek, oude krokodillen’, De Morgen, (18 januari 1997). ‘Bezonken wit’, De Morgen. |
|
Storme M., Vermeersch E., De Dijn H., Elchardus M., (1997). ‘De Doos van Pandora. De crisis van de rechtsstaat in België’, Ons Erfdeel 40, pp. 162-185. |
|
Van Scharen H., (22 oktober 1996). ‘Nabela Benaïssa wijzigt beeldvorming migranten’, De Morgen, en ‘Hoe echt is het Loubna-effect?’ De Morgen, 11 maart 1997. |
|
Verleyen F., (16 april 1997). ‘Doe het zelf’, Knack, p. 3. |
‘Het land dat stokte’, Knack, 25 december 1996, pp. 9-12, 17-22. |
|
|