wordt ook agressiever: ‘Ik ben geen man voor mensen, dacht hij. Ik ben een man voor in een mangat, alleen, met een mitrailleur’ (blz. 550). Vanuit dit schuttersputje zet Maarten zijn huwelijksguerilla met Nicolien voort. Helaas vermoordt hij dit takkewijf nog steeds niet. Voor het echte schietwerk moet je bij Van der Heijden zijn.
Op het werk is er de koude oorlog met Jaap Balk, de directeur van het Bureau. Het is duidelijk dat deze het vertrouwen in zijn medewerkers volkomen heeft verloren. Dat is hem ook niet kwalijk te nemen. Met zulke op samenleving en wetenschap parasiterende medewerkers als Maarten Koning, Bart Asjes en Ad Muller zou de meest opgewekte instituutsleider tot wanhoop worden gedreven. Al lezende werd mijn sympathie voor Balk steeds groter.
Na lange jaren van dorheid en droogte komt het eindelijk op het bureau tot gewenste intimiteiten. In 1971 komen twee jonge medewerksters het bureau versterken. Het is in het bijzonder Sien de Nooijer die Maartens belangstelling gaande maakt. Hij heeft zelfs een freudiaans getinte droom over haar: ‘Terwijl hij bij haar naar binnen drong, verbaasde hij zich erover dat ze geen broek aanhad’ (blz. 521). Later gaat er een duidelijke uitnodiging van haar uit: ‘Henk is er toch niet, en ik heb geen zin om alleen thuis te zijn’ (blz. 673). Maarten gaat er niet op in, maar is niettemin in verwarring: ‘Voortlopend was hij zich bewust dat er iets was wat hem dwars zat, maar hij had geen zin om daarover na te denken’ (blz. 674). Zou dit het begin worden van een mooie vriendschap? Neen, hij wijst haar af en stuurt haar voor haar bijvakstudie naar Buitenrust Hettema, de directeur van het Openluchtmuseum, die ook al snel onder haar bekoring komt. Zullen deze twee elkaar in een volgend deel vinden in de openlucht?
Niet alleen Amsterdam is een gekkenhuis, ook in Den Haag is de waanzin aan de macht. Ongeveer op de plek waar ik nu woon komt Maarten tijdens een expeditie naar het Hongaarse consulaat drie arbeiders tegen: ‘De man die hij aansprak bleek debiel te zijn, de tweede was een buitenlander, alleen de derde verstond hem zo'n beetje’ (blz. 590). De Haagse plantsoenendienst is een plaatsvervangend Bureau. Gelukkig kan men na zo'n ervaring weer op adem komen met drie maanzaadbolletjes en een flesje chocomel.
In het buitenland is het leven nog angstaanjagender dan in Nederland. Ieder jaar gaan Maarten en Nicolien wandelen door de onherbergzaamste streken van Frankrijk. Deze verschrikkelijke vakanties zijn doortrokken van griezeleffecten: onze Gothic-toeristen worden midden in de nacht in de Gorges du Tarn bedreigd (blz. 235), of ze komen in de wildernis een gek tegen die hen wil overvallen, denken ze (blz. 471-472). Anderzijds resulteert hun hang naar Douce-France-natuur en pétainesk landleven in het plukken van sprietjes lavendel en het verwerven van geitenkaas.
Liefst zestig bladzijden zijn gewijd aan een conflictueus congres in Hongarije, waar Maarten een lezing gaat houden over ‘De wieg’. Onderweg in de trein legt hij aan de mensen in zijn coupé uit dat hij een lezing gaat houden over ‘The cradle [...] The thing they put the small ones in, when they want to get rid of them’ (blz. 607). Het is een wel zeer ongewone definitie, die in horror niet onderdoet voor de laatste bladzijden van Onder het plaveisel. Je kunt het ook