Neerlandica extra Muros. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Neerlandica extra Muros - mei 1996]‘Reizen verscherpt de blik’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prachtige verhalenreeks over Zuid-Afrika, waar hij eindelijk weer mocht komen, en die de aanzet bleek voor In Afrika en Het beloofde land. Uit het gekrakeel over een wel of niet terecht gebruikt citaat, bleek weer eens hoe diffuus de grenzen zijn tussen literatuur en reportage, tussen fictie en non-fictie. Wil een literair reisverhaal het niveau van de VVV-folder te boven gaan, dan moet er geschaafd, verfraaid en verdraaid worden. De reisschrijver maakt immers zijn eigen fictieve werkelijkheid, en mag alle literaire middelen daartoe aanwenden. Wie zijn wij dat wij als boekhouders zouden gaan controleren of iets werkelijk zo gebeurd is op dat moment en in die situatie? In oorlog en literatuur is alles geoorloofd.
Natuurlijk, niet elke auteur ging op reis. Er zijn ook verstokte thuisblijvers, zoals Gerard Reve: ‘Waarom reizen mensen toch zoveel? Waarom blijven ze niet gewoon thuis? Wat is er daarginds te zien of te beleven? Lawaai, afzetterij, een hoerentroep, straatroof, je automobiel in puin geslagen, belazerd met wisselgeld en wisselkoers, insluiping in je hotelkamer, uitslag en buikloop, en je komt thuis met een schuddende ziekte waar geen dokter van gehoord heeft, zo is het toch?’Ga naar eind(2). En ook Harry Mulisch zal je niet op een reisverhaal betrappen, gezien zijn apodictische uitspraak: ‘Reizen maakt dom’. Maar deze uitzonderingen hielden niet de hoge vlucht van het literaire reisverhaal tegen, een vlucht die in 1991 culmineerde in het thema van de boekenweek ‘Reizen en literatuur’. Het leverde het in Nederland ten onrechte verguisde maar in het buitenland hogelijk gewaardeerde boekenweekgeschenk op van Cees Nooteboom Het volgende verhaal, en het door Lieve Joris geschreven essay Een kamer in Damascus. De laatste had al met Terug naar de Kongo en De melancholieke revolutie, over de omwenteling in Hongarije, bewezen dat zij sfeervol, boeiend en met tongue in cheek reisverhalen kan schrijven en zij continueerde dat met De poorten van Damascus, een indringend relaas over haar verblijf bij een bevriende familie in Egypte. Samen met Cees Nooteboom en Carolijn Visser, vormt Lieve Joris de Grote Drie van het Nederlandstalige reisverhaal. Want ook Carolijn Visser, na haar overrompelende start met Grijs China, Buigend Bamboe, dat zich ook in China afspeelt, en andere reisverhalen over Mongolië en Costa Rica, verraste onlangs met haar Hoge bomen in Hanoi, dat ook onmiddellijk in Amerika uitgegeven werd. Het is een pijnlijk en tegelijk melancholiek verslag over het leven in het Vietnam van na de oorlog, over de Vietnamezen die de brokstukken van hun leven bij elkaar raapten en weer dapper proberen door te gaan. Carolijn Visser is het prototype van de goede Nederlandse reisverhalenauteur: nuchter, onverschrokken, geestig, betrokken zonder dikdoenerij, en alles zelf willen onderzoeken. Hier geen opgeklopte avonturen à la Redmond O'Hanlon of een onbeschofte autoriteit à la Paul Theroux, maar een open geest met een grote hang naar de waarheid achter de schijnbare werkelijkheid. Zoals een roman inzicht geeft in de ziel of het menselijk bestaan, zo geeft het goede reisverhaal inzicht in het land of andermans bestaan. Een uitstekend voorbeeld hiervan is ook Marcel Kurpershoek met zijn Diep in Arabië en De laatste Bedoeïen. Deze arabist en diplomaat verbleef | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maanden lang bij bedoeïenenstammen in de woestijn en sprak met nazaten van dichters, eenvoudige schaapherders en zelfs met vrouwen. Ook deze unieke verhalen worden door buitenlandse uitgevers overwogen om in vertaling uit te geven. In dezelfde orde van grootte liggen Een kraal in Nairobi van Koert Lindijer, over zijn hechte vriendschap met een Samburu-krijger, In de ban van de Nijl en Het duivelshuis - over Algerije - van de NRC-correspondent Harm Botje, Retour Nairobi van Agnes Sommer, die sociologie ‘doceerde’ - of wat daarvoor moet doorgaan in een ontwikkelingsland - aan de Kenyatta University in Kenya en nu in Oeganda woont en werkt, en Een vriend aan het Tobameer van Indonesië-kenner Wiecher Hulst. Ook uitstekend is Zomer in Anatolië van de Vlaming Gaston van Camp, die prachtig over zijn tochten in de binnenlanden van Turkije schrijft. Met Oostzee-journaal. Een reis door Scandinavië, de Baltische republieken, Kaliningrad, Polen en Noord-Duitsland brachten Willem Ellerbroek en Henk Raaff door gesprekken met historici, kunstenaars en politici uit die landen een uniek cultureel erfgoed in kaart. En, heel Nederlands even: echt schitterend beschreef Vrij Nederland-redacteur Gerard van Westerloo zijn tochten te voet door Nederland, zijn gesprekken met de ‘gewone’ Nederlander, van de Friese Kaatskoning tot de Zeeuwse mosselman, in Voetreiziger, een absolute must voor wie Nederland goed wil leren kennen. En tja, dan is er natuurlijk nog Boudewijn Büch met zijn al uit vijf delen bestaande eilandenreeks met titels als Het ijspaleis, Blauwzee en Leeg en kaal. Büch is altijd driftig op zoek naar de onmogelijkste eilandjes, verloren gegane boeken, gekken en dwazen in afgelegen oorden. Mij duizelt het altijd van al die bij elkaar geharkte feiten en feitjes en voor mij blijft het allemaal te veel aan de oppervlakte, maar wie ben ik? Duizenden anderen verslinden de boeken van deze aartsreiziger en de massa heeft altijd gelijk, zullen we maar zeggen. Nee, geef mij maar - alweer een nieuwe ontwikkeling in de reisliteratuur - het mooie prozagedicht van Kees 't Hart CamdenGa naar eind(3). In vrije dichtvorm gaat hij op reis naar het Camden van zijn geliefde Amerikaanse dichter Walt Whitman: ‘Naar rechts de weg af richting Camden/ en downtown Philadelphia. Ik let goed op / de lelijkste weg van Amerika zei iemand.’ En nog heb ik in dit korte overzicht een aantal niet kunnen noemen, zoals Arita Baayens die, geobsedeerd door kamelen, in haar eentje door de Sahara trekt in Een regen van eeuwig vuur. Of de grand old lady van de reisliteratuur, Aya Zikken, die met Terug naar de atlasvlinder een ontroerend verhaal schreef over haar land van herkomst, Indonesië. En zo zijn er nog veel meer. Maar één ding is duidelijk: het reisverhaal is niet meer weg te denken uit de Nederlandstalige literatuur, het heeft zich ontwikkeld tot een volwaardig en boeiend genre. De verloving tussen literatuur en feitelijke waarneming heeft zich omgezet in een ideaal huwelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|