Bologna, Napels). Ook in Perugia kan men overigens, onder de vlag van filologia germanica, Nederlands als hoofdvak studeren. Hier doceert de renaissancist prof. dr. J.H. Meter als buitengewoon hoogleraar, bijgestaan door de Vlaamse lector lic. W. Rayé.
Ook in Rome, het oudste docentschap van Zuid-Europa draagt prof. Meter de verantwoordelijkheid voor het Nederlands, hier terzijde gestaan door de ricercatore confermato mw. dott. Leemhuis-Mori, de filosoof dr. L. Spruit als lector en dott. F.M. Messina als ‘assistente di ruolo’. Dit maakt het mogelijk dat de opleiding hier all-round kan zijn.
Ieder jaar studeren hier enkele studenten af met tesi waar elke docent gelukkig mee zou zijn, nu en dan met een cum laude. Aan deze Romeinse universiteit is overigens ook, in 1990, een leerstoel voor Nederlandse en Vlaamse kunstgeschiedenis opgericht.
Begin 1995 heeft de studierichting neerlandistiek een officiële benaming gekregen: lingua e letteratura olandese e fiamminga. Vanzelfsprekend is tegen deze benaming protest aangetekend.
Padova dan is de post waar de geassocieerde hoogleraar prof. F. Groppo aan verbonden is en de lectrice mw. lic. M. Mertens. Het is een centrum van activiteiten rond de fascinerende ontmoeting tussen Italië en de Nederlanden, met een zekere voorkeur voor vertaalstrategieën, voor het vertalen zelf uit middeleeuwse en moderne Nederlandse poëzie, voor het ‘vertellen’ van Nederland (Lagelandenkunde), en voor wetenschappelijk onderzoek.
Daarnaast had Groppo een computer vol andere plannen. Deze plannen lijken helaas op losse schroeven te staan door de ernstige ziekte die deze collega getroffen heeft.
In Bologna - zonder hoogleraar sinds het vertrek van prof. Van Ertvelde in 1992 - is het vak door middel van een ‘affidamento’ toevertrouwd aan dott. R. Rizza, ricercatore in de Germaanse Filologie aan de universiteit van Pisa, die publikaties over de taalgeschiedenis van het Nederlands op zijn naam heeft staan en die hier samenwerkt met de lector H. van der Heide.
De vereniging Olanda-Italia-Fiandre heeft in Bologna, en tevens in de jonge afdeling van Verona onder voorzitterschap van mw. dr. L. Schram-Pighi, nog altijd een belangrijke culturele uitstraling, en dit geldt ook voor het Vlaamse 17de-eeuwse Jan Jacobshuis dat in Bologna een steunpunt voor de neerlandistiek is.
Ook in het Istituto Universitario Orientale in Napels wordt de verantwoordelijkheid voor het hoofdvak Nederlands gedragen door een leeropdracht. Mw. dr. J.E. Koch, die o.m. publikaties over Couperus op haar naam heeft staan, voor Italië het netwerk ‘Nederlands in Europa’ coördineert en secretaris is van de ‘Annali’, een van de weinige tijdschriften in Italië waarin neerlandici hun wetenschappelijke artikelen kwijt kunnen. Zij wordt in haar didactische taak bijgestaan door de lectrice mw. lic. N. Wuytack.
En wat doen de studenten uit Zuid-Europa nu eigenlijk met het Nederlands? Wie aan een Hogeschool voor Vertalers en Tolken als in Triëst afstudeert, kan nog