| |
| |
| |
Nederlandse grammatica's voor anderstaligen in de periode 1970-1995
P. de Kleijn (Den Haag)
Vreemde taal - tweede taal
Voor het Nederlands dat buiten Nederland en Vlaanderen geleerd en gedoceerd wordt, gebruikt men gewoonlijk de term Nederlands als vreemde taal. Vindt de taalverwerving plaats in oneindig laagland of bij 't ruischen van het ranke riet dan spreekt men over tweede taal - behalve als je eerste docent je moeder is.
De termen vreemde en tweede taal zijn duidelijk en bruikbaar zolang er geografische lijnen mee worden aangegeven. Gaat het echter om het leerproces zelf, dan zijn ze - zeker in het geval van tweede taal - veel moeilijker hanteerbaar, omdat ze verhullen wat de moedertaal, de vadertaal, de thuistaal of de schooltaal van de leerder is. Bovendien geven ze geen antwoord op de vraag of het leerproces gestuurd of ongestuurd verloopt. Combineert men deze twee gegevens - taalomgeving en sturing of niet-sturing - dan wordt de werkelijkheid exponentieel genuanceerder dan de termen ‘vreemde’ en ‘tweede’ aanvankelijk doen vermoeden.
Omdat dit artikel over grammatica's gaat, lijkt het me gerechtvaardigd voor al die nuancering de ogen te sluiten, zodat alleen nog de vraag over blijft of het zinvol is een onderscheid te maken in grammatica's voor Nederlands als vreemde en grammatica's voor Nederlands als tweede taal.
Op de vraag of bij het leren van een vreemde taal het leerproces anders verloopt dan bij het leren van een tweede taal, vindt men in de vakliteratuur een voorzichtig ‘waarschijnlijk niet’. Op de vraag naar een verschil in grammatica's vindt men niets. Sterker nog: die vraag wordt niet gesteld. Het lijkt een onderwerp dat niet ter zake doet.
Van alle mij bekende grammatica's voor niet-Nederlandstaligen is er maar één die in de titel het woord ‘vreemd’ voert en ook maar één die het woord ‘tweede’ gebruikt. Het zijn grammatica's ‘voor anderstaligen’, ‘voor buitenlanders’ of het is een ‘Dutch grammar’, een ‘Grammatik Niederländisch’, een ‘Hollandsk grammatik’ enzovoort.
In de inleidingen op deze grammatica's vindt men hetzelfde beeld. Fontein en Pescher-ter Meer (1985) schrijven dat zij hulp willen bieden bij het leren en doceren van het Nederlands als vreemde of als tweede taal. Zij gaan er daarbij zonder meer van uit dat dat kan met een en dezelfde grammatica. Florijn e.a. (1994) reppen in het geheel niet over vreemde of tweede en de grammatica van Deen e.a. (1994), die duidelijk bestemd is voor het beroepsonderwijs in Nederland, heet niettemin een grammatica voor anderstaligen.
Nu is het natuurlijk duidelijk dat een uitgever zijn markt graag zo groot mogelijk wil houden en dat in zijn voetspoor ook de auteur dan maar een scheutje water bij de wijn doet. Het is ook niet ondenkbaar dat een auteur bij ‘anderstalig’
| |
| |
uitsluitend aan tweede taal denkt, want in kringen van Nederlands als tweede taal stuit men nog voortdurend op mensen die bij de term Nederlands als vreemde taal vragend het voorhoofd fronsen. Maar het zal toch vooral het ontbreken van een betrouwbaar wetenschappelijk fundament zijn dat grammaticaschrijvers ertoe brengt zich niet het hoofd te breken over een eventueel onderscheid tussen vreemd of tweede. Ze hebben het zo al moeilijk genoeg.
Op p. 23 e.v. wordt een overzicht gegeven van de grammatica's Nederlands voor anderstaligen die, voor zover mij bekend, de laatste vijfentwintig jaar zijn gepubliceerd.
Hieronder wil ik wat uitvoeriger ingaan op een aantal kenmerken van deze grammaticaproduktie.
| |
Selectie en ordening
De Dutch Reference Grammar van Donaldson (1981) begint met de constatering dat aan het schrijven van deze grammatica jaren van frustatie zijn voorafgegaan omdat er geen grammatica Nederlands bestond voor gevorderde Engelstaligen. Dat geen enkele moedertaalspreker het aandurfde in deze situatie verbetering aan te brengen, heeft Donaldson altijd beschouwd als een aanwijzing voor ‘the Dutch lack of pride and interest in their language’ (p. 8).
Hij constateert verder dat er niet echt een grammatica bestaat waarop schrijvers van de door hem bedoelde grammatica zouden kunnen terugvallen. Daarin had hij gelijk want de ANS (1984) was toen nog lang niet klaar. De verschijning van de Dutch Reference Grammar was daarom niet alleen een belangrijke gebeurtenis voor de extramurale maar ook voor de intramurale neerlandistiek. Immers, noch in Nederland noch in Vlaanderen beschikte men voor het onderwijs aan anderstaligen over een degelijke en vrij uitvoerige opzoekgrammatica. In 1985 verscheen de Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen van Fontein en Pescher-ter Meer. Het was de eerste omvangrijke in het Nederlands geschreven grammatica voor anderstaligen. Het verschijnsel Nederlands als tweede taal is in Nederland vrij jong en in dat licht bezien heeft het eigenlijk niet eens zo heel lang geduurd voordat er voor tweede-taalleerders een ‘echte’ grammatica verscheen. Maar de Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen is, zoals gezegd, ook bedoeld voor het leren van het Nederlands als vreemde taal. Die sector bestaat echter al heel lang zodat in het algemeen gezien de anderstalige toch vrij lang heeft moeten wachten voordat hij of zij kon beschikken over een degelijke Nederlandstalige grammatica. Dat de auteurs van de Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen maar zeer mondjesmaat hebben kunnen profiteren van de kort daarvoor verschenen ANS, onderstreept het pionierswerk van hun onderneming, hun moed en misschien ook wel de door Donaldson gewenste ‘pride’ en ‘interest’.
Konden Fontein en Pescher-ter Meer aanvoeren dat er nog niets was, toen Florijn, Lalleman en Maureau zich aan het schrijven van De regels van het Nederlands (1994) zetten, ging dat argument niet meer op.
| |
| |
Omdat er in doelgroep, uitvoerigheid en taalkundige uitgangspunten tussen beide grammatica's veel overeenkomst bestaat, kan men zich afvragen wat de auteurs van De regels heeft bewogen tot het produceren van nog een grammatica. Wie een grammatica wil schrijven voor anderstaligen komt onvermijdelijk te staan voor de vraag: welke onderwerpen uit de algemene Nederlandse spraakkunst zijn voor anderstaligen belangrijk en welke niet; en: hoe orden ik de geselecteerde onderwerpen. Schuilt misschien in het antwoord op die fundamentele vragen het verschil tussen deze twee grammatica's?
De auteurs van De regels hebben over die vragen duidelijk langer nagedacht dan hun voorgangers. Ze wijzen in hun inleiding op het onderscheid tussen taalkundig makkelijk en moeilijk en op de wenselijkheid onderwerpen die weinig kennis veronderstellen eerst te behandelen en onderwerpen waarbij naar andere verwezen moet worden, later. Zij zijn er zich van bewust dat structureel moeilijk niet hetzelfde is als moeilijk te leren, dat sommige onderwerpen makkelijker doceerbaar zijn dan andere en dat sommige taalverschijnselen, of ze nu gemakkelijk zijn of niet, bij de behandeling geen uitstel dulden omdat men ze ‘meteen’ nodig heeft. Maar, constateren ze, deze uitgangspunten zijn soms met elkaar in tegenspraak. Alles, zeggen ze gelaten, heeft z'n voor en z'n tegen. Dat is een eerlijke constatering, maar het betekent wel dat de auteurs van De regels geen hecht taalkundig fundament hebben kunnen vinden noch ontwerpen om hun grammatica op te grondvesten.
Dat geldt ook voor de grammatica van Fontein en Pescher-ter Meer. Hun criterium is of het weglaten van een grammaticaal verschijnsel, ‘een belemmering zou kunnen zijn voor het zich correct kunnen uitdrukken’ (p. 7). Een slim zinnetje, maar het gaat voorbij aan de onzekerheid over wat correct is, het maakt geen onderscheid tussen het zich mondeling of schriftelijk uitdrukken en het lost eigenlijk niets op want voor de anderstalige kan ieder verschijnsel leiden tot incorrect taalgebruik. Maar, vinden Fontein en Pescher-ter Meer, het ene verschijnsel doet dat eerder dan het andere. Ze zijn dan ook van mening dat in zo'n grammatica onderwerpen als er, het voorzetsel, het gebruik van tijden, de ontkenning, het lidwoord en de spelling een belangrijke plaats moeten innemen. Dat lijstje is niet het resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Het is, denk ik, ingegeven door de onderwijspraktijk. Dat is geen slecht uitgangspunt en ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat die onderwerpen problemen geven. Maar het lijstje is wel subjectief en willekeurig. Ik zou het moeiteloos kunnen uitbreiden met onderwerpen die ook moeilijk zijn. Ja, als dit geen jubileumartikel was, zou ik, ook uit de onderwijspraktijk, durven zeggen: alles kan moeilijk zijn.
Er is met dat soort lijstjes, die er altijd opvallend identiek uitzien, nog iets anders aan de hand. Daar staan onderwerpen op waarover vooral niet-Nederlandstaligen geacht worden hun nek te breken. De achterliggende gedachte is: de moedertaalspreker heeft daar geen problemen mee. Dat is zo, maar dat is niet interessant. Interessant is of de moedertaalbeschrijver daar problemen mee heeft. Interessant is of in een grammatica als de ANS deze taalverschijnselen duidelijk en ondubbelzinnig beschreven worden zodat de auteur van een
| |
| |
grammatica voor anderstaligen op het ANS-kompas veilig verder kan varen. Wie de ANS en de commentaren daarop leest, komt al snel tot de conclusie dat er, het gebruik van de tijden, de ontkenning en andere ‘voor de buitenlander moeilijke onderwerpen’ an sich moeilijk blijken te zijn.
Anders gezegd: het probleem met er enzovoort zit evenzeer bij de Nederlandstalige (wetenschapper) als bij de anderstalige (leerder). Zolang de taalbeschrijving onzekerheden vertoont en zolang in het huidige wetenschappelijke onderzoek hoegenaamd geen enkel criterium te vinden is voor de afbakening van een grammatica voor anderstaligen binnen de (grammaticale) wereld van het Nederlands, evenmin als voor interne ordeningsprincipes, rest de schrijvers van een grammatica voor anderstaligen niet veel anders dan hun gezond verstand, hun intuïtie, hun onderwijservaring en hun kennis van de taalkundige opvattingen van dit moment.
Eén van die opvattingen is dat een taal geleerd wordt in een natuurlijke verwervingsvolgorde. Voor de auteurs van Nederlands in hoofdlijnen (1994) zou de ideale grammatica(cursus) op deze volgorde gebaseerd moeten zijn. Daaraan kleven echter praktische bezwaren en bovendien ‘is er nog niet zo heel veel bekend over de verwervingsvolgorde in het Nederlands’ (Docentenhandleiding p. 2). Om toch zoveel mogelijk rekening te houden met het wisselende tijdstip waarop een leerling ‘rijp’ is voor een bepaalde regel, heeft men in Nederlands in hoofdlijnen gekozen voor het interessante uitgangspunt van een cyclische aanbieding van de regels: men krijgt dus meer dan één kans om zich een bepaalde regel eigen te maken.
Dit alles neemt niet weg dat in geen van de hier te bespreken grammatica's voor het probleem van selectie en ordening een afdoende oplossing is gevonden.
| |
Geen vernieuwing
Het tweede kenmerk van de grammatica's van de laatste vijfentwintig jaar is dat ze alle op de een of andere manier schatplichtig zijn aan de traditionele beschrijvende moedertaalgrammatica's of aan de ANS.
Heeft dan niemand het aangedurfd het traditionele pad van logica en formele morfologie te verlaten, het pad waarover zich bijvoorbeeld Den Hertog en Rijpma & Schuringa voortbewogen? Hebben de ideeën van Chomsky niemand verleid tot het schrijven van een transformationeel-generatieve grammatica voor anderstaligen? In de Russische leerpsychologie (Vygotskij, Gal'perin en Leont'ev; in Nederland vertegenwoordigd door Van Parreren en Carpay) worden taaluitingen als taalhandelingen opgevat. Is dat ooit vertaald in een ‘handelingengrammatica’? Is er op de golfslag van de notioneel-functionele benadering geen enkele notioneel-functionele grammatica aangespoeld? En is het krachtig beleden geloof in communicatief vreemde-talenonderwijs, niet omgezet in een communicatieve grammatica voor anderstaligen?
Op vrijdag 13 november 1970 hield de toenmalige Vereniging Nederlands voor Anderstaligen een vergadering in Amsterdam. In het verslag van die vergadering staat: ‘In de namiddag hield Drs. W. Klooster (Amsterdam) een voordracht over
| |
| |
de Transformationeel-Generatieve Grammatica en het vreemde-talenonderwijs. (...) Hoe de TG-grammatica voor het vreemde-talenonderwijs kon worden ingeschakeld, was hem nog niet helemaal duidelijk’. Vijf jaar eerder had Chomsky himself op precies dezelfde vraag vrijwel precies hetzelfde antwoord gegeven. Zo'n grammatica voor het Nederlands als vreemde of als tweede taal is dan ook nooit geschreven.
In een artikel van Wilmots (1981) en van Daamen (1992) kan men enige voorstellen vinden die men zou kunnen herleiden tot het gedachtengoed van de bovengenoemde Russische leerpsychologen. Het ‘stappenplan’ dat in deze artikelen wordt uitgewerkt voor het adjectief, voor toen en als en voor de trappen van vergelijking is nooit geconcretiseerd in een volledige grammatica. De reden daarvoor is niet, denk ik, dat het verrichten van de vereiste taalhandelingen een groot beroep doet op de cognitieve vermogens van de leerder - dat doet de traditionele grammatica ook -, maar dat niet alle aspecten van de grammatica zich tot zo'n stapsgewijze benadering lenen en ook dat het procédé een buitengewoon dikke grammatica vereist.
Vroeger leerde men de grammatica en daarna ging men postzegels kopen. Op verzoek van de Raad van Europa schreef Van Ek The Threshold Level (1973) en daarin begint men met het kopen van postzegels en leert men tevens hoe men dat vriendelijk kan doen en hoe men iemand moet aanpakken die niet op zijn beurt wacht. Daarmee verdween de grammatica naar de achtergrond. In het kader van wat sindsdien algemeen bekend is als de notioneel-functionele benadering verscheen voor het Nederlands als vreemde taal, Drempelniveau van Wynants (1985) en ten behoeve van het onderwijs Nederlands als tweede taal Over de drempel naar sociale redzaamheid, geschreven door Coumou e.a. (1987).
Wynants schenkt in zijn Drempelniveau ook aandacht aan de grammatica, maar verklaart dat hij in het kader van zijn werk geen grammaticamodel kan aanbieden dat systematisch voortvloeit uit communicatieve uitgangspunten. Hij moet volstaan met een ‘grammaticale inventaris’. Coumou c.s. gaan veel verder. In het kielzog van A communicative Grammar of English van Leech en Svartvik (1975) beschrijven zij in een honderd pagina's tellend hoofdstuk ‘Een communicatieve grammatica van het Nederlands’.
Het is opvallend dat deze grammatica nooit het omvangrijke kader van Over de drempel (741 pagina's) heeft verlaten en een zelfstandig leven is gaan leiden of aanleiding heeft gegeven tot bewerking of uitbreiding. Wel zijn er een aantal grammaticale hulpboeken verschenen die zich bekennen tot een of andere vorm van functionaliteit, een term die men aantreft naast communicatief.
Daartoe behoort niet de Functionele spraakkunst van het Nederlands in tabellen en oefeningen (1974), want dat is een gewone traditionele grammatica en daar betekent functioneel: praktisch.
Daartoe behoort eigenlijk ook niet de Grammaire fonctionnelle du néerlandais (1991) want daarin krijgen functies en noties bijna uitsluitend een lexicaal-semantische lading en zoekt men tevergeefs naar een grammatica. Daartoe
| |
| |
behoren wel De Leerlijn (1983), Beter Nederlands 1 en 2 (1990, 1991), Beter Nederlands (1994) en Pas Toe (1994).
Voor de auteurs van deze publikaties is het uitgangspunt dat in het vreemde-talenonderwijs de functionaliteit van de grammatica belangrijker is dan de vorm. Grammatica moet worden aangeboden met het oog op het gebruik ervan en moet geen doel op zich zijn.
Sommige termen ijlen voort langs wegen van onstuitbaarheid. Termen als communicatief of functioneel bijvoorbeeld. In de vijf laatstgenoemde oefenboeken worden die termen gebruikt zonder wetenschappelijke, theoretische onderbouwing, zonder een duidelijke begripsomschrijving en zonder dat men voldoende heeft onderzocht hoe de verhouding is tussen functioneel enerzijds en moeilijk of makkelijk leerbaar en moeilijk of makkelijk beschrijfbaar anderzijds. En verder wijken noch de gebruikte terminologie, noch de behandeling van de meeste grammaticale onderwerpen wezenlijk af van termen en aanpak in een gewone grammatica voor anderstaligen terwijl er al evenmin nieuw licht wordt geworpen op grammaticale selectie en ordening. De vlag dekt de lading niet - hetgeen overigens niet hoeft te betekenen dat de lading niet nuttig en bruikbaar zou zijn.
| |
Woordvolgorde onderbelicht
In de inleiding bij zijn Dutch Reference Grammar schrijft Donaldson dat hij geen hoofdstuk heeft geschreven over de woordvolgorde in het Nederlands: ‘For which I expect some criticism’ voorspelt hij. Die kritiek is ook gekomen, bijvoorbeeld in de recensie van Stokkermans (1982). Donaldson is niet de enige die met de syntaxis worstelt. In praktisch alle grammatica's voor anderstaligen is de behandeling van de woordvolgorde of beperkt of afwezig. Meestal komt de woordvolgorde ter sprake bij de uitleg van bepaalde grammaticale categorieën (voegwoord, betrekkelijk voornaamwoord e.d.).
Deze beperkte syntactische aandacht staat in schril contrast met de leersituatie. Vrijwel alle anderstaligen, of het nu vreemde- of tweedetaalleerders zijn, bijten zich stuk op de woordvolgorde, en hun docenten bijten met hen mee. Salverda (1985) prijst in de ANS de uitvoerige behandeling van de plaats van het woord in de zin en meent dat het grote aantal voorbeelden een goede basis biedt voor toepassing op het onderwijs aan anderstaligen. Een basis is het ongetwijfeld, maar de spraakkunstenaar staat voorlopig nog wel voor de moeilijke taak uit dit materiaal een selectie te maken, het inzichtelijk te presenteren en vooral in het reine te komen met de zeer lastige vraag hoe hij daarbij aandacht kan schenken aan de voor de woordvolgorde zo belangrijke intonatie.
| |
Grammatica's voor extramuraal gebruik
Op de IVN-colloquia van 1970 en 1973 werd een resolutie aangenomen waarin door de docenten extra muros werd aangedrongen op het schrijven van een uitvoerige praktische grammatica van het hedendaagse Nederlands. Toen in 1984 met het verschijnen van de ANS deze wens in vervulling ging, was dat
| |
| |
voor de extramurale neerlandistiek een grote gebeurtenis want vanaf dat moment beschikte men over een vrij volledige en met zeer veel voorbeelden verduidelijkte beschrijving van het Nederlands. Een onmisbaar instrument voor studie, onderzoek, materiaalvervaardiging en onderwijs. Weliswaar klonk hier en daar wat gemor over het tolerante karakter en over ongewenste labels als ‘regionaal’ en ‘twijfelachtig’. Maar De Rooij (1982) had er al voor het verschijnen van de ANS terecht op gewezen dat die taalvariatie er nu eenmaal is en er ‘enigszins verontwaardigd’ aan toegevoegd dat degene die die variatie wilde ontkennen, maar een andere baan moest zoeken.
Naast de ANS beschikt men thans ook over een aantal algemene en vrij uitgebreide grammatica's (Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen, De regels van het Nederlands) en natuurlijk over een serie niet in het Nederlands geschreven grammatica's (zie overzicht).
De auteurs van de laatstgenoemde categorie hebben het in zekere zin gemakkelijker dan de schrijvers van grammatica's ‘voor iedereen’ omdat zij speciale aandacht kunnen schenken aan problemen die voor hun taalgebied karakteristiek zijn. En als die anderstalige grammatica bovendien geschreven wordt met als voornaamste doelgroep de extramurale student, heeft men niet alleen het voordeel van de taalhomogeniteit maar weet men ook op hoeveel bekendheid met grammaticale terminologie en op hoeveel grammaticale kennis van de moedertaal men kan voortbouwen. Voor het overige moeten echter ook deze auteurs selecteren en ordenen zonder precies te weten op basis waarvan.
In de totstandkoming van de niet-Nederlandstalige grammatica's is moeilijk enige lijn te ontdekken. In ieder geval kan men constateren dat de aanwezigheid van extramurale docentschappen niet altijd leidt tot publikatie van een grammatica voor dat taalgebied en dat de omvang die de extramurale neerlandistiek in een bepaald land heeft niet altijd parallel loopt met de omvang van de aldaar geproduceerde grammatica's. Zo is het bijvoorbeeld opvallend dat er geen enkele omvangrijke in het Duits of in het Indonesisch geschreven grammatica bestaat terwijl het Koreaans vertegenwoordigd is met twee publikaties van respectievelijk 255 en 312 pagina's. Niet opvallend is het vrij groot aantal Franstalige grammatica's en ook niet dat deze voor het merendeel verschenen zijn in België. Maar dat het Italiaans op de markt is met twee grote en een handvol kleinere is weer minder begrijpelijk. Toerisme, kunstmin en het gouden Nederlandse trio van AC Milan, zoals Van Leeuwen (1995) suggereert? De situatie voor het Engels lijkt in evenwicht, al zou een ‘Donaldson + syntaxis’ zeker gewenst zijn.
De forse omvang van de neerlandistiek in Polen heeft tot nu toe niet geleid tot een forse Poolstalige grammatica en in Hongarije, waar thans aan acht universitaire instellingen Nederlands wordt gedoceerd, is geen in het Hongaars geschreven grammatica Nederlands voorhanden. Daar staat dan weer tegenover dat er twee grammatica's zijn gepubliceerd in het Servokroatisch.
Het beeld is grillig. Van enige systematiek is geen sprake en de factoren die blijken te leiden tot het al dan niet produceren van een grammatica zijn talrijk en
| |
| |
veelsoortig: de toegankelijkheid van Nederlandstalige grammatica's (ongetwijfeld van toepassing op de Duitstalige landen), van buurtalen (in Denemarken kan men goed uit de voeten met de Zweedstalige grammatica), de persoonlijke ambitie, energie of interesse van een docent, de omvang van de belangstelling voor het Nederlands in het algemeen of het aantal studenten Nederlands in het bijzonder, geld, de houding van uitgevers, de aanwezigheid van grammaticale informatie in cursus- of woordenboeken, de voorkeur om als docent iets te ontwikkelen dat direct is afgestemd op eigen studenten, historische banden met Vlaanderen en Nederland.
Uit een informeel enquête-tje onder extramurale universitaire docenten bleek dat er voldoende beschikbaar is om het werk naar behoren te kunnen doen, maar bleek ook dat men in een aantal landen graag zou beschikken over een grammatica Nederlands geschreven in de eigen taal. Die wens betrof het Ests, Hongaars, Litouws, Oekraïens, Portugees, Oezbeeks, Roemeens, Slowaaks en Tsjechisch, terwijl men voor het Indonesisch en het Russisch zou willen beschikken over iets uitgebreiders, respectievelijk iets moderners.
Naast de anderstalige grammatica's die vaak hun oorsprong vinden in de extramurale neerlandistiek, bestaat er een klein aantal niet-Nederlandstalige grammatica's die hun ontstaan danken aan een heel andere omstandigheid: de aanwezigheid, in Nederland en Vlaanderen, van grote groepen allochtonen die om economische of politieke redenen hun land hebben verlaten. De grammatica's Nederlands in het Turks, Arabisch en Perzisch en een van de twee grammatica's in het Servokroatisch zijn daar voorbeelden van.
Misschien heeft de discussie die de afgelopen jaren binnen de toegepaste taalkunde is gevoerd over de wenselijkheid van grammatica in het vreemde-talenonderwijs ook invloed gehad op de extramurale grammaticaproduktie. Maar dat onttrekt zich aan mijn waarneming.
| |
Grammatica, grammatica's en taalverwerving
De bovengenoemde discussie is in ieder geval wel gevoerd in Nederland en Vlaanderen.
Was de ANS in het buitenland duidelijk een gewenst kind, in de kringen van Nederlands als tweede taal ging de beschuit met muisjes minder royaal rond. De schrijvers van de ANS zal dat niet verbaasd hebben. In de inleiding van de ANS worden de sectoren vermeld die intramuraal behoefte hebben getoond aan een praktische, veelomvattende grammatica. Het onderwijs Nederlands als tweede taal wordt daarbij niet genoemd. En als de ANS spreekt over doelgroepen worden wel de docenten Nederlands als vreemde maar niet de docenten Nederlands als tweede taal opgevoerd.
Er bestaat (of moet men zeggen: er bestond?) in de wereld van het Nederlands als tweede taal een duidelijke huiver ten aanzien van de traditionele grammatica, een huiver die voor een belangrijk gedeelte stoelt op het type leerder waarmee men in dit onderwijs geconfronteerd wordt.
In Nederlands als tweede taal noemt Litjens (1990) een aantal recente
| |
| |
theoretische inzichten over tweede-taalverwerving die men terugvindt in de lesprogramma's. Daarbij vindt men niet de grammatica. Ook bij wat voor hem de ‘topics’ zijn in het tweede-taalonderwijs van de afgelopen tien jaar zoekt men tevergeefs naar het onderwerp grammatica. Hetzelfde beeld bieden de afleveringen 22 en 38 van ‘Toegepaste taalwetenschap in artikelen’ (1985 en 1990), beide geheel gewijd aan de stand van zaken bij het onderwijs Nederlands als tweede taal.
Ook in de leermiddelen die de laatste jaren zijn verschenen, treft men die huiver aan. De auteurs ervan worstelen met de vraag: wel, geen of een beetje grammatica. Valt de keuze op ‘geen’ dan staat men voor de noodzaak alternatieven te bedenken. Die alternatieven zijn meestal het duidelijkst in de ‘inleiding’, maar in het leerboek zelf wordt de traditionele grammatica via een achterdeurtje toch weer vaak binnengelaten. Of er verschijnen bundeltjes als Regelrecht 1 en 2 (1983 en 1984), afzonderlijke grammatica-oefeningen, die ‘naast iedere leergang’ te gebruiken zijn. Bundeltjes die grif gekocht worden.
Dat laatste zou wel eens kunnen betekenen dat er met de officiële wetenschappelijke credo's in de geloofspraktijk gesjoemeld wordt.
In een onderzoek naar het gebruik van leermiddelen bij het onderwijs Nederlands als tweede taal constateren de samenstellers, Marianne Jansen en Chris van Veen (1985), dat in alle gebruikte methodes grammatica een onderdeel vormt van de aangeboden stof en dat in het materiaal dat de docenten zelf maken er zelfs sprake is van een ‘zeer vooraanstaande plaats’ voor de grammatica (p. 136). Bij gebruik van een Nederlandstalige versie van The learnables worden door de docenten expliciet grammatica-oefeningen aangeboden, iets waarvan de bedenker van The learnables nu juist af wilde. Code Nederlands, geschreven vanuit een notioneel-functionele visie en dus met een beperkte aandacht voor taalvormen, kondigt vier jaar na de eerste verschijning een grondig vernieuwde editie aan met daarin onder andere meer oefenstof voor de grammatica.
Nummer 47 (1990) van het tijdschrift Les is gewijd aan de relatie tussen onderzoek en onderwijs van het Nederlands als tweede taal. In een artikel van de redactie worden drie onderwerpen genoemd die in de loop der jaren gemeengoed zijn geworden bij allen die op dit terrein werkzaam zijn. Een daarvan is: minder aandacht voor expliciete grammatica.
De bovengenoemde feiten maar vooral de intramurale stroom grammatica's voor anderstaligen die na 1990 zijn verschenen, lijken in een andere richting te wijzen. Die richting is, denk ik, enerzijds dat de grammatica nooit weg is geweest en anderzijds dat alternatieven vaak niet het verwachte resultaat hebben gegeven waarna men bij gebrek aan beter weer is teruggevallen op de traditionele spraakkunst.
Het is in ieder geval moeilijk en gewaagd radicaal te zijn. De auteurs van De Delftse methode (1984) kunnen daarover meepraten. In de eerste les de complete basisgrammatica, geen grammaticale terminologie, geen stapsgewijze maar complexe grammaticale oefeningen: of deze principes altijd het gewenste resultaat opleveren is een andere zaak, maar Montens en Sciarone behoren wel tot de zeer weinigen die consequent een standpunt innamen en dat met een in
| |
| |
taalkundekringen ongewone zelfverzekerdheid verdedigden.
Bij zijn bespreking van de ANS constateert Salverda (1985) dat er alle reden is te proberen, op basis van de ANS, ‘een korter, eenvoudiger en goedkoper grammaticaboek speciaal voor beginners te maken’ (p. 18). Acht jaar later pleit Beheydt (1993) voor iets soortgelijks: ‘Ondertussen blijft het wachten op die simpele, handige, toegankelijke en functionele pedagogische grammatica van het Nederlands’ (p. 20).
Ja, zo'n grammatica wil natuurlijk iedereen wel. De vraag is echter of die te schrijven is. Hierboven zijn al een paar grote obstakels genoemd (bijvoorbeeld de weerbarstige verhouding tussen beschrijfbaar, leerbaar en doceerbaar). Genoemd is ook het drijfzand der functionaliteit, waaraan ik hier nog zou willen toevoegen dat, zelfs als er een echte functionele grammatica zou komen, men nog maar moet afwachten of studenten en docenten die traditioneel gepokt en gemazeld zijn, daarmee overweg kunnen. Nog niet genoemd is het feit dat de gewenste eenvoud selectie impliceert maar dat de daarvoor noodzakelijke gegevens inzake frequentie en spreiding van grammaticale en syntactische structuren vooralsnog in onvoldoende mate aanwezig zijn. En ten slotte moet men zich afvragen of die simpele enzovoorts grammatica ook nog rekening kan en moet houden met de moedertaal van de anderstalige. In de hartekreet hierboven noemt Beheydt die contrastiviteit niet, maar hij gelooft er wel in, getuige zijn standpunt in de samen met Jansen geschreven Taalunie Voortzet 21 (1989), terwijl ook in Taalunie Voortzet 24 van Devos en Beheydt (1989) ervoor gepleit wordt om ‘impliciet’ rekening te houden met de meest courante moedertalen van de gebruikers.
Een simpele grammatica lijkt me een contradictio in terminis en als ze - wat te vrezen valt - toch weer gaat uitdijen, moet men zich afvragen of aan zo'n dikkere grammatica momenteel nog wel behoefte bestaat.
We hebben de ANS, er zijn een paar goede uitvoerige opzoekprogramma's. Nog meer boeken van de laatste categorie zal betekenen meer van hetzelfde. Tenzij men kans ziet de behandeling van de syntaxis te verbreden en te verdiepen, tenzij men een duidelijker plaats weet te geven aan de semantische functies van taalconstructies, tenzij men zich zou willen richten op de grammatica van het gesproken Nederlands.
Met de bestaande algemene werken is lang niet iedereen geholpen. Dat is duidelijk. Maar de klantenkring die dan nog overblijft, is zo divers van samenstelling dat een algemene spraakkunst geen oplossing kan zijn. Uitgaande van de doelstelling van het onderwijs, de aard en de (grammaticale) vooropleiding van de cursisten en het grammaticale onderwerp zelf zal men grammatica à la carte moeten serveren.
Voor wat betreft de niet in het Nederlands geschreven grammatica's, is hierboven al summier aangegeven wat extramuraal in deze de wensen zijn. Persoonlijk zou ik daar nog aan willen toevoegen dat het mij om taalpolitieke redenen, dat wil zeggen voor een solide verankering van de Nederlandse taal in de Europese Unie, gewenst lijkt dat er in ieder geval een grammatica Nederlands bestaat in
| |
| |
alle talen van deze Unie en dat er een goede, omvangrijke grammatica komt in het Duits.
Ondertussen zijn de laatste vijfentwintig jaar de ontwikkelingen in de computer-technologie met grote sprongen vooruit gegaan.
In zijn artikel Nederlands leren met de computer geeft Beheydt (1994) een overzicht van wat er op dit moment gaande is en tot welk materiaal dat heeft geleid. Daartoe behoort op het gebied van de grammatica de computercursus Grammatica op maat van Ansems en Van den Munkhof. Dat het een computercursus is, betekent overigens niet dat de taalkundige invalshoek nieuw is: die is even traditioneel als in een boek.
Bij WordPerfect 6.1 bestaat sinds februari 1995 een grammatica-checker voor het Nederlands: Grammatik 6, ontwikkeld door een internationaal gezelschap van linguïsten in Antwerpen. Zoals vaker met computerbemoeienis het geval is, ziet de computer fouten, ook als ze er niet zijn. Dat komt onder andere omdat de computer geen verschil in woordbetekenis kan onderscheiden. Afgezien daarvan lijkt het voorlopig geen speeltje voor anderstaligen, want, zegt een van de medewerkers, ‘aan simpele dingen die iedereen intuïtief goed doet (...) zijn we niet begonnen’ (NRC Handelsblad, 9-2-1995). Tot die simpele dingen behoren de verbuiging van het adjectief en, jawel de woordvolgorde.
Maar techniek en wetenschap staan natuurlijk niet stil en het is heel goed mogelijk dat over vijfentwintig jaar iedereen binnen en buiten de muren over een uitgebalanceerde grammatica-checker beschikt zodat grammaticamakers en -gebruikers dan voorgoed hun tranen kunnen drogen.
Zou het Woordenboek der Nederlandsche Taal, u weet wel, dat heel grote woordenboek dat al meer dan honderdvijftig jaar chronisch achterloopt, dat hebben voorzien en daarom voor één keer zijn tijd ver vooruit zijn? Want hoe moet men anders verklaren dat in dit woordenboek het lemma ‘grammatica’ ontbreekt?
| |
Geciteerde werken
(voor de geciteerde grammatica's zie overzicht grammatica's, p. 23 e.v.)
Beheydt, L. en F. Jansen. Een normatief-pedagogische grammatica voor volwassenen, Nederlandse Taalunie Voorzetten 21, 1989. |
Beheydt, L. ‘Grammatica's Nederlands voor anderstaligen’, in: Neerlandica extra Muros, XXXI, 3, 1993, p. 15-20. |
Beheydt, L. ‘Nederlands leren met de computer’, in: Neerlandica extra Muros, XXXII, 3, 1994, p. 26-37. |
Coumou, W. e.a. Over de drempel naar sociale redzaamheid. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders, 1987. |
Daamen, H. ‘Grammatik zum Selbstlernen’, in: Nachbarsprache Niederländisch, 2, 1992, p. 121-131. |
| |
| |
Devos, R. en L. Beheydt. Aanzet tot een grammaticaal woordenboek. Nederlandse Taalunie Voorzetten 24, 1989. |
Ek, J. van. ‘“The treshold level” in a unit/ credit system’, in: System development in adult language learning. Strasbourg: Raad van Europa, 1973. (In 1980 onder dezelfde titel verschenen bij Pergamon, Oxford.) |
Jansen, M. en C. van Veen. Leermiddelen gezocht. Verslag van een onderzoek naar leermiddelengebruik en organisatorische voorwaarden bij intensieve cursussen Nederlands als tweede taal. Stichting Educatie Culturele Minderheden en Stichting Nederlands Centrum Buitenlanders, 1985. |
Leech, G. and J. Svartvik. A Communicative Grammar of English. London: Longman, 1975. |
Leeuwen, C. van. ‘Nieuwe leermiddelen voor het Nederlands in Italië: de geschiedenis van vijf tweede drukken’, in: Neerlandica extra Muros, XXXIII, 1, 1995, p. 58-64. |
Litjens, P. Nederlands als tweede taal. Een handboek voor de volwasseneneducatie. Enschede: Instituut voor leerplanontwikkeling, 1990. |
Redactie Les. ‘Spanning tussen onderzoek en praktijk 2’, in: Les, 47, 8, 1990, p. 15-19. |
Rooij, J. de. ‘De ANS als normatieve grammatica’, in: Neerlandica extra Muros, 38, 1982, p. 2-12. |
Salverda, R. ‘ANS voor ons’, in: Neerlandica extra Muros, 44, 1985, p. 9-18. |
Sciarone, A.G. en F. Montens. Hoe leer je een taal? De Delftse methode. Meppel: Boom, 1984. |
Stokkermans, C.J. ‘B.C. Donaldson, Dutch Reference Grammar’, in: Neerlandica extra Muros, 39, 1982, p. 71-76. |
Wynants, A. Drempelniveau Nederlands als vreemde taal. Strasbourg: Raad van Europa, 1985. |
| |
Overzicht grammatica's voor anderstaligen
(verschenen of herdrukt in de periode 1970-1995)
Afrikaans
Villiers, M. de. Nederlands en Afrikaans. Kaapstad: Nasionale Boekhandel, 1973. |
| |
Arabisch
Anton Shenouda Mosad. Nederlands voor Arabieren. (Prisma taal) Utrecht: Spectrum, 1994 (2e herziene druk), 212 p. (Ie druk 1991). |
| |
Bulgaars
Stoyanova-Quinet. Cl. Hollandska Grammatika. Sofia, 1975. |
| |
Duits
Bonger, H. Niederländische Sprachlehre. Heidelberg: Julius Groos, 1986, 208 p. (1e druk 1978). |
Goedbloed, J. Kompakt Grammatik Niederländisch. Stuttgart: Ernst Klett Verlag, 1989, 137 p. (1e druk 1986). |
| |
| |
Jalinck, J.M. en M.C. van den Toorn. Praktisches Lehrbuch Niederländisch. Berlin und München: Langenscheidt KG, 1980, 224 p. (oorspronkelijke uitgave 1963) (met Schlüssel en Übersetzung Gespräche). |
Stegeman. H. NL Grammatik Niederländisch. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992, 183 p. |
| |
Engels
Aarts, F.G.A.M. en H. Chr. Wekker. A Contrastive Grammar of English and Dutch. Contrastieve grammatica Engels/Nederlands. Groningen: Nijhoff, 1993 (2e druk), 363 p. (1e druk 1987) (met apart Workbook). |
Donaldson, B.C. Dutch Reference Grammar. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1984 (2e druk), 275 p. (1e druk 1981). |
Klep, H. en D. Rietveld. Concise Dutch Grammar. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992, 92 p. |
Meijer, R.P. en J. Smit. Dutch Grammar and Reader, Cletenham: Thornes, 1978 (4e druk), 201 p. (1e Eng. druk 1976). |
Shetter, W. Introduction to Dutch. A practical grammar. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993 (7e herziene druk), 268 p. (1e druk 1958) (met Workbook en Key to Workbook). |
| |
Frans
Bruffaerts, F. en F. du Mong. A Claire-voie. Grammaire de référence du néerlandais contemporain. Lier: Van In, 1981, 184 p. |
Godin, P., P. Ostyn en Fr. Degreef. Pratique du néerlandais avec ou sans maître. Louvain-la-Neuve: Peeters (Série pédagogique de l'Institut de Linguistique de Louvain, no. 18), 1993, 368 p. |
Henrard, R. Grammaire du néerlandais. Malle: De Sikkel, 1985 (7e herziene druk), 168 p. (1e druk 1970). |
Ostyn, P. en F. Degreef. Functionele spraakkunst van het Nederlands. Deurne (Antwerpen): Plantijn, 1981 (5e druk), 255 p. (1e druk 1974). |
Ostyn, P. Structures de base du néerlandais. Deurne (Antwerpen): Plantijn, 1978, 95 p. (met Exercices). |
Rosen, G., J.-Cl. Hans en Ar. Kinnard. Grammaire fonctionnelle illustrée du néerlandais. Bruxelles: Didier Hatier, 1991, 176 p. |
Rosen, G. Grammaire illustrée du néerlandais. Bruxelles: Didier Hatier, 1988, 144 p. |
Rosen G., J.-CL. Hans en Ch. Seghers. Exercices illustrés de Grammaire néerlandaise. Bruxelles: Didier Hatier, 1994, 148 p. |
Sonck, G. Grammatica Nederlands (tweetalig: Nederlands en Frans). Bruxelles: De Boeck Université, 1993 (2e herziene druk), 261 p. (1e druk 1989). |
Tavernier, J.J. Grammaire-index de la langue néerlandaise. Bruxelles: A. de Boeck, 1976 (herdruk), 81 p. |
Vandevyvere, Ch. Guide de grammaire néerlandaise. Bruxelles: De Boeck, 1985, 208 p. |
| |
| |
Vannes, G. Grammaire de base du néerlandais parlé et écrit. Bruxelles: A. de Boeck, 1984 (15e druk), 143 p. |
| |
Indonesisch
Stokkermans, C.J. Korte Handleiding Nederlandse Grammatica/Pedoman Singkat Tata Bahasa Belanda. Jakarta: PT Ichtiar Baru-Van Hoeve, 1980 (2e druk), 210 p. (1e druk 1978). |
Stokkermans, C.J. Masalah-masalah linguistik bahasa belanda/onderwerpen uit de Nederlandse taalkunde. Jakarta, 1980, 235 p. |
| |
Italiaans
Dallinga, D.J. Grammatica pratica della lingua neerlandese. Fonologia, morfologia, sintassi e idioma. Padova: Upsel, 1992, 171 p. |
Dallinga, D.J. Ik spreek nederlands. Grammatica di base per gli italiani che vogliono comunicare con gli Olandesi e i Belgi. Padova: Cluop, 1994, 381 p. |
Eerdmans K.M.G. Grammatica della lingua nederlandese. 2 delen. Niederzier: Lukassen Verlag. 1986, 1009 p. |
Messina, F.M. Grammatica della lingua nederlandese. Napoli: Bulzoni, 1974 (ongewijzigde herdruk in 1991), 178 p. |
Prampolini, G. Grammatica teorico-pratica della lingua olandese. Milano: Hoepli, 1976 (2e ongewijzigde herdruk), 322 p. (1e druk 1928). |
Tagliaferri, P. Grammatica teorico-pratica della olandese per italiani. Vicenza: Rumor, 1982 (2e druk), 142 p. (1e druk 1962). |
Trampus-Snel, R.D. Introduzione allo studio della lingua neerlandese. Vol 1 Grammatica. Milano: CEA-Zonichelli, 1993 (2e herziene druk), 356 p. (1e druk 1982) (hierbij Vol II Esercizi applicativi). |
| |
Japans
Hesselink, R.H. Orandago e no mietsjie (Beknopte grammatica voor het Nederlands). Tokio: Japan-Nederland Instituut, 1979, 143 p. (hierbij ook woordenlijst en antwoorden bij de oefeningen). |
| |
Koreaans
Kim, Y.J. Nederlandse spraakkunst (in het Koreaans). Seoul: Myungji Chulpansa, 1984, 255 p. |
Kim, Y.J. Basiskennis Nederlandse grammatica (in het Koreaans). Seoul: Hankuk University of Foreign Studies, 1994, 312 p. |
| |
Nederlands
Aalsma, E. e.a. De leerlijn. Rotterdam: Taalschool voor Vluchtelingen, 1983, 180 p. |
Ansems, J. en L. van den Munkhof. Grammatica op maat. Computercursus Nederlands voor gevorderden. Kaap Hoorndreef 10, 3563 AS Utrecht: Courseware Midden Nederland bv. |
Bakker, I. de e.a. Nederlands in hoofdlijnen. Praktische grammatica voor anderstaligen. Theorieboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994, 81 p. (hierbij ook Docentenhandleiding en Oefeningenboek). |
| |
| |
Bakx, J., M. Jetten en L. Korebrits. Nederlandse grammatica in gebruik - voor anderstaligen. Amsterdam: Intertaal. Verschijnt eind 1995. |
Bouman-Noordermeer, D. e.a. Beter Nederlands 1. Grammaticaal hulpboek voor anderstaligen. Muiderberg: Coutinho, 1990, 116 p. |
Bouman-Noordermeer, D. e.a. Beter Nederlands 2. Grammaticaal hulpboek voor anderstaligen. Muiderberg: Coutinho, 1991, 109 p. |
Bouman-Noordermeer, D. Beter Nederlands. Een inleidend grammaticaal hulpboek voor anderstaligen. Muiderberg: Coutinho, 1994, 241 p. |
Deken, M., J. Morshuis, G. van de Ven. Pas toe. Grammatica Nederlands voor anderstaligen. Cursistenboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993, 161 p. (hierbij ook Docentenhandleiding). |
Florijn, A.F., J.A. Lalleman, J.H. Maureau. De regels van het Nederlands. Grammatica voor anderstaligen. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994, 309 p. (hierbij ook Werkboek). |
Fontein, A.M. en A. Pescher-ter Meer. Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders, 1993 (herziene druk), 287 p. (1e druk 1985). |
Geerts, G., W. Haeseryn, J. de Rooij, M.C. van den Toorn. Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Wolters-Noordhoff; Leuven: Wolters, 1984, 1309 p. |
Kuiken, F. en I. Vedder. Regelrecht 1. Een serie praktische grammatica-oefeningen voor buitenlanders. Amsterdam: VU Boekhandel/Uitgeverij, 1994 (7e druk), 119 p. (1e druk 1985). |
Kuiken F. en I. Vedder. Regelrecht 2. Een serie praktische grammatikaoefeningen voor buitenlanders. Amsterdam: VU Boekhandel/Uitgeverij, 1994 (5e druk), 110 p. (1e druk 1984). |
Langstraat-Mulder, M. Nederlandse grammatica voor buitenlanders. Rijswijk: Schoevers, 1987 (herziene druk), 72 p. (1e druk 1981). |
Toorn-Danner, N. van den. Taalvaria. Keuze van onderwerpen uit de Nederlandse grammatica en uit het Nederlands woordgebruik. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1987 (2e verbeterde druk), 178 p. (1e druk 1984). |
Toorn-Danner, N. van den. Kleine Grammatica van het Nederlands als vreemde taal. Basisgrammatica. Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1972, 154 p. (hierbij Oefenboek en Sleutel). |
Toorn-Schutte, J. van der. Basisgrammatica van het Nederlands als tweede taal. Apeldoorn: Auctor Educatief, 1994 (2e druk), 135 p. (1e druk 1992) (hierbij Antwoorden). |
| |
Perzisch
Ali Asghar Namaki. Nederlandse grammatica in het Perzisch. Nijmegen: Lâle, 1995, 165 p. |
| |
Pools
Morciniec, N. Zarys gramatyki niderlandzkiej. Wroclaw: Uniwersytet Wroclawski im. Boleslawa Bieruta 1982 (herdruk), 182 p. (1e druk 1977). |
Stembor, L. en S. Predota. Mówimy Po Niderlandzku. Warszawa: Wiedza Powszechna, 1986 (herdruk), 267 p. (1e druk 1980). |
| |
| |
| |
Servokroatisch
Mikulic, B. Grammatika Holandskog Jezika/Nederlandse grammatica voor Servokroatisch sprekenden. Nijmegen: Lâle, 1994, 90 p. |
Novakovic-Lopusina, J. Gramatika Nizozemskog Jezika/Nederlandse grammatica voor Servokroaten. Amsterdam: Pegasus, 1994, 209 p. |
| |
Slavische talen
Fokker, A.A. Nederlands voor Slavisten. Een proeve van contrastieve grammatica. Leiden: De Slavische Stichting te Leiden, 1988, 159 p. |
| |
Spaans
Dam, C.F.A. van en H.Th. Oostendorp. Gramática neerlandesa. Madrid: Ministerio de Educación y Ciencia, 1982 (3e edición a cargo de Hans Tromp y Enrique Bernárdez). |
| |
Turks
Günes, E. Türkçe konusanlara Hollandaca dilbilgisi. Oss: Günes, 1993 (2e uitgebreide druk), 551 p. (1e druk 1991). |
| |
Zweeds
Rooij, J. de en I. Wikén Bonde. Nederländsk grammatik. Stockholm: Bonniers, 1972, 243 p. |
Buiten de periode 1970-1995 vallen twee Deense grammatica's: Jestesen, Annie Holch, Hollandsk grammatik. Kopenhagen, 1952 en Muusses, Martha en L.L. Hammerich, Hollandsk Grammatik. Kopenhagen, 1930 en de Russische grammatica van Mironov, S.A., Niderlandskij (Gollandskij) jazijk: grammaticeskij ocerk, literaturnije tekstij s kommentarijami i slovarem. Moskva: Izd-vo Moskovskago Universiteta, 1965, 181 p.
|
|