| |
| |
| |
De nieuwe Vlaamse taalstrijd
Kroniek van Land en Volk
Guy Janssens (Luik)
Vlaanderen is in de loop van de laatste drie decennia het meest welvarende deel van België geworden en door de in 1993 voltooide federalisering geniet het ook definitief verregaande autonomie (zie daarover deze kroniek in NEM XXXII-2, 1994). Daarmee heeft de Vlaamse Beweging, die kort na de stichting van België (in 1830) haar lange strijd voor de Vlaamse emancipatie begonnen was, haar doel ten slotte bereikt.
Een vaker gehoorde stelling is, dat de strijd voor de eigen taal en cultuur - tegen de dominantie van het Frans - de motor was die tot de Vlaamse ontvoogding en bloei heeft geleid. Nu dat laatste bereikt is, en de Vlamingen sinds de jaren zeventig ook zelfbeschikking hebben op taalgebied, zou men kunnen verwachten dat de taalstrijd een natuurlijke dood sterft. Niets is echter minder waar. Het lijkt er zelfs op dat de Vlaamse taalstrijd een nieuwe impuls en inhoud heeft gekregen. Hij manifesteert zich de laatste jaren op twee terreinen: de positie van het Nederlands in België en in Europa, en de taalnorm in Vlaanderen.
In deze kroniek wordt op basis van gebeurtenissen en publikaties uit - ruim genomen - het afgelopen jaar, een overzicht gegeven van deze ‘nieuwe’ taalstrijd en worden ook enkele mogelijke oorzaken ervan op een rijtje gezet.
| |
De positie van het Nederlands
Het Nederlands heeft er in België en in Europa eigenlijk nog nooit zo goed voor gestaan als vandaag de dag (cf. Naets 1994). Het is de officiële taal van Vlaanderen (en van Nederland natuurlijk), het is de demografisch, politiek en economisch sterkste taal van België (vóór resp. het Frans en het Duits), en ze heeft de laatste decennia flink aan Belgisch-binnenlands prestige gewonnen (cf. Willemyns 1992). Het Nederlands is ook erkend als één van de officiële talen van de Europese Unie en als werktaal in de Europese instellingen. Maar omdat het internationaal gezien toch een ‘kleinere’ taal blijft, loopt het voortdurend gevaar door de ‘grote’ talen gemarginaliseerd te worden. De Vlaamse overheid en verschillende Vlaamse pressiegroepen, cultuurverenigingen en politieke partijen hebben de laatste jaren talrijke acties ondernomen om de positie van het Nederlands te verdedigen of te verstevigen. Ik laat hier enkele recente voorbeelden volgen die betrekking hebben op het Nederlands in resp. Vlaanderen, Brussel en de Europese Unie.
Een Vlaams decreet uit 1973 schrijft het Nederlands voor als taal voor de contacten tussen de werkgevers en de werknemers (en voor akten en bescheiden) van in Vlaanderen gevestigde bedrijven. In de praktijk wordt daarvoor echter vaak een andere taal - meestal het Engels - gebruikt. Daartegen heeft eind 1993
| |
| |
de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) geprotesteerd. De SERV riep het bedrijfsleven in Vlaanderen op om de bestaande wetgeving op het taalgebruik toe te passen en altijd Nederlands te gebruiken. Tevens vroeg hij van de overheid meer waakzaamheid op dit gebied. Het antwoord van de Vlaamse overheid liet niet lang op zich wachten en vormde een duidelijk signaal. In mei 1994 keurde de Vlaamse Raad een ontwerp van decreet goed dat bedrijven in het Vlaamse gewest verplicht om ook in contacten met potentiële werknemers het Nederlands te gebruiken, d.w.z. in personeelsadvertenties, sollicitatieformulieren, psychotechnische tests en sollicitatiegesprekken. Op die manier werd de onduidelijkheid weggenomen die het decreet uit 1973 op dat punt bevatte. In haar commentaar op het nieuwe Vlaamse decreet sprak de Franstalige Belgische krant Le Soir (van 20 en 27 mei 1994) van een ‘Eigen taal eerst-houding’ (een duidelijke allusie op de slogan van het extreem-rechtse en ultra-nationalistische Vlaams Blok: ‘Eigen volk eerst’) en van ‘linguïstische zuivering van de arbeidsmarkt’ (een verwijzing naar de etnische zuiveringen in Bosnië).
In Brussel - de hoofdstad van de Vlaamse gemeenschap, van België en van de Europese Unie - zijn veel talen met elkaar in contact (en in conflict). De Nederlandstalige Brusselaars vormen een kleine minderheid. Het Komitee ‘Stop Euro-Brussel’ betoogde in februari 1994 dat de aanwezigheid van grote aantallen Eurocraten en andere EU-immigranten een negatief effect heeft op de positie van het Nederlands in en om Brussel. Voor steeds meer mensen zou Brussel daardoor immers een Frans-Engelse stad worden. Er moet volgens het Komitee versterkte controle komen op het taalgebruik door de gemeenten in de Brusselse rand, de Vlaamse regering moet haar woonpolitiek ten gunste van de Vlamingen in Vlaams-Brabant voortzetten en uitbreiden, en ze moet het prestige van het Nederlands zoveel mogelijk verhogen. Om de positie van het Nederlands te verstevigen, startten het Algemeen Nederlands Verbond en het Vlaams Komitee voor Brussel (VKB) in maart 1994 de actie ‘Spreek steeds uw taal in Brussel’, om alle Vlamingen ertoe aan te zetten in alle omstandigheden het Nederlands te gebruiken in de hoofdstad. Het VKB voerde daarvoor een campagne met affiches, folders en stickers, en op radio en TV.
De meest geruchtmakende Vlaamse acties voor het Nederlands liggen op het terrein van de Europese Unie (EU). In veel Europese instellingen worden lang niet alle officieel erkende talen in de praktijk ook gebruikt (cf. Matthijs 1994). Om organisatorische en financiële redenen wordt het aantal werktalen vaak tot drie beperkt: Engels, Frans en Duits, die in sommige gevallen nog met het Spaans en het Italiaans worden uitgebreid. Alle kleinere talen - waaronder ook het Nederlands - vallen dan uit de boot. Wat het Nederlands betreft, wordt daartegen vooral door de Vlamingen fel geprotesteerd (Nederland heeft zich pas in tweede instantie bij het Vlaamse protest gevoegd). Bekend is de taalrel rond het Eurokorps. De Belgische minister van Defensie, de Vlaming Leo Delcroix, heeft in november 1993 de Belgische deelname aan het Eurokorps afhankelijk gesteld van de erkenning van het Nederlands - naast het Frans en het Duits - als officiële taal van dat korps. Vooral in de Franstalige binnen- en buitenlandse pers is toen een hoongelach opgestegen over deze ‘dolle en absurde Vlaamse
| |
| |
| |
| |
eis’. Maar na enige Franse en Duitse aarzeling werd aan de taaleis toch gehoor gegeven. Er rees ook protest - maar met minder succes - tegen de achterstelling van het Nederlands in het Europese Merkenbureau en er ontstond deining over de heersende onduidelijkheid inzake consumentenvoorlichting, waardoor bijvoorbeeld in Vlaanderen produkten kunnen worden verkocht zonder Nederlandstalige etiketten.
De Vlaamse regering heeft het federale Belgische kabinet onder druk gezet om bij de Europese Raad van ministers aan te dringen op de vrijwaring van de positie van het Nederlands als officiële taal in alle instellingen van de EU. Tijdens de Europese Raad in Brussel, in december 1993, bevestigden de staatshoofden - onder het voorzitterschap van de Belgische premier Jean-Luc Dehaene - het principe dat alle officiële talen gelijkwaardig zijn binnen de EU. De positie van het Nederlands is daardoor echter slechts voorlopig gered, want de Europese taalstrijd begint eigenlijk nog maar pas. In 1995 groeit de Unie immers van twaalf naar vijftien leden (en niet naar de verwachte zestien, want de Noorse bevolking heeft zich in november 1994 tegen toetreding uitgesproken), waardoor er twee talen bijkomen (Zweeds en Fins). Voor sommigen is die uitbreiding aanleiding om het talenregime binnen Europa opnieuw ter discussie te stellen. Naar verluidt zou Frankrijk tijdens zijn voorzitterschap (in de eerste helft van 1995) voorstellen het aantal werktalen officieel te beperken tot vijf, en het Nederlands hoort daar niet bij. De Vlamingen (en de Nederlanders) kunnen hun borst vast nat maken.
| |
De taalnorm in Vlaanderen
De Vereniging Algemeen Nederlands, die in Vlaanderen het AN bevordert, telde twintig jaar geleden zo'n 9000 leden. Dat aantal is ondertussen afgenomen tot nog nauwelijks 2000. Deze ontwikkeling is symptomatisch voor de steeds duidelijker wordende tendens in Vlaanderen om zich van de eenzijdige gerichtheid op de noordelijke taalnorm af te wenden. De vroegere strijdbaarheid waarmee het AN werd verdedigd, is nu niet meer zo onverdeeld. Er kunnen momenteel, wat de taalnorm in Vlaanderen betreft, ruwweg drie strekkingen worden onderscheiden (waarbinnen overigens nog grotere en kleinere verschillen bestaan).
Er zijn, ten eerste, de traditionele grootneerlandisten of integrationisten, die een zo groot mogelijke eenheid met het noordelijke Nederlands verdedigen. Als norm voor het AN nemen zij doorgaans het taalgebruik van de intellectuele kringen in het westen van Nederland. Voorstanders van deze strekking zijn o.a. de reeds genoemde Vereniging Algemeen Nederlands en een aantal gezaghebbende Vlamingen zoals de oud-voorzitter van de Vlaamse Raad, Louis Vanvelthoven, en de Leuvense hoogleraar en Grote Van Dale-redacteur Guido Geerts.
Diametraal daartegenover staan, ten tweede, de zgn. ‘nieuwe particularisten’. Militant pleitbezorger van een eigen Vlaamse taal is Charles Vanderhaegen. Hij wil graag een ‘Algemeen schoon Vlaams’ tot stand brengen, de taal ‘van de
| |
| |
Vlaamse natie, met een eigen volksaard’ (cf. Vanderhaegen 1991 en Burger 1994). Bekender is de sociolinguïst Kas Deprez, die onder verwijzing naar een aparte Belgische identiteit en zich beroepend op elementaire tolerantie het bestaansrecht verdedigt van een Vlaams-Nederlandse taalvariëteit. Hij is van mening dat de Vlamingen het Nederlands kunnen verrijken met hun Vlaamse woorden, hun gallicismen en purismen, en hij verwacht dat ook van hen (cf. Deprez 1994).
Maar er is nog een derde groepering, die een soort tussenpositie inneemt. Daartoe behoren enige neerlandici (onder wie Jozef Van Haver, Johan Taeldeman, Ludo Beheydt) die met goede argumenten pleiten voor een grotere tolerantie t.o.v. bepaalde categorieën typisch Vlaamse woorden en uitdrukkingen binnen de standaardtaal, en voor een erkenning van de Vlaamse uitspraak van het Nederlands. Daarnaast zijn ze voor een zo groot mogelijke convergentie met het Noorden, zeker op het gebied van de morfologie en de syntaxis. Deze attitude kan rekenen op ruime sympathie bij de Vlaamse bevolking.
In vergelijking met twintig jaar geleden is de taalattitude in Vlaanderen dus volop in beweging en dit blijkbaar ten gunste van een Nederlands met een duidelijk(er) Vlaams stempel. Deze trend wordt waarschijnlijk ook gevoed door de traditionele anti-Nederlandse gevoelens en de afkeer van ‘het Hollands’, die nog niet afgenomen lijken te zijn bij de Vlaamse bevolking (in een recente enquête scoorden de Nederlanders bij de Belgische jongeren het allerlaagst op de hele Europese sympathieschaal - cf. De Schepper 1993).
| |
Waarom een nieuwe taalstrijd?
De historische taalstrijd van de Vlaamse Beweging ging over het recht op het gebruik van de moedertaal in Vlaanderen; hij was gericht tegen het Frans (en later ook tegen het dialect) en was voor de invoering van een Nederlandse cultuurtaal zoals die in het Noorden al bestond. De tegenwoordige taalstrijd daarentegen gaat over het recht op het gebruik van het Nederlands in de EU; hij is gericht tegen ‘de verengelsing, de verfransing en de verhollandsing’ in het eigen land, en hij houdt een pleidooi in voor een ruimere Vlaamse inbreng in het Nederlands.
Hoe kan deze nieuwe taalstrijd worden verklaard? Er kunnen verschillende oorzaken en redenen worden onderscheiden, waarvan sommige met elkaar verweven zijn.
1. | De allereerste oorzaak van de nieuwe taalstrijd is gewoon het voortzetten van de traditie van de oude. Het is voor Vlamingen ondenkbaar dat ze hun eigen taal, waarvoor ze zo'n lange en moeizame strijd hebben geleverd, zouden opgeven. De oude taalstrijd vormde een belangrijk onderdeel van de grotere strijd voor de emancipatie van Vlaanderen (cf. Wils 1994): de taal(strijd) is daardoor het zo goed als onaantastbare symbool geworden van de Vlaamse identiteit en autonomie. |
2. | Een tweede reden voor de verdediging van het Nederlands sluit aan bij de eerste. Vlaanderen wil het buitenland duidelijk maken dat het nu een nieuwe
|
| |
| |
| status heeft: die van een autonome deelstaat binnen een federale staatsstructuur. Het wil zich als natie en als (deel)staat manifesteren, en de vlag die daarvoor gebruikt wordt, is als vanzelfsprekend de taal, die voor Vlaanderen immers een historisch-ideologische lading heeft. |
3. | Tegelijk met de politieke verzelfstandiging en de economische macht van de deelstaat Vlaanderen is het besef van eigenwaarde gegroeid. Dit versterkt het verlangen naar een meer uitgesproken eigen taalidentiteit: een Nederlands met een duidelijk Vlaamse inslag. Het gebruik van zulk Nederlands is een middel geworden om zich cultureel en politiek als Vlaming te identificeren en te afficheren (cf. Walravens 1994). |
4. | Het toegenomen besef van eigenwaarde kan echter ook leiden tot zelfgenoegzaamheid en particularisme. Jozef Deleu en anderen hebben er al herhaaldelijk op gewezen dat Vlaanderen sinds enige tijd een referentiekader hanteert dat zich tot het eigen land beperkt, waardoor de zelfgenoegzaamheid en kneuterigheid welig tieren. Daaruit kan voor sommige Vlamingen het verdedigen voortkomen van een ‘algemeen beschaafd Vlaams’ (een tussentaal die noch zuiver dialect, noch correct Nederlands is en die door Geert van Istendael in Het Belgisch labyrint ‘Verkavelingsvlaams’ werd gedoopt), tegen het zogenaamde ‘Hollandse taalimperialisme’. |
5. | Sommige Vlaamse politici of politieke partijen en de harde kern van autonomisten en separatisten binnen de Vlaamse Beweging willen nog verder gaan dan de bereikte federalisering. Zij eisen een zelfstandig Vlaanderen binnen een Belgische statenbond (confederalisme), of radicaler nog: een onafhankelijke Vlaamse staat met Brussel als hoofdstad (separatisme). De nieuwe taalstrijd zou dan - net zoals de oude dat heeft gedaan - kunnen fungeren als motor voor het bereiken van deze nationalistische doelstellingen. |
6. | Vlaamse politici weten erg goed dat het electoraal interessant is om zich in te zetten voor de verdediging van het Nederlands. Het is een politiek thema waarvoor de Vlamingen zeer gevoelig zijn. De stoere taal van minister Delcroix in verband met het taalregime in het Eurokorps, heeft zijn populariteit in Vlaanderen alleen maar vergroot. Bij de Europese verkiezingen in 1994 was de verdediging van het Nederlands in Europa voor een aantal kandidaat-parlementsleden van verschillende politieke strekkingen dan ook een van de belangrijkste programmapunten. |
7. | De nieuwe Vlaamse taalstrijd moet ook in een ruimer internationaal kader worden gezien. Het verdedigen van de eigen taal en cultuur is een verschijnsel dat zich de laatste jaren ook elders in Europa voordoet. De overtuiging dat het oude continent een mozaïek van culturen is, neemt geleidelijk toe en de meeste volkeren willen daarin hun eigenheid en identiteit behouden en profileren. Nu ze door het wegvallen van economische en politieke grenzen de hete adem van de burencultuur in de nek voelen, krijgen kleinere en/of politiek en economisch zwakkere gemeenschappen het benauwende gevoel dat de eigen cultuur bedreigd wordt. Dat gevoel wekt dan ook de vrees dat de uitingsvorm bij uitstek van die cultuur, de moedertaal, zal worden verdrongen (cf. Beheydt 1993). Vlaanderen - net zoals vele andere taal- en cultuurgemeenschappen - werpt zich
|
| |
| |
| op als verdediger van de culturele pluriformiteit van Europa en dus ook van de eigen culturele identiteit. Bovendien wordt het recht op het gebruik van de eigen taal binnen de Europese instellingen als een noodzakelijke voorwaarde beschouwd voor de democratische werking van de Unie. Het instellen van een beperking van het aantal werktalen wordt een onaanvaardbare inbreuk genoemd op het beginsel van de gelijkheid. Wat de verdediging van het Nederlands in de EU betreft, willen Vlaanderen en Nederland overigens één lijn trekken. Daartoe zijn in 1994 afspraken gemaakt binnen de Nederlandse Taalunie. |
| |
Bibliografie
Beheydt, L. ‘De toekomst van het Nederlands. Een nieuwe taalstrijd?’ in: Tussen taal en staat. Vooruitkijken voor Vlaanderen. Leuven: Davidsfonds, 1993, 73-94. |
Burger, P. ‘In Vlaanderen Vlaams!’, in: Onze Taal 63-1, 1994, 12-14. |
Deprez, K. & A. Wynants. ‘La Flandre nationaliste face à l'Europe’, in: Language Problems and Language Planning 18-2. Amsterdam: John Benjamins, 1994, 113-127. |
Deprez, K. ‘Waarom ze hun Vlaams liever zien verdwijnen’, in: Onze Taal 63-11, 1994, 251-253. |
De Schepper, H. Vlaanderen in Europa. Met of zonder Nederland? Grimbergen: VVB, 1993. |
Janssens, G. ‘Algemeen Vlaams extra muros?’, in: Lingua Theodisca. Beiträge zur Sprach- und Literaturwissenschaft. Jan Goossens zum 65. Geburtstag. Niederlande-Studien Band 16/2. Münster/Hamburg: Uitgeverij LIT, 1995, 877-884. |
Matthijs, F. ‘Nederlands en het taalbeleid van de Europese Unie’, in: Ons Erfdeel 37-4, 1994, 615-616. |
Naets, G. ‘Het Europa van de regio's’, in: Nieuwsbrief 14-2. Antwerpen: Orde van den Prince, 1994, 9. |
SERV, Het taalgebruik in het bedrijfsleven & Aanbeveling met betrekking tot het gebruik van het Nederlands in het bedrijfsleven. Brussel, 1993. |
Taeldeman, J. ‘Welk Nederlands voor de Vlamingen?’, in: Nederlands van Nu 40-2, 1992, 33-51. |
Vanderhaegen, Ch. De Vlaamse taal (IV). Vlaanderen en Nederland: twee verschillende talen. Een bijdrage tot het eerherstel van de Vlaamse taal. Gent, 1991. |
Vermeersch, E. ‘Cultuur en nationalisme’, in: Ons Erfdeel 37, 1994, 73-82. |
Walravens, J. ‘Translation into Flemish(?): a heuristic approach’, in: Meta XXXIX, 1, 1994, 122-131. |
Willemyns, R. ‘Linguistic Legislation and Prestige Shift’, in: Status Change of Languages. Berlin/New York: W. de Gruyter, 1992, 3-16. |
Wils, L. Vlaanderen, België, Groot-Nederland. Mythe en geschiedenis. Leuven: Davidsfonds, 1994. |
|
|