| |
| |
| |
Nederlands leren met de computer
L. Beheydt (Louvain-la-Neuve)
De revolutie in de informatica heeft ook het vreemde-talenonderwijs niet onberoerd gelaten. Aanvankelijk bleef de bijdrage van de informatica beperkt tot hulppakketjes waarmee woordenschat en grammatica konden worden geoefend op de personal computer (PC). In het begin was de inhoud van die pakketjes erg mager. De programma's waren ontworpen door informatici die alles van informatica afwisten, maar bitter weinig van vreemde-talenmethodiek. Simpele invuloefeningetjes en ouderwetse drills vormden de hoofdmoot van de beschikbare software. Langzamerhand geraakten ook de didactici geïnteresseerd in het medium en de recente vloedgolf van uiterst krachtige PC's in de modale huiskamers creëerde plotseling een interessante markt zodat ook uitgevers en software-firma's interesse kregen in de ontwikkeling van taalleerpakketten. Er kwamen nieuwe, beter doordachte leerprogramma's op de markt. Maar daar bleef het niet bij. Stormachtige ontwikkelingen op het gebied van PC's en compact discs (CD's) maken het nu ook mogelijk beeldscherm met spraak te combineren. De eerste taalcursussen op interactieve CD (CDi) zijn ondertussen gecommercialiseerd. De ontwikkeling gaat zo snel dat de consument die niet meer kan volgen. Het lijkt daarom nuttig een tussentijdse stand van zaken op te maken zodat docenten een indruk krijgen van wat er zoal mogelijk is met die veel geprezen computer.
Aan de hand van een bespreking van enkele programma's voor het leren van Nederlands als vreemde taal zal ik proberen enig inzicht te bieden in de mogelijkheden van de computer in het vreemde-talenonderwijs. Maar vooraf is het nodig vanuit didactisch standpunt de specifieke mogelijkheden van de computer te bekijken om vervolgens de criteria te kunnen vaststellen waaraan een goed computerprogramma moet beantwoorden.
Laat ik beginnen met te stellen dat ik niet geloof in de vervanging van de leraar door een computerleergang. Hoe goed zo'n computerleergang ook gestructureerd is, hoezeer die ook inspeelt op het eigen leerritme van de leerder en hoe mooi het gepresenteerde materiaal ook is, nog altijd blijft de PC waarop de leergang draait een zielloos apparaat dat met al zijn geavanceerde programmatuur niet de motiverende en persoonlijke steun kan bieden die een enthousiaste leraar geeft. Wel geloof ik dat met de toenemende kwaliteitsverbetering van de leerpakketten het zeer wel mogelijk is de computer vaker dan nu het geval is in te schakelen in het door de leraar gestuurde leerproces. En het is beslist ook nuttig om de computer in te schakelen bij remediërend onderwijs, daar waar op een of ander vlak in de taalverwerving (spelling, woordenschat, grammatica) lacunes worden vastgesteld die het volgen van het klassikale programma bemoeilijken. Daarmee heb ik meteen drie verschillende manieren
| |
| |
genoemd waarop de computer kan worden ingezet: als autonome leergang, als geïntegreerd onderdeel van de cursus en als remediërende aanvulling. Het is goed die drie toepassingen duidelijk van elkaar te blijven onderscheiden.
| |
Specifieke mogelijkheden van de computer
Zoals gezegd blijft mijn geloof in de computer voorlopig beperkt tot de twee laatste toepassingen, ook al omdat langere sessies voor het computerscherm bij veel leerders tot irritatie en verveling leiden. Ze zijn individueel bezig voor hun eigen machine en de groepsdynamiek van een talenklas waarin vrij gecommuniceerd kan worden, waarin momenten van intensief werken afwisselen met periodes van ontspannen communicatie, waarin het leren bevorderd wordt door de vrije interactie, ontbreken ten enenmale. Dit soort egotripperij op de PC kan wel enigszins ondervangen worden door de leerders in tweetallen te laten werken, dan ontstaat er vanzelf discussie en overleg en wordt het leerproces door de interactie geïntensifieerd.
Toch denk ik dat computerprogramma's nog het nuttigst zijn als hulpmateriaal. Maar dat hulpmateriaal moet dan optimaal worden ingezet en dat betekent dat de docent zich goed moet realiseren wat de specifieke mogelijkheden van de computer zijn. Het is in dit verband wellicht nuttig een lijst te maken van de specifieke mogelijkheden van de computer, d.w.z. van die mogelijkheden waarin de computer zich onderscheidt van traditioneel leermateriaal of van de leraar. Die lijst ziet er voor mij als volgt uit:
1. | De computer past zich aan aan het individuele leerritme van de leerder: elke leerder kan zelfstandig en in zijn eigen tempo werken. |
2. | De computer is oplettender, consequenter, geduldiger en beschikbaarder dan welke leraar ook: de computer wordt niet zenuwachtig, windt zich niet op over ‘stomme fouten’ en blijft onverstoorbaar consequent. |
3. | De computer kan op elk moment voor corrigerende terugkoppeling zorgen, in de vorm van ‘het juiste antwoord’, maar ook in de vorm van tips, opmerkingen of toelichtingen die het leerproces in de goede banen sturen. |
4. | De computer maakt het de leerder mogelijk zoveel te oefenen als die zelf wenst. |
5. | De computer kan ook als vraagbaak fungeren. De leerder kan op elk moment hulp inroepen. In subroutines en aparte bestanden kan hulp van verschillend niveau beschikbaar gesteld worden die de leerder op elk moment in het leerproces kan oproepen. |
6. | De leerprogramma's kunnen zeer flexibel gemaakt worden en aangepast aan individuele behoeften door het gebruik van niveaus (moeilijkheidsgraden), differentiëring in het gebruik van repetitie (b.v. volgens cumulatieve scoresystemen of van fout gemaakte items), variatie in het verschaffen van tips en aanwijzingen. |
7. | De computer kan permanent de prestatie van de leerder analyseren en op grond van die analyse de verder te presenteren oefeningen programmeren. |
| |
| |
8. | De computer kan de leerder inherent motiveren door de toepassing van competitieve scoringstechnieken of door uitdagingen in spelvorm. |
9. | De computer kan allerlei snel toegankelijke hulpbestanden (spellinggids, woordenboek, etc.) beschikbaar houden, die anders slechts via tijdrovend woordenboek- of grammaticagebruik consulteerbaar zijn. |
10. | Ten slotte kan de computer allerlei informatie betreffende het gedrag van de leerder opslaan en bijhouden die zowel voor de leraar als voor de leerder een betrouwbaardere evaluatie van de leerprestatie mogelijk maakt. Die informatie betreffende het leergedrag (registratie van fouten die het vaakst voorkomen, van oefeningen die nooit fout gemaakt worden, van hulp die steeds opnieuw gevraagd wordt) kan overigens ook dienen voor een optimalisering van de leerprogramma's. |
Op grond van deze lijst is het nu mogelijk de kwaliteit van de aangeboden programmatuur beter te beoordelen. Programma's die optimaal gebruik maken van de hiervoor genoemde specifieke mogelijkheden beantwoorden beter aan hun doel dan programma's die alleen overdoen wat ook door het klassieke oefenboek of door de leraar kan worden gedaan. Dit lijstje zal dan ook als keurkaart dienen bij de beoordeling van de programmatuur die ik hierna ga bespreken.
Vooraleer ik daartoe overga, wil ik nog een onderscheid aanbrengen dat de docent m.i. moet kennen om met verstand van zaken een keuze te kunnen doen uit het aanbod van educatieve software. Ik zou ruwweg een verschil willen maken tussen enerzijds ‘auteurssystemen’ of ‘raamwerkprogramma's’ (authoring systems of template systems) en anderzijds ‘gesloten systemen’ (closed systems).
| |
Gesloten systemen
Gesloten systemen zijn volledig op zichzelf staande programma's waarin zowel het materiaal (het bestand) als de oefenvormen vastliggen. De docent of leerder kan op geen enkele manier tussenkomen in het programma en ook de inhoud waarmee het programma werkt, ligt vast. Het voordeel van dergelijke programma's is dat de inhoud zorgvuldig geselecteerd kan worden en progressief opgebouwd. Er kan bij voorbeeld een oefenbestand in worden verwerkt van de duizend nuttigste woorden van het Nederlands, met daarbij aangepaste oefenvormen. Het nadeel van dergelijke programma's is dat ze losstaan van wat de leraar in de les doet en dat de inhoud niet kan worden aangepast aan de specifieke behoeften die opduiken in de loop van het leerproces.
| |
Auteurssystemen
Auteurssystemen of raamwerkprogramma's zijn open programma's met voorgemodelleerde oefenvormen waarin de docent zijn eigen materiaal kan stoppen. De docent hoeft daartoe niet te kunnen programmeren; het enige wat
| |
| |
hij hoeft te doen is een tekst ingeven of oproepen uit zijn tekstverwerker en die invoeren in het raamwerkprogramma. Dat progamma zal er dan een oefening of les van maken. Soms reserveert men de term raamprogramma voor lineaire programma's die maar een oefenvorm hebben (b.v. de gatentekst) en gebruikt men de term auteursprogramma voor meer vertakte oefensets die verschillende oefenvormen in een hiërarchisch gestructureerd menu bevatten.
De types programma's die het vaakst beschikbaar zijn in auteurssystemen zijn: het cloze-programma met optionele blankverdeling, het zogenaamde ‘tekstreconstructie’-programma waarin een tekst moet worden gereconstrueerd op basis van een scherm bestaande uit streepjes en interpunctie, en het anagram-mengprogramma dat de letters van de woorden verwisselt zodat er anagrammen ontstaan. Daarnaast bestaan er ook raamprogramma's voor meerkeuzevragen, open vragen, etc. Het is wellicht nuttig hier van elk van die raamwerkprogramma's een kort voorbeeld te geven.
Het cloze-programma maakt van een willekeurig ingevoerde tekst een gatentekst. Meestal kan de docent zelf aangeven welke blankverdeling hij wenst: b.v. een blank om de 3, 4, 5, 6... woorden, of voor elk laatste woord van de zin. Op het scherm krijgt de leerder dan een tekst van de volgende vorm:
Omstreeks drie... vannacht is... in de... van Antwerpen... uitgebroken in... groot sportcentrum.... het hele... is in... vlammen opgegaan. (blankverdeling: 3)
Sommige cloze-programma's maken het ook mogelijk de gaten alleen te laten vallen op voorzetsels, werkwoorden of substantieven. Weer andere bieden de mogelijkheid C-tests aan te maken (C-test = weglating van telkens de tweede helft van elk tweede woord; cf. Beheydt 1988: 155 en 165)
Een tekstreconstructieprogramma (zie b.v. Weijdema 1988) zet de leerder voor een scherm met een titel en verder alleen maar streepjes, spaties en interpunctie. Elk streepje staat voor een letter. Telkens wanneer de leerder een woord raadt, wordt het automatisch ingevuld op zijn juiste plaats. Van de tekst MOORD hieronder heeft de leerder al drie woorden gevonden (Weijdema 1988: 643)
MOORD Storyboard Words found: 3/62
Ik ----- -- ---- ------ -- de ------ ----------. -- -------- -------- -- ------, -- ---- een ------ ---------. De ---- ------ --- de -------- ---- --------- ---- ----.
-- ----- ---- ------ --. De --- ------ ---. --- --- ----- de ------: ‘--- ----- ---- ----.’
F1:letter F2:woord F3:tekst F4:score F5:intro Escape:end Raad een woord:
| |
| |
Het anagram-mengprogramma verhaspelt de woorden van een ingevoerde tekst tot anagrammen. Een kort voorbeeld toont wat het resultaat op het scherm is:
ovor ed urde avn mjnj remak snodt ene gtero plnat
Dit soort programma steunt op de gedachte dat kleine woordjes al snel geraden kunnen worden (lidwoorden: een, de, het; voorzetsels: voor, van, etc; voornaamwoorden) en dat de rest van de tekst zich dan op basis van raadstrategieën laat reconstrueren.
Meerkeuzeprogramma's stellen de docent in staat zelf meerkeuzevragen te maken bij teksten of gewoon als grammatica- of woordenschattoets. De sleutel met de correcte antwoorden tikt de docent dan zelf.
Auteursprogramma's hebben het voordeel dat de docent zelf voor de aangepaste didactische inhoud kan zorgen: teksten en oefeningen toegesneden op het niveau en de interesse van zijn studenten. De nadelen van auteursprogramma's zijn echter dat het vaak moeilijk is geschikte teksten te vinden voor de systemen. De voorgemodelleerde oefenvormen geven soms merkwaardige resultaten: de gatenteksten zijn of te moeilijk of te gemakkelijk en de weggelaten woorden zijn veelal niet te raden op grond van de context. Bovendien is het tikken van teksten een arbeidsintensief en tijdrovend werk dat een goede voorbereiding vraagt. In tekstverwerkers opgeslagen teksten kunnen vaak slechts door ervaren PC-gebruikers in de raamwerkprogramma's ingevoerd worden. Aanvankelijk dacht men dat auteurssystemen langzamerhand de gesloten systemen zouden gaan vervangen. Nu blijkt dat goedgemaakte gesloten systemen vooral voor aanvullend oefenmateriaal, voor woordenschatverwerving, voor spelling- en grammatica-oefeningen bijzonder nuttig blijven.
Wat is er nu zoal voor het leren van Nederlands beschikbaar? Eigenlijk al heel wat en het is niet mijn bedoeling hier een volledig overzicht te bieden. Dat zou binnen het bestek van dit artikel niet haalbaar zijn. Wel zal ik proberen een aantal exemplarische programma's wat van naderbij te bekijken en verder zal ik af en toe verwijzen naar mij bekend materiaal.
| |
1. Gesloten programma's
Bij de gesloten programma's zijn er eigenlijk verschillende types te onderscheiden. Er zijn programma's die zich speciaal op woordenschat richten, er zijn er die op grammatica of op spelling oefenen en er zijn programma's die specifiek op één leergang aansluiten; deze laatste worden ook wel eens boek-plus programma's (Hurkmans) genoemd omdat ze vaak exclusief bedoeld zijn als aanvulling bij een leerboek.
Wat de gesloten woordenschatprogramma's betreft, is er op het elementaire niveau het programma Context (L. Beheydt) dat gebaseerd is op de duizend nuttigste woorden van het Nederlands zoals die te vinden zijn in het Elementair
| |
| |
Woordenboek Nederlands (L. Beheydt & T. Wieers). Voor elk van die duizend woorden zijn in het programma telkens twee pregnante contexten opgenomen die uitsluitend bestaan uit woorden die ook weer uit dit basisbestand komen. De leerder kiest bij het begin van de oefensessie het niveau waarop hij wil oefenen (I tot IV) en het aantal oefeningen dat hij wil maken. Voor elk woord krijgt de leerder twee zinnen aangeboden waaruit het bedoelde woord is weggelaten. Het is de bedoeling dat de twee zinnen samen ondubbelzinnig en dwingend hetzelfde woord oproepen. De leerder moet het in te vullen woord in eerste instantie door raden en vergelijken van de contexten zien te vinden. Zo bij voorbeeld krijgt de leerder als item op het scherm:
Welk woord ontbreekt in de volgende zinnen:
In de keuken staat een houten... met vier stoelen.
We zitten net aan... om te eten.
* DRUK H ALS U HULP NODIG HEBT *
Tik het juiste woord in:
Ook als de eerste zin niet ondubbelzinnig en dwingend het bedoelde woord oproept, dan dwingt de vergelijking met de tweede onontkoombaar tot de keuze van dat ene bedoelde woord. Bovendien moet de leerder rekening houden met syntactische en morfologische aspecten om de juiste keuze te maken.
Als de leerder i.p.v. tafel, het woord kast kiest in de eerste zin, dan komt hij in de problemen in de tweede zin omdat - semantisch - men niet aan een kast zit om te eten, maar ook omdat - syntactisch - kast niet zonder lidwoord kan worden gebruikt na een voorzetsel. (Voor de leerpsychologische en linguïstische achtergrond bij dit programma: zie Beheydt 1986.)
Als de leerder aan die twee zinnen niet voldoende steun heeft om het bedoelde woord te vinden, kan hij via de H-toets Hulp inroepen en krijgt hij nog een derde zin. Lukt het daarmee nog niet, dan kan hij extra-hulp krijgen via de H-toets. Die extra-hulp bestaat uit de eerste letter van het te raden woord plus zoveel streepjes als er letters ontbreken (t - - - -). Op die manier krijgt de leerder dus individueel gedifferentieerde hulp. Maakt de leerder alleen spelfouten (b.v. taffel, tavel, taafel) dan zegt de computer ‘bijna goed’, d.w.z. u kent het woord wel, maar u spelt het verkeerd. Er is ook aan corrigerende feed-back gedacht. Na twee foute pogingen krijgt de leerder automatisch het correcte antwoord.
Context is een gesloten programma dat uitsluitend op woordenschat gericht is. Het programma is los inzetbaar bij elke cursus op elementair niveau en is bedoeld als aanvullende woordenschatoefening. Dit programma werd in 1986 op Expo-Langues-Paris bekroond met de ‘mention spéciale du jury pour les mérites didactiques’.
Een gelijksoortig programma dat zowat 2000 woorden beslaat, is Woorden in Context. Dit programma dat eigenlijk wat onfris gekopieerd is van Context,
| |
| |
heeft het nadeel dat die ene toetsvorm die voor 1000 woorden nog net kan, voor 2000 woorden eigenlijk te stereotiep wordt. De auteurs hebben jammer genoeg niet de moeite genomen naar meer variatie in de toetsvorm te zoeken voor dit grotere bestand.
Recent is er voor woordenschatverwerving Nederlands als vreemde taal nog een programma bijgekomen. Dat programma heet WoordSleutel en is ontworpen door de Universität-GH-Duisburg in het kader van een Lingua-programma. Het omvat zo'n 3500 woorden basiswoordenschat die over verschillende thematische velden verdeeld zijn. De leerder kan twee verschillende wegen volgen. Hij kan thematisch leren en dan krijgt hij net zoals in het Context-programma twee tot vier pregnante contexten. Hij kan echter ook tekstgebonden leren, d.w.z. dat hij de woordenschat leert uitgaand van teksten. Het programma omvat een uitvoerig en gevarieerd oefengedeelte dat niet alleen de woorden maar ook hun grammaticale gedrag (woordgeslacht, werkwoordsvormen) in de oefeningen betrekt. Ik heb het programma nog niet zelf kunnen uittesten op de PC en moet me dus noodgedwongen beperken tot de informatie uit de aanbiedingsfolder. Maar zoals het nu is voorgesteld lijkt het mij bijzonder interessante perspectieven te bieden.
Ook afzonderlijk inzetbaar, maar op een gevorderd niveau is de zeer degelijk gestructureerde computercursus Grammatica op maat van J. Ansems en L. van den Munkhof. Deze cursus is niet een systematische leergang met teksten, grammatica en woordenschatoefeningen, maar veeleer een remediërend vervolmakingspakket op het gebied van woordenschat, morfologie en syntaxis. Het richt zich primair op anderstaligen in het hoger onderwijs aan wie de finesses van het Nederlands nog wel eens ontgaan. Grammatica op maat bestaat uit drie systematisch opgezette modules. De module Woordenschat op maat biedt uitgebreide oefeningen op vaste voorzetsels en idiomatisch taalgebruik. De oefenvorm is heel simpel. Een voorbeeldscherm over het gebruik van vaste voorzetsels illustreert dat duidelijk:
Vaste voorzetsels en werkwoorden A-N [] Algemene toets
aandringen= druk uitoefenen
De vakbonden dringen aan... betere arbeidsvoorwaarden
U typt het voorzetsel in. U bevestigt met <-
Typefouten verbetert u met DEL / BACK SPACE
[] F2 Menu [] F6 Stop []
Op dezelfde manier kan ook geoefend worden op betekenis van idiomatische uitdrukkingen zoals ‘hemel en aarde bewegen’ of ‘de proef op de som nemen’. Foutief beantwoorde vragen worden opgeslagen in een lijst en na de oefenronde
| |
| |
kan de leerder die lijst opvragen op het scherm of laten afdrukken. In een herhalingscyclus worden de fout beantwoorde items opnieuw aangeboden, maar nu in andere contexten. Zo wordt er dus gedifferentieerd volgens de individuele behoeften.
Grammatica op maat heeft ook nog een morfologische module waarin werkwoordsvormen, lidwoordgebruik en voornaamwoorden geoefend worden en een syntactische module waarin woordvolgorde, het gebruik van er, samengestelde zinnen aan bod komen. Dit grammaticale deel van de computercursus is veel systematischer dan het woordenschatgedeelte. Per onderwerp worden de regels beknopt uitgelegd. Het leerproces wordt hier zeer duidelijk gestructureerd. Eerst bestudeert de leerder de regels. Vervolgens maakt hij een algemene toets. Bij elke vraag krijgt hij het juiste antwoord te zien en kan hij desgewenst gerichte uitleg vragen. Bovendien kan hij tijdens het maken altijd even de bijbehorende theorie raadplegen. Ook hier weer volgt een geïndividualiseerde hertoets over foutief beantwoorde items.
Grammatica op maat lijkt mij een bijzonder nuttig remediërend en aanvullend computerprogramma voor gevorderde leerders. Bovendien is het een zeer gemakkelijk hanteerbaar programma. Hier loopt werkelijk niets fout: duidelijke en overzichtelijke schermen, alle nuttige informatie op het scherm, grote flexibiliteit in het gebruik, permanente afbreekmogelijkheid. Kortom, een vlot lopend en bruikbaar gesloten programma.
Behalve dit soort gevarieerde gesloten programma's zijn er ook beperkte programma's op de markt die b.v. alleen maar de werkwoordsspelling toetsen: Werkwoordsvorm (Dainamic Van In), DeeTee (Wolters) of Taalstappen 1 (NIB). Als typisch voorbeeld van een boek-plus programma zal ik nader ingaan op de cursistenprogramma's bij de Delftse methode Nederlands voor buitenlanders van F. Montens en A. Sciarone. Die programma's sluiten exclusief aan bij het bekende Delftse lesmateriaal. Het zijn er vijf: Vertaal, Tekst, Oefen, Oefenf en Luister.
Vertaal bevat een bestand met alle teksten uit het cursusboek. Met dit programma kan de cursist een willekeurige tekst oproepen, er doorheen lopen met de pijltjestoetsen en de vertaling van een willekeurig woord opvragen door op ENTER te drukken. Is dat woord al in eerdere teksten voorgekomen, dan verschijnt de oorspronkelijke context waarin het voorkwam plus de vertaling. Is het een nieuw woord, dan verschijnt alleen de context. Dit programma is dus geen echt oefenprogramma, maar een soort controletoets. Zelf vind ik dit niet zo nuttig: ik lees liever de teksten in een boek. Een computer is niet zo geschikt om teksten te lezen.
Het programma Oefen is niets anders dan een bestand met alle oefeningen uit het boek. Het zijn allemaal invuloefeningen en van de in te vullen woorden wordt de eerste letter gegeven. De cursist vult het juiste woord in op de plaats in de zin waar het thuishoort. Hij kan vlot door de oefening heenlopen: antwoorden overslaan, terugkeren, zelfcorrecties aanbrengen, tussentijds afbreken, etc. In feite is ook dit onderdeel slechts een herhaling van het
| |
| |
oefenmateriaal in het boek, met dit verschil dat het programma terugkoppeling bezorgt. Het programma is m.i. niet zo nuttig.
Iets bruikbaarder is het programma Tekst waarmee de cursist eigen gatenteksten kan construeren bij bestudeerde teksten. Zodoende kan hij nagaan in hoeverre hij de bestudeerde teksten kent.
Deze drie toetsvormen zitten samen op één privé verkrijgbare diskette die fl. 150,- kost. Wie echter een krachtig en didactisch verfijnder taalleerprogramma wenst, moet het veel duurdere pakket met de Oefenf aanschaffen (fl.750,-). Dat Oefenf is inderdaad een bijzonder ingenieus oefenprogramma dat zeer uitvoerig commentaar en feedback geeft... tenminste op papier. Op papier geeft het programma feedback op drie niveaus: 1. op het niveau van de hele oefening geeft het via help-toetsen de vervoeging van werkwoorden; 2. op het niveau van elk afzonderlijk item geeft het via help-toetsen voltooide deelwoorden of verleden tijden; 3. bij individuele fouten geeft het feedback over foute spelling of over morfologische fouten. Bovendien kan de cursist via een Index een overzicht krijgen van de volledige grammatica, alle teksten en woordenlijsten van de Delftse methode. Op papier is dat prachtig. Dat blijkt ook uit het afgedrukte scherm in de folder.
figuur 3
Maar de demo-diskette die EUROCALL mij van dit programma bezorgde, liep heel stroef. Vooreerst kon ik geen enkele keer de beschikbare feedback oproepen. Bij een fout blokkeerde het hele programma en kreeg ik midden door mijn scherm de voor de gewone gebruiker raadselachtige zin: ‘File already
| |
| |
open in line 0 of module OEFENG’. Het enige wat ik kon doen was terughoppen naar het systeemmenu en weer van voren af aan beginnen om bij de eerstvolgende fout weer te crashen. Erg ontmoedigend was dat. Ik kan alleen maar hopen dat de docent die de echte diskette koopt, niet in dezelfde ontgoochelende misère terechtkomt.
| |
2. Raamwerkprogramma's of auteursprogramma's
Raamwerkprogramma's waarmee de docent oefeningen kan maken voor zijn specifieke doelgroep zijn uiteraard erg nuttig, maar vergen nogal wat werk. Als men zijn teksten niet via een scanner kan invoeren in de tekstverwerker, is men verplicht elke tekst helemaal in te tikken.
Er zijn al heel wat raamwerkprogramma's op de markt, gaande van heel simpele, enkelvoudige programma's die slechts één oefenvorm bevatten (b.v. maken van gatentekst: in de CLOZE van de Delftse methode) tot en met bijzonder fraaie en krachtige analyseprogramma's als PARADISE.
Ik zal mijn bespreking alweer beperken tot die programma's die exemplarisch zijn voor een bepaald bruikbaar soort.
Vooreerst zijn er tekstreconstructieprogramma's. In Nederland zijn de bekendste DOKA en VERHAAL (Hogeschool Holland). In DOKA kun je met de werkpunt (cursor) op een bepaalde plaats in de tekst gaan staan en een woord intikken. Als dat woord correct is, laat Doka het staan, anders wordt het verwijderd. Je kunt ook bepaalde letters of woorden ‘kopen’: Doka vult die dan in op elke plaats waar ze voorkomen. VERHAAL is een gelijksoortig programma, maar daar hoef je niet op de juiste plek te gaan staan bij het raden van de woorden: je tikt een woord in en automatisch wordt het ingevuld op elke plaats waar het moet voorkomen. De docent kan teksten (max. 19 regels!) invoeren via de SCHRIJFoptie in het hoofdmenu.
Behalve de tekstreconstructieprogramma's zijn ook meerkeuzeprogramma's erg handig. Het door SLO beschikbaar gestelde CALIS is daar erg goed voor, vooreerst omdat het werkt via courante tekstverwerkers (o.a. Wordperfect) en omdat je er even gemakkelijk teksten met meerkeuzevragen kunt mee ingeven als grammatica-oefeningen die louter uit meerkeuzevragen bestaan (Stoks 1988). Een bijzonder krachtig en ingenieus programma is het programma PARADISE. (Van In) waarmee zelfgekozen teksten kunnen worden ingevoerd waarbij dan verklaringen uit databanken kunnen worden opgeroepen en oefeningen kunnen worden gegenereerd. De docent kan een tekst intikken of oproepen uit zijn tekstverwerker. Bij het opslaan van de tekst vindt er automatisch een morfologische analyse plaats die elke verbogen of vervoegde vorm naar zijn woordenboekvorm(en) terugbrengt en terzelfdertijd de woordsoort(en) en de grammaticale vorm(en) van elk woord vaststelt (b.v. geolied > oliën, werkwoord, zwak voltooid deelwoord; tafeltjes > tafel, zelfstandig naamwoord, verkleinwoord, meervoud). Zo kunnen voor het Nederlands nagenoeg 300.000
| |
| |
tekstwoorden tot 50.000 grondwoorden herleid worden. Bij elk woord uit de tekst kan op ieder moment verklarende informatie opgevraagd worden (b.v. voorbeeldzinnen, vertalingen, woordenboekdefinities). Op basis van de morfologische analyse kunnen met PARADISE specifieke selecties voor doelgerichte oefeningen uitgevoerd worden: b.v. alle werkwoorden in de infinitief (enige handmatige bijstelling is wel nodig, omdat Paradise sommige substantieven ook als infinitieven zal herkennen: b.v. de kaarten t.o. wil kaarten). Die kunnen dan vervangen worden door blanco invulruimten, en eventueel kan men nog kiezen om de geselecteerde woorden bovenaan in een kader te zetten. Na het handmatige opschonen van de tekst krijgt men dan de volgende oefening, die men eventueel kan bewaren:
worden combineren selecteren kunnen behoren
Vul de bovenstaande infinitieven op de juiste plaats in
De gebruiker kan de woorden uit de tekst _____ die tot de woordenlijsten _____ en die selectie _____ met een selectie op woordsoorten. Ook volgens mathematische principes _____ selecties gemaakt _____, zoals de selectie van ieder n-de woord voor Cloze-oefeningen.
Een interessante optie in PARADISE is de V-NEDBAS waarmee men de moeilijkheidsgraad van teksten kan vaststellen, omdat de PC aangeeft hoeveel procent van de tekst uit de 2000 frequentste woorden van het Nederlands bestaat.
De vele selectiemogelijkheden (woordsoort, woordvorm) en de combineerbaarheid met elektronische woordenboeken, eigen databestanden en oefenvormen (gatenteksten, cloze-oefeningen, meerkeuzeclozes etc.), maakt dit PARADISE tot een paradijs voor de creatieve, maar toch ook wel handige en linguïstisch beslagen docent-PC-gebruiker.
Met dit overzichtje heb ik de meest gangbare types taalprogramma's aan de orde gesteld. Ik heb mij voorlopig wel nog onthouden van een bespreking van programma's die spraak combineren met de PC. Het programma LUISTER van de Delftse methode draait b.v. op een PC met een ‘prijzige’ geluidskaart. Dit programma kiest een willekeurige passage uit een tekst, laat die éénmaal horen en laat vervolgens telkens één zin ervan horen die de cursist moet intikken. Nog verfijnder zijn de recente interactieve CD-programma's voor talen. Philips is volop aan de ontwikkeling bezig van taalleergangen waarbij teksten, gesproken woord, filmfragmenten, plaatjes op een compact disk worden opgeslagen die de leerder vervolgens op zijn gewone CD-speler en televisie door middel van een muis op een interactieve manier kan gebruiken. Voor Nederlands heeft deze Nederlandse firma jammer genoeg nog geen materiaal ontwikkeld.
| |
| |
| |
Bibliografie
Beheydt, L. ‘Optimalisering van woordenschatverwerving: met een praktische toepassing op huiscomputer’, in: Levende Talen, 416, 1986. |
|
Beheydt, L. ‘Toetsen in het leerproces Nederlands als vreemde taal’, in: Handelingen tiende colloquium neerlandicum. IVN- Gent, 1988. |
CONTEXT. Woordenschatprogramma (Van In Informatica, Grote Markt 39, B-2500 Lier). |
|
DeeTee. Werkwoordsspelling. (Wolters, Blijde-Inkomststr. 50, B-3000 Leuven) |
|
DOKA. Tekstreconstructieprogramma. Den Haag, NIAM. |
|
Grammatica op maat. Computercursus Nederlands voor gevorderden. (Courseware Midden Nederland bv, Kaap Hoorndreef 10, 3563 AS Utrecht) |
|
Nederlands voor buitenlanders. De Delftse methode. PC-programma's: Vertaal, Tekst, Oefen, Oefenf, Luister, Cloze. (Uitgeverij EUROCALL, PB 3074, 2280 GB Rijswijk) |
|
PARADISE Module Nederlands. (Van In Informatica. Grote Markt 39, B-2500 Lier) |
|
Stoks, G. ‘Zelf programma's schrijven met CALIS’, in: Levende Talen 436, 1988. |
|
Smit-Kreuzen, M. ‘Woordenschatverwerving - Kan de computer helpen?’, in: Levende Talen 436, 1988. |
|
Taalstappen 1. Programma Werkwoordsspelling. (NIB, PB144 - 3700 AC Zeist) |
|
VERHAAL. Tekstreconstructieprogramma. (Hogeschool Holland, Wildenborch 6, Diemen) |
|
Weijdema, W. ‘Tekstreconstructieprogramma's’, in: Levende Talen 436, 1988. |
|
Woorden in context. (Didacta SPRL Brussel) |
|
Woordbank. Le vocabulaire néerlandais fondamental. (Didascalia Antwerpen) |
|
WoordSleutel. Niederländisch lernen per Computer. (Universität-GH Duisburg FB3 - Prof. R. Dirven, Lotharstr. 65, D-47057 Duisburg) |
|
|