tal terecht was gekomen, laat staan waarom het de prijs moest krijgen. Dan was Gerrit Komrij een heel wat acceptabeler winnaar geweest.
Het boek van Komrij dat op de nominatie stond, was niet zijn eerste roman maar de bundel korte essays die Humeuren en temperamenten heet, met als ondertitel ‘Een encyclopedie van het gevoel’ (De Arbeiderspers). Het boek is geordend als een woordenboek en behandelt gevoelens die lopen van Aanstellerij tot Zuiverheid. Die twee vormen een mooie tegenstelling aan de uiteinden van het alfabet en daartussen liggen tientallen gevoelens waartegen Komrij zich afzet of waarmee hij zich identificeert. Het is een boek van de Komrij die we kennen: scherp, geestig, moralistisch, fantasierijk, capricieus, en dat alles op zijn eigen ietwat plechtige, gedragen toon. Een heel andere Komrij komen we tegen in zijn eerste roman Over de bergen (De Arbeiderspers). De verschijning van dit boek was ongeduldig afgewacht. Wat zou Komrij, de scherpe criticus, de vaak hardhandige beoordelaar van andermans feilen, zelf van een roman terechtbrengen?
Komrij woont al vijf jaar in Portugal en heeft waarschijnlijk een groot deel van zijn eigen ervaringen in de roman verwerkt. De hoofdfiguur, Pedro Sousa e Silva, keert zich af van het stadsleven in Lissabon om zich terug te trekken op het vroegere familiebezit in een afgelegen dorp. Het landgoed is omgezet in een semi-kerkelijke stichting en wordt beheerd door de priester Rodrigo. De rust die Pedro zoekt, vindt hij in het begin ook totdat er een ordeverstoorster verschijnt in de gedaante van Fernanda, een nicht van Rodrigo. Ze wil graag met Pedro trouwen, voornamelijk om haar deel van de erfenis te bestendigen, maar hij wijst haar af. Daarna loopt alles mis. Fernanda zet de dorpelingen tegen hem op en Pedro krijgt zelfs ruzie met Rodrigo. De landelijke gemeenschap die zo idyllisch en hecht leek, blijkt al evenzeer gebouwd op hebzucht en macht als de gemeenschap in de stad. Het huis waarmee Pedro eerst in een liefdesverhouding leefde, ziet hij dan als vervloekt.
De roman heeft iets merkwaardig ouderwets, iets uit de jaren dertig. Dat zit hem niet alleen in de toon die even gedragen is als in het eerder genoemde boek, maar ook in de uitvoerige, liefdevolle beschrijving van het huis, de meubels, de schilderijen en snuisterijen. De roman krijgt daardoor iets statisch. De dramatiek komt pas in het laatste kwart van het boek, als de derde persoon plaats maakt voor de eerste, maar ook dan blijft de beschrijving de overhand houden op de aktie. De kritiek heeft over het algemeen korte metten gemaakt met Komrij als romanschrijver. T. van Deel vond het boek ‘verbluffend saai’ (Trouw, 22-3-'90). ‘Een matige streekroman,’ zei Arnold Heumakers, die het proza kwalificeerde als ‘kreupel en kleurloos’ (De Volkskrant, 16-3-'90). Koos Hageraats had onafgebroken moeten geeuwen van verveling (De Tijd, 30-3-'90). Doeschka Meijsing oordeelde wat positiever en had tweederde van het boek gelezen als ‘een langzaam, adembenemend verhaal’ (Elsevier, 31-3-'90). Alleen Carel Peeters vond dat alles in de roman zijn ‘functionele plaats’ had: ‘Met Over de bergen bevestigt Komrij kortom zijn formaat’ (Vrij Nederland, 17-3-'90). Wat men ook voor roman-technische bezwaren kan hebben, Komrijs roman is heel wat interessanter, beter geschreven