goede begrip van grote gedeeltes uit NLK. Het enige dat hieromtrent gezegd wordt, is dat zuilen verschillende godsdienstige en politieke richtingen aanduiden en dat het verschijnsel van die verschillende richtingen verzuiling is (p. 16). Onder deze definitie vertonen waarschijnlijk de meeste landen een verzuilde maatschappijstructuur, want in de meeste landen is er, al dan niet ondergronds, sprake van verschillende godsdienstige en politieke richtingen.
Deze luttele kritische kanttekeningen weerhouden er ons niet van NLK te beschouwen als zeer leerzame lectuur voor studenten Nederlands extra muros. Dankzij de didactische opzet zullen deze het zonder meer als cursusboek kunnen gebruiken voor een collegereeks Nederlandkunde. Enigszins gevorderde studenten zullen het zelfs op zelfstandige basis kunnen bestuderen. Het boek oogt nogal sober zonder daardoor onaantrekkelijk te zijn. Ergens aan het eind zegt Snoek: ‘Nederland heeft vrijwel niets van een wildernis, maar vrijwel alles van een keurig park’ (p. 110). Als we in dit citaat Nederland vervangen door Nederland leren kennen hebben we ons inziens een juiste typering van deze publikatie.
Geert van Istendael, journalist op de binnenlandredactie van de Nederlandstalige Belgische televisie (BRT), richt zich in Het Belgisch labyrint (BL) in de eerste plaats tot de Nederlanders. Zijn doel is de staat België op een bevattelijke wijze te ontleden, zodat de noorderburen wat vooroordelen armer zullen kunnen worden. Afgezien van proloog, epiloog, bibliografische aantekeningen en register, beval BL drie grote hoofdstukken. Elk hoofdstuk is onderverdeeld in paragrafen die per stuk gemiddeld zo'n dertig pagina's beslaan. In het eerste hoofdstuk getiteld Geschiedenissen wordt in vogelvlucht de geschiedenis van het gebied dat nu België heet, verteld vanaf de val van Antwerpen (1585) tot en met de Tweede Wereldoorlog en de periode vlak daarna. In hoofdstuk 2, De taal is gansch een volk, wordt de taalstrijd behandeld. De auteur gaat zowel in op de historische achtergronden als op de meest recente (taalpolitieke) ontwikkelingen. In Het labyrint, het slothoofdstuk, worden de Belgische instellingen beschreven: de politieke partijen, de vakbonden, de katholieke kerk (voor zover een Belgische instelling) alsmede de grote (industriële) ondernemingen in verleden en toekomst.
BL heeft als ondertitel meegekregen De schoonheid der wanstaltigheid. De paradox is duidelijk: ondanks de wanstaltige aanblik die België's geschiedenis biedt, ondanks de in het oog springende wanstaltigheid van de vele taalpolitieke compromissen en ondanks de wanstaltigheid van sommige Belgische gebruiken en gewoonten, ligt er in dat alles toch iets ‘schoons’ verborgen. Iets ‘schoons’ dat de Belg onmiddellijk ziet of op zijn minst aanvoelt, maar dat voor de Nederlander niet zonder meer te doorgronden is. Alhoewel Van Istendael, ons inziens terecht, het minderwaardigheidscomplex van de Belgen ten opzichte van de Fransen en de Nederlanders aan de kaak stelt, ontkomen we toch niet aan de indruk dat ook hij het er met name ten aanzien van Nederland nog moeilijk mee heeft. We geven slechts enkele uit de vele voorbeelden: