Neerlandica extra Muros. Jaargang 1988
(1988)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| ||||||||
De invloed van het Engels op het Afrikaans
| ||||||||
[pagina 63]
| ||||||||
om schriftelijke bewijzen achter te laten omtrent de invloed die het Engels destijds op hun taal had. Omdat ze nu eenmaal geen kennis meer van het Nederlands hebben (niet eens een passieve), omdat ze zich nu schriftelijk in hun eigen taal kunnen uitdrukken (in plaats van in een vreemde taal - hetzij Engels, hetzij Nederlands) en omdat ze nu bewonderenswaardig tweetalig zijn, hebben Afrikaners thans niet meer het vermogen om te constateren wat een anglicisme is en wat niet. Daarbij komt het beperkte vermogen van taalnormaliserende instellingen om als gecontamineerd beschouwde spraakgewoonten tegen te gaan. Ik poneer de volgende stelling: hoewel het in Afrikaanse taalkundige kringen gebruik is om vol trots te proclameren dat het Afrikaans vóór 1800 als de nieuwe taal van een nieuw volk in een nieuw land was ontstaan en dat het enige wat daarna gebeurde, een consolidatie was van die nieuwe werkelijkheid, was de transformatie van de taal ná overname van de Kaap in 1795 net zo groot, zo niet groter, als alle veranderingen die vóór die tijd plaatsgegrepen hadden. De geschiedenis van de invloed van het Engels op het Afrikaans is natuurlijk een verhaal zonder einde, want zij vindt nog steeds plaats met een tempo dat misschien zonder weerga is in de geschiedenis van Europese talen. Deze mening wordt naar alle waarschijnlijkheid niet door allen in Zuid-Afrika gedeeld. De reden daarvoor is dat Afrikaners weigeren om de invloed die het Engels had en nog dagelijks heeft, te beschouwen als taalverandering - hetzij voltrokken hetzij in wording - en dat zij deze verschijnselen nog steeds als louter interferentie zien, die door effectief onderwijs uitgeroeid zou kunnen en moeten worden. Om sociopolitieke redenen is de beïnvloeding sterker in de ene richting (Eng.>Afr.) dan in de andere (Afr.>Eng.); en dat is onontkoombaar; bovendien kan een dergelijke beïnvloeding uiteindelijk niet meer als interferentie beschouwd worden, maar als daadwerkelijke taalverandering. Dit nieuwe hybridische idioom is een uniek produkt van de Zuidafrikaanse samenleving. Het Afrikaans zoals het nu gesproken wordt, is een goede weerspiegeling van de realiteit in het hedendaagse Zuid-Afrika; het zijn zowel de overweldigende invloed van het Engels op het Afrikaans, als ook de traditionele verschillen met het ABN, die ertoe dienen om de taal duidelijk af te bakenen van het Nederlands. De status van aparte taal naast het Nederlands verkrijgt het Afrikaans juist als gevolg van die combinatie van factoren. Ondanks het feit dat ± 90 procent van het Afrikaanse lexicon uit het Nederlands afkomstig is, zijn Nederland, Nederlanders en het Nederlands als land, volk en taal vreemd geworden voor Afrikaners. Als een Afrikaner aan de geldigheid hiervan twijfelt, raakt hij er weldra van overtuigd na een bezoek aan Nederland en Engeland: Nederlanders kunnen hem met moeite verstaan en in bijna geen enkel opzicht kan hij zich identificeren met de Nederlandse cultuur; de enige uitzondering hierop is eventueel zijn gereformeerde geloof. Zonder dat hij het beseft, en tegen zijn nadrukkelijke wensen in, is hij in hoge mate geassimileerd met zijn Engelssprekende landgenoten, zijn traditionele vijand, zowel in cultureel als (steeds meer ook) in linguïstisch opzicht; hij is de vertegenwoordiger van een nieuw hybridisch ras geworden. Dit alles draagt bij tot zijn identiteitscrisis, waarvan wij de laatste tijd bijna dagelijks de politieke consequenties op ons televisiescherm te zien krijgen. | ||||||||
[pagina 64]
| ||||||||
De problemen bij diachronisch onderzoek van Engelse invloedVanwege de zeldzaamheid van teksten in het Afrikaans uit de periode vóór 1900 en omdat er zeker nog een passieve, misschien zelfs een actieve kennis van het Nederlands bestond tot de officiële erkenning in 1925 van het Afrikaans ter vervanging van het Nederlands - dit droeg ertoe bij dat het geschreven Kaaps-Hollands zuiverder bleef dan het gesprokene - was het erg moeilijk om een diachronische studie van de invloed van het Engels in de 19e en vroege 20e eeuw te ondernemen. Er zijn in feite slechts twee 19e-eeuwse schrijvers die erkennen dat het Engels in de 19e eeuw invloed uitoefende op het Kaaps-Hollands. Het ene werk, geschreven door A.E. Changuion, dateert uit 1844, het andere, door N. Mansvelt, uit 1884. Changuion en Mansvelt staan aan het begin van een lange reeks van Zuidafrikaanse academici (en niet-academici) die zich beziggehouden hebben met anglicismen in het Afrikaans. Er komen zelfs anglicismen in het huidige Afrikaans voor die Changuion al in het Kaaps-Hollands van 1844 signaleerde en die de huidige grammatici nog steeds proberen tegen te gaan. Men vraagt zich af hoe lang zulke structuren in de taal moeten bestaan om voor burgerrecht in aanmerking te komen en dus als correct te worden betiteld. In 1933 schreef H.J. Rousseau zijn proefschriftGa naar eind2. Die invloed van Engels op Afrikaans, waarin hij toen al zowel sociolinguïstische als zuiver linguïstische aspecten behandelde. Daarvan heb ik geprofiteerd om mijn analyse enig diachronisch perspectief te geven. Zijn proefschrift lokte overigens een stortvloed van artikelen uit. Anglicistische verschijnselen waaraan de schrijvers van de jaren dertig het label ‘ingeburgerd’ of ‘aan het uitsterven’ enz. gegeven hadden, kon ik vergelijken met de huidige stand van zaken, 50 jaar later, om te zien in hoeverre die oordelen juist waren. Het is opzienbarend te constateren hoe verkeerd die voorspellingen in veel gevallen waren, vooral wat betreft de anglicismen die de geleerden van die tijd als onmisbaar en/of onuitroeibaar beschouwden en waarvan nu geen spoor meer te vinden is. Een concreet voorbeeld hiervan is het volgende. J.J. Smith, die toen een taalrubriek had in een weekblad, schrijft dat flat een leenwoord is dat men zal moeten aanvaarden omdat de verschillende voorgestelde puristische alternatieven (deelwoning, kamerwoning, verdiepingwoning en zelfs plat) niet ingeburgerd raakten. Vijftig jaar later wordt niet alleen flat helemaal niet meer gebruikt, maar ook geen van de purismen uit de jaren derig; een ander woord, woonstel, heeft het gewonnen terwijl dat woord niet eens vermeld wordt in de literatuur uit die tijd. Hoewel men vaak geneigd is wat sceptisch of zelfs spottend tegenover het streven naar purisme te staan, kan dat streven vaak succes hebben. Het bovengenoemde voorbeeld van het succes van het woord woonstel bewijst evenwel dat het niet per se een verloren strijd hoeft te zijn. Een soortgelijk streven hebben veel bedreigde talen met elkaar gemeen. Zuiverheid van woordenschat is in feite het enige soort purisme dat de gemiddelde man in staat is om te herkennen, en zelfs in dit opzicht heeft hij de neiging om de zaak te overdrijven, zoals ik straks zal illustreren. Daar het lexicon van het Afrikaans inderdaad tamelijk ‘zuiver’ gehouden is, voelt de Afrika- | ||||||||
[pagina 65]
| ||||||||
ner zich in dit opzicht wel wat superieur ten opzichte van zijn ‘taalgenoten’ in Nederland. Hij staat minachtend tegenover de bereidheid van de Nederlander om vreemde woorden, tegenwoordig vooral Engelse woorden, over te nemen. Om die reden meent de Afrikaner - maar het is een naïeve veronderstelling - dat zijn taal ‘zuiverder’ is dan de moedertaal waaruit zijn taal voortgesproten is. Deze vaak voorkomende houding is om twee redenen verkeerd: 1) omdat het zeer de vraag is, vooral als men bijvoorbeeld naar de oorsprong van de Engelse woordenschat kijkt, of zuiverheid van het lexicon überhaupt een voordeel genoemd kan worden, en 2) omdat taalzuiverheid uit meer bestaat dan zuiverheid van de woordenschat alléén. Terwijl de Afrikaner zich sinds 1925 ingezet heeft om zijn taal gelijke tred te laten houden met het Engels op het gebied van het lexicon door het scheppen van neologismen en vooral ook door leenvertalingen, is het Engels vooral het idioom van het Afrikaans blijven aantasten, iets waar de leek zich helemaal niet van bewust is. Zelfs de vakman beseft de ómvang van deze invloed niet. Minder vaak wordt deze onjuiste opvatting met betrekking tot de vraag welke woorden nu precies anglicismen zijn, toegepast op de inheemse Germaanse woordenschat die het Nederlands/Afrikaans en het Engels met elkaar gemeen hebben uit de Oergermaanse tijd. Velen menen bijvoorbeeld dat die bus verpas beter Afrikaans is dan die bus mis omdat het Afrikaanse woord mis overeenkomt met het Engelse miss. Kennelijk is dus ineens een germanisme te verkiezen boven een vermeend anglicisme. Als men die gedachtengang consequent zou toepassen op de hele taal zou men ook woorden zoals hand, man en water moeten vermijden. Ik zou willen stellen dat de veranderingen die nu aan de gang zijn in de uitspraak, grammatica en woordenschat van het Afrikaans een unieke gelegenheid vormen om taalverandering in wording waar te nemen. Taalverandering is voor linguïsten al lange tijd interessant, maar tegelijkertijd klagen zij erover dat men alleen in staat is de gevólgen van taalverandering te constateren en niet de procéssen kan waarnemen die ertoe leiden. Veel van de structuren die op het ogenblik in het Afrikaans onder invloed van het Engels aan het veranderen zijn, vinden plaats in een dusdanig tempo - als gevolg van de unieke omstandigheden met betrekking tot de tweetaligheid van alle Afrikaners - dat het misschien nu eindelijk wèl een keer mogelijk is om de oorzaken van de taalverandering waar te nemen in een unieke situatie. Ik wil duidelijk stellen dat ik het hier alleen heb over de oorzaken van taalverandering in een taalcontactsituatie; misschien zijn er nog andere oorzaken die vooralsnog moeilijk waar te nemen zijn. Het is te betreuren dat vanwege de politieke houding van de buitenwereld ten opzichte van Zuid-Afrika de waardevolle linguïstische lessen die door de studie van de Afrikaans/Engelse contactsituatie te leren zijn, in het buitenland totaal onbekend zijn. Ik ben van mening dat Nederlandse taalkundigen het best in staat zijn om waardevol, objectief onderzoek op het gebied van de ontwikkeling van het Afrikaans te doen, niet alleen vanwege de affiniteit tussen hun moedertaal en het Afrikaans maar ook vanwege hun kennis van de historische processen die een rol gespeeld hebben in de ontwikkeling van het Nederlands, en dus in grote mate ook van het Afrikaans in de vroegste periode. Maat tegenwoordig is Nederland het meest felle | ||||||||
[pagina 66]
| ||||||||
anti-Zuid-Afrika land ter wereld, dit tot groot verdriet van veel Afrikaners. Nederlandse academici die onder normale omstandigheden in het Afrikaans geïnteresseerd geweest waren en die belangrijke bijdragen tot het vak hadden kunnen leveren, worden nu geïntimideerd door de heersende politieke stellingname in hun land, waardoor zij gedwongen worden afstand te houden van hun interesse voor de Afrikaanse taal. Totnogtoe zijn Zuidafrikaanse taalkundigen er nog niet of nauwelijks toe gekomen de Engelse invloed in het kader van taalverandering te beschouwen, maar dit wil niet zeggen, dat zij willen beweren dat het contact met het Engels voor hun taal geheel zonder consequenties geweest is. Er zijn veel aanvaarde anglicismen, vrijwillig of gedwongen, en die als volkomen ingeburgerd beschouwd worden. Maar hoe moet men dit noemen als dit geen taalverandering is? En toch aarzelt men in Zuid-Afrika om deze terminologie te gebruiken. Dit is een sprekend voorbeeld van het volgende syndroom: zelfs wanneer men geconfronteerd wordt met een onweerlegbaar geval van taalverandering, zijn de sprekers van die taal niet bereid om het als zodanig te accepteren. Dit brengt mij tot de volgende definitie. Ik stel dat elke constructie die onder invloed van contact met het Engels ontstaan is, een anglicisme is, ongeacht of zij alleen in de spreektaal voorkomt of in spreek- zowel als schrijftaal, en ongeacht of zij als ‘ingeburgerd’ beschouwd wordt of niet. Maar de term wordt zelden in deze zin door Zuidafrikaanse academici gebruikt. Zij geven er de voorkeur aan om deze term te reserveren voor vormen of woorden die volgens hen een negatieve invloed uitoefenen en daarom tegengegaan moeten worden: onder ‘negatieve invloed’ verstaan zij dan een verschijnsel dat iets inheems verdringt. Zulke verdringing wordt dikwijls gezien als taalverarming of cultuurverlies. Men kan het echter niet aan academici overlaten om te beslissen wat aan de ene kant als een aanwinst voor de taal beschouwd en wat aan de andere kant afgekeurd moet worden, omdat het door hén als cultuurverlies opgevat wordt en dus uitgeroeid moet worden, waanneer de taalgemeenschap, die noch iets van cultuurverlies afweet noch daarin geïnteresseerd is, inmiddels duidelijk gekozen heeft voor een uitheemse constructie naast, of in plaats van, een inheemse. Grotendeels deze houding van de kant van Afrikaanse geleerden, een houding die men in veel tekstboeken nog tegenkomt, heeft tot de linguïstische onzekerheid geleid waaraan zo veel Afrikaners lijden. Een volgend voorbeeld van de inconsequentie in Zuidafrikaanse opvattingen ten aanzien van het verschijnsel ‘anglicisme’ is het idee dat, als een bepaald anglicisme niet iets inheems verdringt, het als toelaatbaar beschouwd moet worden. Vermoedelijk heeft èlk ingeburgerd anglicisme iets inheems verdrongen als de Nederlanders het niet nodig geacht hebben om het te adopteren; en als de Afrikaner de taal van Nederland als zijn eigen linguïstische nalatenschap beschouwt waaruit hij mag putten wanneer de noodzaak zich voordoet - want dit is zijn houding ten opzichte van het Nederlands - dan zijn er in bijna elk geval inheemse structuren tot zijn beschikking. De enige uitzondering hierop is die waar ook het Nederlands op het Engels teruggevallen is om in een bepaalde behoefte te voorzien. Als voorbeeld van een geval waarbij zelfs deskundigen niet meer | ||||||||
[pagina 67]
| ||||||||
weten wat ‘correct’ Afrikaans is (dat wil zeggen correct in de zin van het oorspronkelijk Nederlands), citeer ik de uitdrukking die aap kom uit die mou, een zegswijze die uiteraard betekent dat iets wat geheim was, bekend wordt. Dat is althans wat het in het Nederlands betekent en volgens het Verklarende handwoordeboek van die Afrikaanse taal ook in het Afrikaans. Maar onder aap geeft Bosmans Afrikaans/Engelse woordenboek die aap uit mou laat en vertaalt het met ‘to let the cat out of the bag’. Onder mou in hetzelfde woordenboek staat echter daar kom die aap uit die mou met een betekenis die gelijk is aan die in het Nederlands. Een oude druk geeft een derde versie, die aap uit mou laat kom, een contaminatie van de twee andere. Menig Zuidafrikaans tekstboek probeert Afrikaanse kinderen ervan te overtuigen dat de vaak voorkomende uitdrukking die kat uit die sak laat een anglicisme is en dat het in ‘correct’ Afrikaans die aap uit die mou laat hoort te zijn. Zo'n voorschrift is, afgezien van het feit dat de uitdrukking in die vorm historisch niet correct is en ook een andere betekenis had dan to let the cat out of the bag (= een geheim laten ontglippen), in strijd met de werkelijkheid van de gesproken taal, dat wil zeggen verreweg de meeste sprekers van het Afrikaans hebben niet het minste bezwaar tegen het gebruik van die kat uit die sak laat en zijn er zich ofwel helemaal niet van bewust dat het uit het Engels overgenomen is, of de oorsprong van de uitdrukking interesseert ze niet. Die kat uit die sak laat is een klein voorbeeld van waar de toekomst van het Afrikaans ligt: geleidelijk aan wordt het steeds meer een vertaalde taal. Zijn voortbestaan als een realistisch alternatief voor het Engels in de blanke Zuidafrikaanse samenleving zal afhangen van zijn vermogen om te voldoen aan de vertaalbaarheidseisen die hem worden opgelegd. Andere middelen om gelijke tred te houden met het Engels, bijvoorbeeld het scheppen van neologismen, zijn in de meeste gevallen niet haalbaar. | ||||||||
SlotsomTot besluit vind ik dat het hele onderwerp van de anglicismen in het Afrikaans opnieuw onder de loep genomen moet worden, vooral door academici en leerkrachten. Het is hoog tijd dat de emotionele houding die met het verschijnsel veelal gepaard gaat, door een rationele wordt vervangen. Alle grammatica's en woordenboeken moeten herschreven worden met het oog op een beschrijving van hetgeen de gemiddelde Afrikaanstalige als ‘correct’ Afrikaans beschouwt, ongeacht de oorsprong van die structuren en ongeacht de in het Nederlands geldende normen. De voorschriften die de tegenwoordige tekst- en woordenboeken hanteren zijn gebaseerd op verouderde normen die van toepassing zijn of waren op het Nederlands maar die nu te ver staan van de gesproken taal van de huidige Afrikaanse taalgemeenschap. Een zodanige herziening van de bestaande prescriptieve literatuur zou weliswaar burgerrecht verlenen aan duizenden anglicismen die in het onderwijs op het ogenblik vaak tevergeefs worden tegengegaan, maar zij zou tevens een eind maken aan de linguïstische onzekerheid van de Afrikaner; het eindresultaat mag dan wel een schrijftaal zijn die in idioom veel nader is aan het Engels en verder weg van het Nederlands, maar dit zou de werkelijkheid van het gesproken Afrikaans representeren, een taal die op zijn | ||||||||
[pagina 68]
| ||||||||
beurt dan ook een weerspiegeling is van de werkelijkheid van de blanke Zuidafrikaanse samenleving. | ||||||||
Werken waarnaar in het artikel verwezen wordt
|