zijn leeropdracht - mirabile dictu! - de hele Nederlandse taal- en letterkunde. Zodoende werd hij - deels uit noodzaak, maar met de volledige inzet die hem in alles typeert - tot een ‘all-round’-neerlandicus, die sindsdien van zijn veelzijdige belangstelling en kennis blijk heeft gegeven in een lange reeks uiteenlopende publikaties. Te midden van deze verscheidenheid - waarbij onder andere de Reinaert (1977), de relatie toneel-genreschilderkunst (1987), het onderwijs Nederlands als vreemde taal (1975, 1979, 1982) en Dawn Poetry in the Netherlands (1971) op verhelderende wijze onder de loep werden genomen - zijn er echter vooral twee onderwerpen, die hem steeds zijn blijven boeien. Het betreft twee figuren van het allergrootste formaat: ten eerste Multatuli, aan wie hij onder andere een belangwekkend artikel in Modern Language Review (1958), een bijdrage aan de feestbundel Weevers (1971), een scherpzinnige monografie (1972), zijn inaugurele rede (1977) en meest recent de brochure Multatuli's Max Havelaar. Fact and Fiction (1987) gewijd heeft; en ten tweede Vondel, op wie hij sinds zijn studententijd bij herhaling is teruggekomen. Het is te hopen dat de indrukwekkende serie woordindexen en concordanties op het werk van laatstgenoemde, waar prof. King in 1973 aan begonnen is, binnen afzienbare tijd zal kunnen worden voortgezet en zelfs voltooid.
In zijn berijmde Engelse versies van het Rederijkersspel De wellustige mensch (1986) en van Vondels Jephta (in 1988 te verschijnen) heeft de geleerde zich bovendien nog als een begenadigde vertaler ontpopt.
Deze zomer verschijnt bij Athlone Press te Londen Modern Dutch Studies, een feestbundel ter ere van Peter King, verzorgd door Michael Wintle en ondergetekende, met bijdragen van oud-leerlingen, intra- en extramurale collega's, en vrienden - categorieën die elkaar in veel gevallen overlappen - op de talrijke gebieden waarop de jubilaris een onmiskenbaar eigen geluid heeft laten horen.
Naast zijn wetenschappelijke en universitaire werkzaamheden heeft prof. King als geen tweede de zaak van de Britse neerlandistiek bepleit en voorgestaan: als IVN-lid van het eerste uur, als medeoprichter - in 1977 - van de Association of Dutch Language Teachers in Great Britain (ADULT), sinds 1984 als lid van de Gemengde Commissie die toezicht houdt op het cultureel verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, en tegenwoordig in het nationale bestuur van het William en Mary-herdenkingsjaar.
Naar ik hoop zullen mijn medeleden van de IVN samen met mij prof. King van harte willen feliciteren met zijn onderscheiding en een lang en vruchtbaar emeritaat toewensen.
Paul Vincent