4 Modern taalgebruik
Om een indruk te krijgen van het hedendaagse Nederlandse taalgebruik, heb ik allereerst een corpus bestudeerd, bestaande uit 780 citaten waarin een voltooide tijd (actief) van het werkwoord vergeten voorkwam. Deze citaten, verkregen via de afdeling Thesaurus van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) in Leiden, waren afkomstig uit boeken, geschreven in de jaren zeventig en tachtig door Noord- en Zuidnederlandse schrijvers en behorend tot zeer verschillende genres, variërend van wetenschappelijke teksten tot jeugdlectuur.
Mede naar aanleiding van en voortbouwend op de resultaten van dit corpusonderzoek heb ik een enquête gehouden onder het personeel van het P.J. Meertens-Instituut in Amsterdam, waar ik werk, en onder studenten van de Katholieke Universiteit Leuven (respectievelijk 41 en 99 informanten). In deze enquêtes heb ik gevraagd naar de gebruiksmogelijkheden van hebben en zijn bij vergeten in tien zinnen.
De resultaten van een en ander zijn - zeer beknopt weergegeven - de volgende.
Als uitgangspunt voor de beschrijving van het taalgebruik kan wel dienen dat hebben bij betekenis I en zijn bij betekenis II hoort, maar het gaat om voorkeuren, niet om strikte regels. Daarbij is de voorkeur van betekenis I voor hebben minder sterk dan die van betekenis II voor zijn. Zinnen van het type Ik ben mijn paraplu vergeten (betekenis I met zijn) zijn dus gebruikelijker dan zinnen als Ik heb zijn naam vergeten (betekenis II met hebben).
Het hulpwerkwoord zijn (historisch gezien een vernieuwing: zie 2) komt in het hedendaagse taalgebruik het meest voor. Dat komt door de in de vorige alinea vermelde voorkeuren, maar ook doordat zinnen met betekenis II (waar zijn ‘thuishoort’) blijkbaar frequenter zijn: in mijn corpus maakten die bijna 70 procent van het totaal uit.
Behalve dat zijn meer voorkomt, neemt het ook toe. Deze hogere frequentie en toeneming van zijn doen zich vooral voor in gesproken taal, wat gezien het meer conservatieve karakter van de geschreven taal ook te verwachten viel.
Toch zijn er ook factoren die het gebruik van hebben bevorderen.
De belangrijkste is van lexicale aard; het is het woord nooit, eventueel aangevuld met meer. De hierboven vermelde zin Ik heb zijn naam vergeten, die vreemd klinkt omdat hij vergeten in betekenis II met hebben bevat, wordt een stuk aanvaardbaarder - waarschijnlijk zelfs gewoner dan zijn tegenhanger met zijn - als we nooit (meer) toevoegen; vergelijk:
(11) | Hij was dominee en hij heette Metgod; ik heb zijn naam nooit meer vergeten! |
Van syntactische aard is de plaats van de met vergeten gecombineerde infinitief. Zo'n infinitief kan alleen bij betekenis I voorkomen, bijvoorbeeld Ik heb mijn paraplu vergeten (mee te nemen). Zoals we gezien hebben, heeft deze betekenis wel een voorkeur voor hebben, maar die voor-