tot aan de Eerste Wereldoorlog. Deel I eindigt met een lange lijst van voetnoten (pag. 425-468) en een uitvoerig personen- en zakenregister (pag. 469-478).
Deel II beschrijft in vijf hoofdstukken de geschiedenis van 1914 tot 1980: de Eerste Wereldoorlog, de harde jaren tussen de twee oorlogen, de Tweede Wereldoorlog met de bezetting, het probleem van collaboratie en verzet, de Koningskwestie in België, de bevrijding en de terugkeer van de regeringen, de jaren van herstel en wederopbouw na de oorlog en een laatste hoofdstuk over de jaren zestig en zeventig in beide landen. Daarna volgt een nawoord waarin de auteur de door hem gevolgde werkwijze verantwoordt (pag. 367-386). Deel II besluit met voetnoten (pag. 387-409), een uitvoerige bibliografie van de belangrijkste werken (pag. 411-433), een overzicht van de Ministeries in België van 1831 tot 1974 en in Nederland van 1848 tot 1973 (pag. 435-438) en tot besluit eveneens een personen- en zakenregister (pag. 439-446). Deze herziene uitgave omvat ongeveer 900 bladzijden tekst over twee eeuwen historie der beide landen.
In zijn voorwoord verantwoordt Kossmann zijn opzet als volgt: ‘... ik heb geleerd dat er tussen België en Nederland ook in de negentiende en twintigste eeuw voldoende overeenkomsten zijn geweest om zin te geven aan een geschiedenis van beide landen in één boek.’ (deel I, pag. 7 en 8.) Verder merkt de schrijver in dit voorwoord op dat hij niet heeft gestreefd naar volledigheid: ‘De geschiedenis van de beeldende kunsten en de muziek heb ik buitengesloten en ten aanzien van de letterkunde is mijn houding zuiver pragmatisch geweest’ (pag. 8). De klemtoon ligt volgens de auteur vooral op de behandeling van de politiek-sociale geschiedenis.
Bijzonder interessant is de contrastieve aanpak die als een rode draad door het hele werk heen loopt. Daardoor worden niet alleen de vele overeenkomsten tussen Nederland en België duidelijk, maar vooral ook de vele verschillen. Reeds in 1976, bij het verschijnen van de eerste druk van De Lage Landen 1780-1940 werd deze comparatieve benadering allerwegen geprezen. Ook nu weer is Kossmann er in zijn drie nieuwe hoofdstukken bijzonder goed in geslaagd de Nederlandse en Belgische geschiedenis met elkaar te vergelijken. Enkele citaten uit deze hoofdstukken in deel II tonen dit aan.
In hoofdstuk X - Stabiliteit, 1919-1939: de economische geschiedenis van beide landen zegt Kossmann: ‘Tot 1928 verkeerde België in een fase van moeilijke wederopbouw. Het reële inkomen per hoofd van de bevolking was aanmerkelijk lager dan in 1913, in 1929 zelfs 9 pct. In Nederland steeg het sneller dan ooit, ondanks het feit dat de bevolkingsgroei er veel sterker was dan in België. Terwijl de Belgische bevolking van 1913 tot 1930 met nog geen 6 procent toenam en de Nederlandse met 28 procent, steeg het reële inkomen per hoofd in Nederland met 35 pct...’ (pag. 116 en 117).
Bij de behandeling van Nederland en België vanaf 1945 tot 1950 merkt de auteur op: ‘In drie opzichten verschilden de Nederlandse problemen in de eerste jaren na 1945 totaal van de Belgische. De Nederlandse armoede was in 1945 veel groter en vereiste dan ook een ander economisch beleid. Daarnaast raakte Nederland direct verwikkeld in een koloniaal con-