De stem van de schrijver en die van zijn personages
Kroniek van het proza
R.P. Meijer
Grote schandalen zijn zeldzaam in de Nederlandse literaire wereld. Het wil wel eens gebeuren dat een minister een toegekende prijs weigert te bekrachtigen of iemand een reisbeurs weigert, maar de tijd dat schrijvers als Vestdijk, Blaman, Wolkers, Hermans en Reve om hun voorkeuren of afkeren door de pers gehoond werden, en soms door het gerecht vervolgd, lijkt voorgoed voorbij. Toch is het Frans Kellendonk gelukt om met zijn nieuwe roman een flinke wolk stof te doen opwaaien. Het boek heet Mystiek lichaam (Meulenhoff, f 24,50) maar wie zich bij deze titel een vergeestelijkt verhaal voorstelt, komt bedrogen uit. Het is een werelds boek over geld, gierigheid, familieruzies, onverwachte zwangerschap en homoseksualiteit. Bovendien is Kellendonk niet zuinig met zijn kritiek op de huidige samenleving. Dit alles klinkt misschien niet vrolijk en daarom moet ik er meteen bij zeggen dat het boek minstens even humoristisch is als ernstig.
In het centrum van het verhaal staat een onaangename man, A.W. Gijselhart, een rijke sjacheraar en profiteur. Zijn dochter Magda is arts en leidt het leven van een onafhankelijke vrouw al heeft ze de gewoonte om na ontspoorde liefdesgeschiedenissen steeds weer terug te keren naar het huis van haar vader. Gijselharts zoon woont in New York en is daar kunstcriticus en tegelijk een tamelijk louche speculant in moderne schilderijen. Hij is homoseksueel en zijn liefdesleven is al even weinig stabiel als dat van zijn zuster. Na de dood van zijn laatste vriend gaat ook hij terug naar het vaderhuis waar Magda net een kind heeft gekregen van een joodse arts, Pechman geheten, ook een onaangename man en financieel net zo'n knoeier als Gijselhart, alleen met minder succes.
De figuur van Pechman is een aantal critici in het verkeerde keelgat geschoten. De meestal zo redelijke en milde Aad Nuis schreef beschuldigend in de Volkskrant (16.5.86) dat er over bepaalde passages ‘een dubbel en driedubbel geïroniseerd maar onmiskenbaar waas van antisemitisme’ hing, en dat het boek ‘opvallend rijk was aan weerzinwekkende onzin’. Carel Peeters die het boek eerst in Vrij Nederland niet onwelwillend besproken had, kwam daar later op terug en ging meehuilen met Wolf Nuis (17 en 31.5.86). In de tussentijd had Wim de Bie Kellendonk ook al beschuldigd van ‘het ventileren van anti-joodse geluiden’. Behalve van antisemitisme werd Kellendonk ook beticht van onverdraagzaamheid, geborneerdheid en het belachelijk maken van homoseksualiteit. Kortom, het was een schandaal.
De wereld hangt van onzin aan elkaar en de aantijgingen van bovengenoemd trio bevatten geen enkele aanmoediging om deze overtuiging te herzien. Gelukkig waren er ook die het hoofd koel hielden, ook al hadden sommigen wel bezwaren tegen het boek. K.L. Poll vond dat Kellendonk een te grote dosis ironie gebruikt had en hij protesteerde tegen wat hij ‘de aanbidding van de paradox’ noemde (NRC Handelsblad, 13.6.86). De be-