feld bekend. Nummer 22, uit april 1984, is geheel gewijd aan het colloquium ‘Medieval Drama of the Low Countries’ en bevat bijdragen van Elsa Strietman, R.A. Potter, W. Hummelen, Hans van Dijk, J. Pritchard, W. Hüsken, G. Kipling, P. Meredith, L. Muir en M. Twycross. Een dergelijk themanummer heeft veel aantrekkelijks voor speciaal geïnteresseerden. De andere nummers van Dutch Crossing zijn meer echte tijdschriftafleveringen met een verscheiden inhoud. In nummer 23 staan bijvoorbeeld een lezing van Maarten 't Hart, een ongepubliceerd dagboekfragment van A. Roland Holst en een artikel over ‘Robinson Crusoe in the Low Countries’ van Tom Broos, om maar enkele dingen te noemen. Het laatste nummer van jaargang 1984 biedt naast artikelen van Ton Anbeek en Leonard Forster een volledige vertaling van Plaijerwater, een coproduktie van Hans van Dijk, Jane Fenoulhet, Tanis Guest, Theo Hermans, Elsa Strietman en Paul Vincent. Aan vertalingen is trouwens nergens gebrek in Dutch Crossing: in het eerste nummer van 1985 staan vertalingen van Bredero, Hooft, Huygens en van Een Esbattement van 's Menschen Sin en Verganckelijcke Schoonheid. Het is niet mogelijk hier alle bijdragen op te noemen; het zijn er te veel en een droge opsomming zou onrecht doen aan de levendigheid van dit Engelstalige tijdschrift, dat naar onze mening een belangrijke functie vervult bij het bekend maken van de Nederlandse literatuur in Engeland.
Grote verscheidenheid van onderwerpen is ook aan te treffen in een tijdschrift waarvoor we verder van huis moeten: de Revue Canadienne d'Etudes Néerlandaises oftewel de Canadian Journal of Netherlandic Studies. Het is een op royaal formaat uitgegeven tijdschrift met een heel gevarieerde inhoud, meestal in het Engels geschreven, maar een enkele bijdrage is in het Frans gesteld. In het gecombineerde herfstnummer 1981 en voorjaarsnummer 1982 staan ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de CAANS (The Canadian Association for the Advancement of Netherlandic Studies, ook bekend als ACAEN, Association Canadienne pour l'Avancement des Etudes Néerlandaises) verschillende gelegenheidsbijdragen, studies over Nederlandse immigratie, over het symbolisme in enkele gedichten van Nijhoff, en ook vertalingen van Nederlandse poëzie. Het nummer van mei 1983 is een speciale uitgave, geheel gewijd aan de dierepiek; vooral de Ysengrimus en de Roman de Renard staan daarbij in de belangstelling in elf artikelen, met elkaar een aardig themanummer vormend. Van datzelfde jaar is ook het nummer Fall 1983, dat weer een echte tijdschriftaflevering is: de gevarieerdheid van de inhoud blijkt uit onderwerpen als de rol van het Nederlands in oorlogen met Indianen, vroege muziek in Quebec in verband met de Lage Landen, de Middelnederlandse Nibelungenfragmenten, Vasalis' Idioot in het bad, Emants, Piet Paaltjens en nog een aantal andere artikelen die we hier niet alle zullen noemen. Ook het najaarsnummer van 1984 vertoont dat beeld: Sinterklaas, Hendrik Conscience, Multatuli, Het land van herkomst, Paul Claudel en de Nederlandse schilderkunst, en nog veel meer. De uitvoering van dit laatste nummer is jammer genoeg veel minder mooi geworden: het is nu ineens gestencild, terwijl de voorafgaande nummers behoorlijk drukwerk te zien gaven. Kennelijk alweer een bezuinigingsmaatregel, ondanks de
‘generous grant’ waarvan de redactie melding maakt op de eerste bladzij.