schijnselen, Nederlands als zelfstudie, Nederlands voor anderstalige juristen, economen enz., een werkbijeenkomst ‘De ANS in de praktijk’, video in ons onderwijs, de overbrugging van de cultuurkloof, praktische aanpak van bepaalde grammaticale problemen, onderwijs in de schrijfvaardigheid en zo meer. Iemand vroeg: ‘Wat wordt er allemaal in Nederland en België gedaan voor anderstaligen die Nederlands leren? Wat voor methodes worden er gebruikt? Welke onderdelen waar wij ook iets aan zouden kunnen hebben?’ Een ander deed de suggestie om een serie van 30 dia's samen te stellen bij voorbeeld van Nederlandse affiches en er een ‘voorbeeldles’ bij te doen: ‘Lagerwey zou daar een leuke lezing over kunnen geven’.
Acht ideeën hadden betrekking op ‘land en volk’: ‘politieke ontwikkelingen’ of een ander actueel onderwerp, tweemaal werd een ‘goede lezing over kunst’ gevraagd, een forum met een katholiek, een protestant en een ‘vrijzinnige’, veranderingen in de hedendaagse maatschappij, en ook de kunstgeschiedenis moesten maar eens aan bod komen.
Op het gebied van de letterkunde lagen wensen als ‘het kort verhaal in de letterkunde’, de Nederlandse letterkunde in Europese context, ‘een lezing van prof. Meijer over proza’, koloniale literatuur, en de ontwikkelingen in de literaire kritiek sinds 1970.
De beoefenaren van de ‘zuivere’ taalkunde hebben ons colloquium blijkbaar afgeschreven: slechts twee doordouwers formuleerden een voorstel. De een vroeg naar de stand van zaken in de taalwetenschap, de ander naar ‘lexicologie, fraseologie, paremiologie van het Nederlands, contrastieve (confrontatieve) linguïstiek.’
Tenslotte vroegen enkelen om ‘iets over vertalen’, vooral van literaire teksten. Ook werd aandacht gevraagd voor het Fries. Een laatste suggestie was ‘de deelnemers gelegenheid te geven om te spreken over hun eigen wetenschappelijk onderzoek.’
Bij vraag 5 konden de inzenders opgeven welke van de volgende drie plaatsen (Brussel, Hasselt of Kortrijk) hun voorkeur genoot voor het 10de Colloquium Neerlandicum in België. Resultaat: Brussel 25, Kortrijk 16, Hasselt 5.
Vraag 6 luidde: Hebt u verdere op- of aanmerkingen betreffende het 9de Colloquium Neerlandicum te Nijmegen? Die had men. Ik laat de loftuitingen (goede organisatie, gezellig, interessant, goed hotel, ‘we werden hier op veel gebieden verwend’, ‘filmvoorstellingen waren een zeer goed idee’, ‘excursie bijzonder goed’, enz.) verder maar achterwege en beperk me tot de weergave van enkele kritische opmerkingen.
Over het forum waren enkelen niet te spreken. Niet alleen had iemand een Nederlandse vrouw in het panel gemist en een ander een ‘welomlijnd’ onderwerp, ‘de keuze van de “nationale hofnarren” HBC en KvhR vond ik slecht, zeker voor dit gezelschap’ meende een collega en hij was de enige niet.
Verschillende inzenders klaagden over de naamplaatjes, die moeten groter, de voornamen moeten erop (en ook in de deelnemerslijst) en niet de universiteit, maar de stad van herkomst dient vermeld. Enkelen vroegen om aan-