bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie (zeg maar twintigste eeuw), uitgaande van de ongeveer 2000 woorden die in het Basiswoordenboek te vinden zijn. De workshop zou iets wezenlijks bereikt hebben als er na verloop van tijd ook echt een map met teksten op tafel zou liggen.
Dichters schrijven natuurlijk niet met het Basiswoordenboek naast zich. Toch valt hun woordenschat qua beperktheid van omvang soms mee. Luceberts korte gedicht ‘visser van ma yuan’, bijvoorbeeld, bevat slechts twee woorden die niet in het Basiswoordenboek voorkomen (‘visser’ en ‘daartussen’) en die zijn allebei gemakkelijk terug te brengen tot termen die er wel in staan. Paul van Ostaijens ‘Alpejagerslied’ telt 183 woorden, maar slechts 8 daarvan vind je niet in het Basiswoordenboek. Van die 8 zijn de meeste vrij doorzichtige samenstellingen: ‘afdalen’ = ‘af’ + ‘dalen’; ‘hoedenmaker’ = ‘hoed’ (mv.) + ‘maker’, welke term niet in het Basiswoordenboek staat maar via een eenvoudige regel tot het lemma ‘maken’ terug te voeren is; een woord als ‘beroemd’ (niet in het Basiswoordenboek) laat zich omschrijven als ‘zeer bekend’ (allebei wel in het Basiswoordenboek).
Als men op deze manier probeert niet-bekende woorden begrijpelijk te maken door ze vanuit het Basiswoordenboek te verklaren, stoot men uiteraard op allerlei probleemgevallen. Is ‘stedelijk’ voor de student op doorzichtige wijze met ‘stad’ in verband te brengen of als ‘van de stad’ te omschrijven, of moet de docent hier aan te pas komen? Volstaat het ‘omranden’ te reduceren tot ‘om’ + ‘rand’, ‘verregenen’ tot ‘ver’ + ‘regenen’, en ‘domweg’ tot ‘dom’ + ‘weg’? Al deze woorden komen voor in het gedicht ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem. Over de behandeling, classificatie en notatie van dergelijke problemen kan van gedachten gewisseld worden. Mijn voorstel is dat we dit binnenkort doen.
Een eerste aanzet tot een bloemlezing moderne poëzie op basis van het Basiswoordenboek is reeds voorhanden. Bij het doorbladeren van enkele bekende anthologieën (Rodenko, Buddingh' & Van Vliet, Komrij) trof ik al gauw een twintigtal gedichten aan die grotendeels op de hierboven beschreven manier aangepakt konden worden. Er is ongetwijfeld veel meer materiaal te vinden, zonder al te veel moeite. Wie een exemplaar van mijn voorlopig dossiertje wil hebben, kan mij een briefje sturen. Het adres staat in de docentenlijst. Voor alle suggesties, liefst geruime tijd vóór het Colloquium, houd ik mij aanbevolen.