| |
| |
| |
Het Nederlands in Indonesië
II De invloed van het Nederlands op het Indonesisch
J.W. de Vries
1 Inleiding
In het eerste deel van dit artikel (NEM 41, 1983, 50-56) is uiteengezet hoe het kwam, dat het Nederlands zich pas tegen het einde van de negentiende eeuw een positie van enig gewicht kon verwerven, en dat de beheersing van het Nederlands door grote groepen van de autochtone bevolking eerst na de Eerste Wereldoorlog van overheidswege gestimuleerd werd. Voorts is gewag gemaakt van de pogingen van Indonesische taalpolitici, gedurende en na de Tweede Wereldoorlog, internationaal gangbare termen in het Indonesisch op te nemen, termen van Grieks-Latijnse oorsprong, maar door de taalpolitici gekend in hun Nederlandse woordvorm.
In het algemeen is een linguïst meer geïnteresseerd in geconventionaliseerde verschijnselen dan in unieke eigenschappen in de spraak van individuen. De afwijkingen van de Indonesische norm die voorkomen in de spraak van tweetalige Indonesiërs als gevolg van hun beheersing van het Nederlands, zijn interferentieverschijnselen. Als deze interferenties niet langer uitsluitend door tweetaligen worden gebruikt, zijn ze geïntegreerd in de taal. Het onderscheid tussen interferentie en integratie is echter vaak lastig te maken. De voornaamste oorzaak hiervan is, dat de Indonesische standaardtaal eerder een vage, ideale norm is dan een verzameling regels die geabstraheerd kan worden uit het taalgebruik van een specifieke groep sprekers. Men dient te bedenken, dat het Indonesisch, of liever het Maleis waaruit het is voortgekomen, de moedertaal is van een kleine minderheid.
Tenslotte, de grens tussen al dan niet geïntegreerde interferentie en ontlening als proces van hoofdzakelijk lexicale verrijking is vlottend. Een al te puristisch gezichtspunt kan de correcte observatie van de talige feiten hinderen.
Na deze inleidende opmerkingen geven we in het volgende een beknopt overzicht van de invloed van het Nederlands op het Indonesisch op het gebied van de foniek, de grammatica en de woordenschat.
| |
2 Fonische beïnvloeding
Geïsoleerde klanken, fonemen, segmenten zo men wil, worden nooit aan een andere taal ontleend. Alleen indien een Nederlands wóórd het Indonesisch is binnengedrongen, doet zich de mogelijkheid van interferentie voor. In het algemeen echter zijn de Nederlandse leenwoorden aangepast aan het Indonesische fonologische systeem. Een enkel voorbeeld van deze aanpassing. Het Nederlandse onderscheid tussen heldere, lange en doffe, korte klinkers (maan naast man) komt in het Indonesisch niet voor, waardoor zowel aas als as ontleend zijn, uitgesproken met een klinker ergens tussen de Nederlandse lange en korte a in. In het Indonesisch komen geen stemhebbende fricatieven voor, waardoor verticaal ontleend is als fertikal of pertikal en gordijn als horden of gorden, in het laatste geval met
| |
| |
een beginklank als in het Engelse goal. De leenwoorden zijn niet alleen aangepast in overeenstemming met de Indonesische foneemvoorraad, maar in het algemeen ook met de Indonesische woordstructuur. In ongelede woorden worden clusters van medeklinkers vermeden, waardoor fles ontleend is als peles (in de eerste lettergreep wordt de e als een sjwa uitgesproken) en post als pos.
Toch zijn er ook interferentieverschijnselen, waardoor er veranderingen optreden in het Indonesische fonologische systeem.
In de eerste plaats is de zwakke positie van de Arabische leenfonemen /f/ en /x/ versterkt door ontleningen als het al genoemde fertikal, en kharisma, waarvan de bron charisma is. Het gebruik van /f/ in plaats van /p/ en /x/ in plaats van /h/, die meer aangeblazen wordt dan de Nederlandse /h/, weerspiegelt evenwel een sociolinguïstisch verschil: de Arabisch-Nederlandse fonemen worden gebruikt door ontwikkelde Indonesiërs.
In de tweede plaats verandert de Indonesische woordstructuur in een aantal opzichten. Ongelede woorden zijn merendeels tweelettergrepig. In deze eeuw is een groot aantal leenwoorden opgenomen met meer dan twee lettergrepen, zoals pelopor (voorloper), persekot (voorschot), kortsleting (kortsluiting) en peterseli.
Clusters van medeklinkers aan het begin van een woord dringen langzaam het Indonesisch binnen: presiden (president), struktur (structuur), stasiun naast setasiun (station) en stop naast setop.
De sjwa, geschreven als e, komt oorspronkelijk niet voor in de laatste lettergreep, maar wel in leenwoorden als apel (appel) en tante. Taalpolitici gaan dit gebruik tegen: officieel is dan ook voorgeschreven apal te spellen, zoals ook akta en analisa in plaats van akte en analise.
In de derde plaats veranderen er regels op het grensgebied van de fonologie en de morfologie, dus morfonologische regels. Het is de moeite waard een van deze regels nauwkeuriger te bezien.
Het Indonesische voorvoegsel meN- komt onder andere voor in overgankelijke werkwoorden. De vorm van dit voorvoegsel verandert in overeenstemming met het beginfoneem van de werkwoordelijke basis waaraan het gehecht wordt. De variant meng- komt voor, indien er een klinker, een /h/, /g/ of /x/ op volgt; naast ikut ‘volgen’ komt mengikut voor. De variant men- wordt aangetroffen voor /d/, /ď/ of /ť/, dus mencari ‘zoeken’ naast cari, waarin de c wordt uitgesproken als het begin van tjalk. De variant mem- komt voor, indien er een /b/ of /f/ op volgt: balas ‘antwoorden’ naast membalas.
Indien de werkwoordelijke basis met een /p/, /t/, /k/ of /s/ begint is de regel ingewikkelder. Aan deze bases wordt niet alleen het voorvoegsel, en wel de variant me-, toegevoegd, maar de bases zelf veranderen. De beginmedeklinker wordt namelijk vervangen door een nasale medeklinker die op dezelfde plaats in de mond gevormd wordt als de ‘weggevallen’ klank: pukul/memukul ‘slaan’, tulis/menulis ‘schrijven’, karang/mengarang ‘schrijven, componeren’ en salin/menyalin ‘veranderen’, waarin de ny wordt uitgesproken als in oranje.
Veel leenwoorden die beginnen met /p/, /t/, /k/ of /s/ gehoorzamen niet meer aan de laatste regel: ze behouden hun oorspronkelijke be- | |
| |
ginmedeklinker na een van de varianten men-, mem- of meng-: menterorkan ‘terroriseren’ (terreur of Engels terror), memportret ‘fotograferen’ (portret), mengkeristenkan ‘tot christen bekeren’ (christen) en mensistemkan ‘systematiseren’ (systeem). Enkele leenwoorden, veelal oudere, gehoorzamen wel aan de nasaleringsregel: naast het genoemde memportret komt ook memotret (geen spelfout) voor: verder kan gewezen worden op menelepon ‘telefoneren’,mengontrol ‘controleren’, memelopori ‘aanvoeren, leiden’ (van het al vermelde pelopor ‘voorloper’) en menyeterikan ‘strijken’, waarin de Nederlandse bron voor de lezer nog wel te ontdekken valt.
Men zou kunnen concluderen, dat de meeste leenwoorden nog niet geheel geassimileerd zijn, waardoor men zou kunnen volhoude, dat de morfonologische regels niet zijn veranderd. Hier moet tegenin gebracht worden, dat het aantal leenwoorden dat niet gehoorzaamt aan de nasaleringsregel erg groot is, dat veel van deze woorden zeer frequent worden gebruikt, en dat althans voor deze woorden een andere regel nodig is.
| |
3 Grammaticale beïnvloeding
Evenmin als geïsoleerde fonemen aan een andere taal worden ontleend, worden dat geïsoleerde woorddelen, zoals voor- of achtervoegsels. Ontleende elementen hebben de status van woorden: autonome tekens, waarin een klankvorm gehecht is aan een betekenis. Een woord dat in de brontaal geleed is, wordt in de ontvangende taal in het algemeen ongeleed. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat gevallen als pelopor (van voorloper) of korsleting (van kortsluiting) in het Indonesisch geleed zijn, dus verdeeld kunnen worden in woorddelen waaraan de een of andere betekenis gehecht kan worden.
Echter, tweetalige sprekers kunnen zich bewust zijn van het gelede karakter van zulke leenwoorden. Dit schept de mogelijkheid van analogische uitbreiding van morfologische categorieën met een vreemd voorvoegsel of achtervoegsel. Deze mogelijkheid wordt nog vergroot als er véél woorden ontleend worden die in de brontaal tot een bepaalde morfologische categorie gerekend kunnen worden. Dat is in een taal als het Nederlands gebeurd met z'n vele voor- en achtervoegsels van vreemde oorsprong, en dat is in het Indonesisch eveneens gebeurd. Vanuit het Nederlands drongen veel woorden op -is (pornografis), -il (insidentil), -al (horisontal), -tet/-itet (netralitet) binnen. Liever dan in te gaan op de vele mogelijkheden en onmogelijkheden van de afzonderlijke voor- en achtervoegsels die via een groot aantal woorden in het Indonesisch zijn binnengedrongen, behandel ik één bepaald geval, namelijk de woorden die in het Indonesisch op -asi eindigen.
In het Indonesisch komen ongeveer 350 leenwoorden voor die op -asi eindigen (De Vries 1984), hetzij met een Nederlandse tegenhanger op -atie (zoals deklarasi naast het Nederlandse declaratie), hetzij met twee tegenhangers, namelijk op -atie èn -(er)ing (zoals nominalisasi naast nominalisatie en nominalisering). Andere voorbeelden uit deze lijst van 350 zijn arestasi en sublimasi. Om allerlei redenen is het aannemelijk te maken, dat deze woorden aan het Nederlands zijn ontleend.
Naast deze woorden op -asi komt een twintigtal woorden op
| |
| |
-asi voor die niet onmiddellijk aan het Nederlands ontleend kunnen zijn, omdat de Nederlandse bron op -(er)ing eindigt, zoals het geval is met investasi (investering!), modernisasi (modernisering!) en otomatisasi (automatisering!). De Nederlandse bronnen op -ering zijn in het Indonesisch ontleend met -asi. De bron is Nederlands, niet Engels: investering is immers in het Engels investment en automatisering is automation. Maar er zijn ook woorden op -asi die niet aan het Nederlands ontleend kunnen zijn, omdat er geen Nederlandse bron is aan te wijzen, hoewel hierbij opgemerkt kan worden, dat zulke woorden in het Nederlands gemaakt zouden kunnen worden naar Engels model. Voorbeelden van deze groep zijn afiksasi, denuklirisasi en intensifikasi. De bron van deze woorden is ongetwijfeld Engels: affixation, denuclearization en intensification.
Alle genoemde woorden zijn min of meer aangepast aan het Indonesische morfologische systeem: er kunnen werkwoorden van gemaakt worden met inheemse voor- en achtervoegsels en er kan een possessief achtervoegsel aan gehecht worden. Alleen: de eerder vermelde morfonologische nasaleringsregel is niet van toepassing. Naar analogie van de 350 woorden met een tegenhanger op -atie zijn woorden die in het Nederlands op -ering eindigen, ontleend met -asi, en zijn woorden die in het Engels op -ation eindigen, eveneens met -asi in het Indonesisch opgenomen. Moeten we nu constateren, dat het Indonesisch een nieuw achtervoegsel heeft van vreemde, dat is van Nederlandse oorsprong? We zouden het probleem kunnen verschuiven naar het Nederlands: is -atie in accentuatie een achtervoegsel? Er kan inderdaad gewezen worden op het werkwoord accentueren, waarvan dan accentuatie als afgeleid beschouwd kan worden. Maar educeren naast educatie is mij althans onbekend. In het Indonesisch komen naast de honderden zelfstandige naamwoorden op -asi bijna geen werkwoorden op -ir (de tegenhanger van -eren) voor. Woorden op -asi kunnen dus in het Indonesisch niet beschouwd worden als afleidingen van verwante werkwoorden. Een echt achtervoegsel is -asi dus niet. Het is een achtervoegselachtig element waarmee vreemde woorden van Nederlandse en Engelse oorsprong worden ontleend. Geleed zijn deze woorden niet: zo'n woord kan niet in twee vormelijk te onderscheiden delen worden gesplitst, terwijl aan ieder van deze delen een aparte betekenis kan worden gehecht. Alleen in zeer incidentele gevallen komt naast het woord op -asi een ongeleed woord voor, zoals naast aksentuasi het woord
aksen.
Toch is hiermee niet alles gezegd. Onder de woorden die op -asi eindigen, zijn er vele die op -isasi eindigen: amerikanisasi, indonesianisasi, komputerisasi, kristenisasi, westernisasi, aan het Nederlands of het Engels ontleend. Naast deze woorden komen in het Indonesisch ongelede woorden, zelfstandige naamwoorden, voor, waardoor -isasi een echt achtervoegsel kon worden. Met dit achtervoegsel -isasi kunnen in het Indonesisch nieuwe woorden worden gemaakt, woorden die niet aan het Nederlands of het Engels ontleend zijn, zoals belandanisasi ‘vernederlandsing’ op basis van Belanda ‘Nederland’, betonisasi ‘afdekken met beton’ op basis van beton, jetisasi ‘de invoering van jet-vliegtuigen’ op basis van jet, kader(n)isasi ‘kadervorming’ op basis van kader, komporisasi ‘de invoering van fornuizen’ op basis van kompor ‘komfoor’, kondomisasi ‘de populari- | |
| |
sering van condoomgebruik’ op basis van kondom, pinusisasi ‘het bevorderen van pijnboomaanplanting’ op basis van pinus, spiralisasi ‘het bevorderen van het gebruik van de spiraal bij geboortebeperking’ op basis van spiral, pompanisasi ‘het invoeren van pompen’ op basis van pompa en traktornisasi ‘het invoeren van het gebruik van tractors’ op basis van traktor.
Het voorgaande geeft een aardige illustratie van de uitbreiding van de morfologische mogelijkheden waarover een taal beschikt onder invloed van een vreemde taal waaraan woorden ontleend worden. En daarmee is tevens aangetoond, dat de grammatica van een taal onder vreemde invloed kan veranderen. We geven hiervan nog enkele voorbeelden, waarbij we langzamerhand het gebied van de morfologie gaan verlaten om ons op het terrein van de syntaxis te begeven.
In het Indonesisch komt duplicatie voor, woordverdubbeling. Deze woordverdubbeling drukte in het Maleis bij zelfstandige naamwoorden zoiets als verscheidenheid uit. Het woord kursi betekent ‘stoel’. De verdubbeling kursi-kursi betekende oorspronkelijk uitsluitend ‘allerlei stoelen, stoelen van verschillende vorm en aard’. Onder invloed van de Nederlandse meervoudscategorie betekent kursi-kursi tegenwoordig ook ‘meer dan één stoel’, zonder toegevoegde ‘verscheidenheid’.
Onder invloed van Europese talen als het Nederlands verandert eveneens de aanduiding door middel van getalsclassificeerders. Het klassieke Maleis heeft een groot aantal van zulke classificeerders: tiga ekor ancing, letterlijk ‘drie staart(en) (van) hond(en)’, dus ‘drie honden’, tiga buah rumah, letterlijk ‘drie vrucht(en) (van) huiz(en)’, dus ‘drie huizen’ en tiga orang militer, letterlijk ‘drie mens(en) (van) militair (en)’, dus ‘drie militairen’. Deze classificeerders worden nog steeds regelmatig gebruikt. Andere worden zeldzaam, zoals batang voor de aanduiding van lange, cylindervormige objecten (batang betekent ‘tronk’) en atap ‘dak’ voor de aanduiding van gebouwen.
In het Indonesisch is het gebruik van bijvoeglijke bijzinnen die met yang beginnen in deze eeuw onder invloed van het Nederlands, en later ook van het Engels, sterk toegenomen. Normatieve grammatica's schrijven voor, dat alleen de zogenaamde subjectieve constructie gebruikt mag worden, dat wil zeggen dat het antecedent via yang het syntactische onderwerp van de bijvoeglijke bijzin is, wat op te maken is uit het voorvoegsel meN-, zoals in (1):
(1) orang yang membaca buku itu
man REL lezen boek de
‘de man die het boek leest’
Een betere formulering dan de zojuist gegevene is, dat het antecedent orang de agens moet zijn van de handeling waarnaar membaca ‘lezen’ verwijst. Als het antecedent daarentegen de patiens van de handeling uit de bijzin is, moet de zogenaamde objectieve constructie worden gebruikt: het werkwoord mag niet voorzien zijn van het voorvoegsel meN- (zoals in (1) móét), en het persoonlijk voornaamwoord moet in de vorm van een voordan wel een achtervoegsel worden aangehecht aan het werkwoord, zoals in (2):
| |
| |
(2) buku yang saya baca itu
boek REL ik lezen het
‘het boek dat ik lees’
Men zou het ook als volgt kunnen formuleren: het lijdend voorwerp kan niet direct ‘gerelativiseerd’ worden, maar moet eerst gepromoveerd worden tot syntactisch onderwerp (zie ook Keenan and Comrie 1977). Vele linguïsten beschouwen (2) dan ook als een lijdende zin (waarbij bedacht dient te worden dat saya ‘ik’ aan het werkwoord vast zit, er door niets van gescheiden kan worden). Samenvattend: bijvoeglijke bijzinnen beginnen met yang, en indien het antecedent niet fungeert als de agens van de bijzin moet de objectieve constructie worden gebruikt (door sommigen de lijdende zin genoemd). Indien het antecedent semantisch fungeert als een meewerkend voorwerp, staan er een aantal middelen ter beschikking die erop neerkomen, dat de objectieve constructie wordt gebruikt.
Wat valt nu in het moderne Indonesisch op te merken? Onder invloed van het Nederlands en het Engels wordt in het laatste geval, met het antecedent als ‘meewerkend voorwerp’, een voorzetsel gebruikt, zoals in (3), en zelfs in (4):
(3) orang yang ke padanya saya (mem)bawa surat itu
man REL aan aan hem ik brengen brief de
‘de man aan wie ik de brief breng’
(4) orang ke pada siapa saya (mem)bawa surat itu
man aan aan wie ik brengen brief de
‘de man aan wie ik de brief breng’
Indien het antecedent verwijst naar een lokatie, behoort in het Maleis de bijzin te beginnen met tempat ‘plaats’, als in (5):
(5) kampung tempat saya tinggal
dorp plaats ik woon
‘het dorp waar ik woon’
Onder invloed van Nederlandse zinnen met waar en Engelse zinnen met where komen steeds vaker zinnen met di mana, letterlijk ‘op waar’, voor, zoals in (6):
(6) kampung di mana saya tinggal
dorp waar ik woon
‘het dorp waar ik woon’
zinnen met een toegevoegd yang komen zelfs voor, als in (7):
(7) kampung yang di mana saya tinggal
dorp REL waar ik woon
‘het dorp waar ik woon’
| |
| |
Tenslotte, herhaaldelijk wordt zelfs (8) aangetroffen, waarin dalam de vertaling is van in, hoewel zulke zinnen nog grote weerstand oproepen:
(8) kampung dalam mana saya tinggal
dorp in waar ik woon
‘het dorp waarin ik woon’
Het voorgaande moge voldoende zijn om aan te tonen, dat het Indonesisch zelfs in de syntaxis, in dit geval in de mogelijkheden van de bijvoeglijke zin, door het Nederlands beïnvloed is.
| |
4 Lexicale beïnvloeding
In een recente lijst (Grijns e.a. 1983) komen ongeveer 6100 Indonesische woorden voor die aan een Europese taal zijn ontleend: 670 aan het Engels, 327 aan het Portugees, 107 aan diverse Europese talen en niet minder dan 5400 aan het Nederlands; alternatieve vormen als apekir en apkir (afkeuren) zijn als één woord geteld. Het merendeel van deze leenwoorden zijn internationale woorden, hoofdzakelijk van Griekse of Latijnse oorsprong. Uit hun spelling en uitspraak blijkt, dat deze woorden aan het Nederlands zijn ontleend. Het Indonesische stasiun of setasiun is aan het Nederlandse station ontleend; in het Maleisisch, de taal van het schiereiland Malakka, luidt hetzelfde woord stesyen of setesyen, een aanpassing van het Engelse woord station. Het overgrote deel van deze internationale, vaak geleerde woorden (als rentabilitet, ratifikasi en sinkronisasi) is slechts bekend aan de intellectuele bovenlaag, maar hetzelfde geldt voor de bekendheid met deze woorden in Nederland.
De domeinen van de internationale leenwoorden zijn de sport (atletik), de religie (kristen), de wetenschap (morfologi), de overheid (presiden), de cultuur (balet), de moderne technologie (reaktor), de gezondheid (pasien, vasektomi) en het bedrijfsleven (dividen).
In oorsprong Nederlandse woorden zijn afkomstig uit de sfeer van het koloniale bestuur (erpah van erfpacht), handel, landbouw en huisnijverheid (leterseter van letterzetter, kopleng van koppeling, yuta van jute), gebruiksartikelen (arnal van haarnaald, sletel van sleutel) en etenswaren (buncis van boontjes). Woordenboeken vermelden vaak niet marginale woorden als toh(toch), dah (de groet dag), vloeken als hoperdom of perdom (godverdomme), minder nette woorden als split (van spleet in de zin van geslachtsorgaan) en aanspreekvormen als sus en tante, die ook gebruikt worden om anderen dan verwanten aan te spreken.
Een bijzonder type van ontlening is de semantische uitbreiding van een Indonesisch woord onder invloed van een Nederlands woord waarmee het geïdentificeerd wordt. Het Indonesische woord kepala betekent in oorsprong ‘hoofd’, een lichaamsdeel. Naar analogie van het Nederlandse woord hoofd is de betekenis uitgebreid: kepala jurusan Belanda betekent ‘het hoofd van de Nederlandse afdeling’: Hiermee vergelijkbaar is de functionele uitbreiding van voorzetsels als sesudah van ‘later dan’ tot ‘na’, zoals in het Nederlands: kitab suci kedua sesudah Alkuran ‘het tweede heilige boek na de koran’.
| |
| |
Zoals reeds is opgemerkt, kunnen ook samenstellingen, ja zelfs woordgroepen worden ontleend: indehoy (van in het hooi, met de betekenis ‘copuleren’), indekos (van in de kost), kosbas (kostbaas), sprekdelik (spreekdelict, een juridische term voor uitingen die geacht worden in te gaan tegen het algemeen belang, en daarom strafbaar zijn) en het wel heel bijzondere katebelece (van kattebelletje, dat overigens op zijn beurt aan het Italiaanse cartabello ‘boekje’ is ontleend); in het Indonesisch is het eerste deel kate- geïdentificeerd met het woord kata ‘woord’, waardoor het woord ook als katabelece geschreven en gesproken wordt, zoals het Nederlandse voorbeeld een fraai geval van volksetymologie.
Leenvertalingen komen ook voor: luar negeri (van buitenland, maar letterlijk ‘buiten het land’) en kalimat majemuk (een letterlijke vertaling van ‘samengestelde zin’, maar wel in de omgekeerde volgorde). Hybridische leenwoorden zijn kol kembang ‘bloemkool’ (van het Nederlandse woord kool en het Indonesische woord kembang ‘bloem’) en pemegang buku ‘boekhouder’ (het Indonesische pemegang is afgeleid van het werkwoord pegang, dat ‘vasthouden’ betekent; buku is een ontlening van boek).
| |
Bibliografie
Grijns, C.D., J.W. de Vries and L. Santa Maria |
1983 |
European loan-words in Indonesian. Indonesian Etymological project. Royal Institute of Linguistics and Anthropology, Leiden. |
Keenan, Edward, L. and Bernard Comrie |
1977 |
‘Noun phrase accessibility and universal grammar’. Linguistic Inquiry 8, 1, 63-99. |
Vries, J.W. de |
|
1984 |
‘Adaptation of polymorphemic loanwords. The case of words ending in -asi in Indonesian.’ Verschijnt in: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde. |
|
|