Neerlandica extra Muros. Jaargang 1983
(1983)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omvang en distributie van het neutrum in het NederlandsGa naar voetnoot*
|
Koenen, M.J. en J. Endepols. Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal, 72ste druk. |
Mater, E. Rückläufiges Wörterbuch der deutschen Gegenwartssprache. |
Mironov, S.A. Goƚƚandsko-russkij sƚovar'/Nederlands-Russisch woordenboek. |
Nieuwborg, E.R. Retrograde woordenboek van de Nederlandse taal. |
Weijnen, A., Spectrum Nederlands Woordenboek. |
Wijk, N. van. Etymologisch woordenboek der Nederlandse taal (door Franck), tweede druk. |
Woordenlijst van de Nederlandse taal (het groene boekje). |
In dit onderzoek gaat het niet om een systematische vergelijking, niet om een contrastieve studie over de gehele grammaticale categorie genus in die twee talen, maar alleen om het onzijdige genus der substantieven in het Nederlands, waarbij rekening wordt gehouden met de woordvormingsmiddelen en -processen in het Nederlands in vergelijking met het Duits. Hieronder geef ik de resultaten van mijn onderzoek.
1.2 Het onderzochte woordmateriaal
In paragraaf 2 worden Nederlandse woorden besproken die gewoonlijk tot de afleidingen gerekend worden, d.w.z. formaties met een voorvoegsel, een onderbroken affix (voor- en achtervoegsel) en een achtervoegsel. Onder de formaties met voorvoegsel bevinden zich ook woorden die zijn ontstaan door het proces van de zg. impliciete afleiding. Onder impliciete afleiding verstaat men een woordvormingsproces, dat meestal is gebaseerd op het weglaten van een achtervoegsel, zodat alleen de woordstam overblijft. Dit proces kan goed worden waargenomen bij het vormen van postverbale substantieven, zoals het bereik van bereiken. Het woord bereik kan niet door prefigering zijn gevormd, want een substantief als reik bestaat niet en heeft nooit bestaan.
Er zijn echter gevallen genoeg waarin het moeilijk of helemaal onmogelijk is om vast te stellen of een gegeven substantief inderdaad op die manier is ontstaan. Er zijn vele gevallen waarin we er niet zeker van kunnen zijn wat primair en wat secundair is: het zelfstandig naamwoord of het werkwoord. Zo in het geval van breuk en breken. Uit de Nederlandse woordgeschiedenis weten we slechts dat het substantief breuk ablautend naast breken staat (cfr. Franck-Van Wijk).
In een synchronisch onderzoek is het ook niet nodig het (historische) woordvormingsproces van iedere formatie na te gaan. Voor een consequente synchronische beschrijving resp. classificatie is het voldoende te weten dat bepaalde formaties eenzelfde woordvormingsstructuur vertonen.
Na deze inleidende en algemene opmerkingen kunnen we nu overgaan tot de analyse van het woordmateriaal zelf, of nauwkeuriger: tot een beschrijving der resultaten.
2 Beschrijving
2.1 Formaties met voorvoegsel
Deze formaties zijn in te delen in:
- | formaties met bij werkwoorden onscheidbare voorvoegsels (2.1.1); |
- | formaties met bij werkwoorden scheidbare voorvoegsels (2.1.2). |
2.1.1 Formaties met bij werkwoorden onscheidbare voorvoegsels
Deze zijn verder onder te verdelen in:
- | formaties waarnaast werkwoorden en onzijdige simplicia bestaan (2.1.1.1); |
- | formaties waarnaast alleen maar werkwoorden bestaan (2.1.1.2); |
- | formaties waarnaast werkwoorden en de-substantieven bestaan (2.1.1.3); |
- | formaties waarnaast meestal geen werkwoord en vaak geen simplex bestaat (2.1.1.4). |
2.1.1.1 Formaties waarnaast werkwoorden en onzijdige simplica bestaan
Deze groep formaties wil ik in de eerste plaats bespreken omdat ze, naar het schijnt, het begin vormt van een uitbreidings- en generaliseringsproces van het neutrum.
Het zijn o.m. de volgende woorden (waarvan er overigens sommige uit de rechterkolom niet erg gebruikelijk zijn):
het bestuur | naast | besturen | en | het bestuur | |
beschot | beschieten | schot | schieten | ||
gekrakeel | krakelen | krakeel | |||
gejammer | jammeren | jammer | |||
gespan | spannen | span | |||
verlak | verlakken | lak | |||
lakken |
Bij deze formaties werd en wordt het onzijdige genus gesteund door hetzelfde geslacht der grondwoorden. Door de taalgebruikers konden dergelijke formaties als samenstellingen van simplexen plus be- of ge- of ver- worden opgevat. Maar tegelijkertijd kan ook de indruk zijn ontstaan dat formaties, die de structuur pref + stam vertonen en tevens een werkwoord bij zich hebben, neutra dienen te zijn.
De opvatting van dergelijke formaties als samenstellingen, resp. afleidingen van substantivische simplicia, wordt gesteund door het feit dat in tal van gevallen daarnaast geen werkwoord bestond, maar alleen een substantivisch grondwoord, zoals bij het getij - het tij.
Deze opvatting kan de eerste belangrijke stap geweest zijn op de weg naar een generalisatie die als volgt onder woorden kan worden gebracht: een formatie die de structuur pref + stam vertoont, moet eigenlijk onzijdig zijn.
2.1.1.2 Formaties waarnaast alleen maar werkwoorden bestaan
Er zijn inderdaad vele dergelijke onzijdige substantieven. Ik heb er 150 verzameld, waarvan hierna enkele voorbeelden: bereik - bereiken, bewijs - bewijzen, bezwaar - bezwaren, betoog - betogen, betoon - betonen, bestand - bestaan, besluit - besluiten, besef - beseffen, bescheid - bescheiden, begin - beginnen, belang - belangen, bericht - berichten, belet - beletten, behoud - behouden, bedrag - bedragen, bedrijf - bedrijven, bedrog - bedriegen, bederf - bederven, beding - bedingen, bezoek - bezoeken.
Bij de zojuist genoemde formaties hebben zowel het substantief als het werkwoord eenzelfde voorvoegsel. Hetzelfde geldt voor de voorvoegsels
ont- en ver-. Voorbeelden zijn: ontzet - ontzetten, ontzag - ontzien, ontwerp - ontwerpen, onthaal - onthalen, ontbijt - ontbijten, verzuim - verzuimen, verzoek - verzoeken, verzet - verzetten, verwijt - verwijten, vervolg - vervolgen, vervoer - vervoeren, vertoon - vertonen, vertrek - vertrekken, verstand - verstaan, verschil - verschillen, verschiet - verschieten, vermaak - vermaken, verlof - verloven, verlies - verliezen, verkeer - verkeren, verhoor - verhoren, verdrag - verdragen, verderf - verderven, verbod - verbieden, verblijf - verblijven.
Als formaties met mis- zijn te vermelden: het (ook: de) misbak naast het werkwoord mis'bakken, 'misbruik - mis'bruiken, 'misdrijf - mis'drijven en misschien mis'baar dat heden ten dage geïsoleerd staat, en alleen in het Middelnederlands door het werkwoord misbaren (-béren) werd vergezeld.
De overige mis-formaties zijn de-woorden (m.).
Enigszins anders zien de formaties op ge- eruit. Gevallen waarin zowel het substantief als het werkwoord zijn geprefigeerd vormen uitzonderingen, b.v. het gebaar - gebaren, gebod - gebieden, gedrag - zich gedragen, geloof - geloven en (misschien) gewag - gewagen.
In de meeste gevallen echter heeft het substantief het voorvoegsel ge-, maar vertoont het verbum geen prefix. Voorbeelden: geaarzel - aarzelen, gebak - bakken, gebalk - balken, gebengel - bengelen, geblaas - blazen, geblaf - blaffen, gebluf - bluffen, geding - dingen, gedoe - doen, geduld - dulden, geflikker - flikkeren, gefluister - fluisteren, gehakkel - hakkelen, gehannes - hannessen, gehinnik - hinniken, gehuil - huilen, gelispel - lispelen, geschenk - schenken, gesprek - spreken, gestotter - stotteren, gevoel - voelen, gevolg - volgen enz. De meeste ervan zijn iteratieven. Dit feit is heel belangrijk, want het kan ertoe bijgedragen hebben om alle iteratieve formaties voor neutra te houden.
2.1.1.3 Formaties waarnaast werkwoorden en de-substantieven bestaan
Bij de taalgebruikers moet zich een zekere overtuiging gevormd hebben, dat geprefigeerde substantivische formaties waarnaast al dan niet geprefigeerde verba bestaan, neutra moeten zijn. Van een dergelijke overtuiging getuigt het bestaan van tal van neutra, waarbij telkens behalve een werkwoord ook een de-simplex bestaat. De geprefigeerde formaties zijn echter we zullen het dadelijk zien, desondanks onzijdige substantieven. Mijn verzameling omvat er ongeveer 50, waarvan enkele voorbeelden:
het | beloop | naast | (be)lopen | en de | loop |
beraad | (zich be)raden | raad | |||
beroep | (be)roepen | roep | |||
bedwang | (be)dwingen | dwang | |||
behang | (be)hangen | hang | |||
berouw | (be)rouwen | rouw | |||
beslag | (be)slaan | slag | |||
begrip | (be)grijpen | greep | |||
gebliksem | bliksemen | bliksem |
gedans | dansen | dans |
gegalm | galmen | galm |
gedraai | draaien | draai |
gedrang | dringen | drang |
gedreun | dreunen | dreun |
geduw | duwen | duw |
gegil | gillen | gil |
gegons | gonzen | gons |
gehaast | (zich) haasten | haast |
gehoest | hoesten | hoest |
geklop | kloppen | klop |
geruis | ruisen | ruis |
geschreeuw | schreeuwen | schreeuw |
gezang | zingen | zang |
verbond | (ver)binden | bond |
verband | (ver)binden | band |
2.1.1.4 Formaties waarnaast meestal geen werkwoord en vaak geen simplex bestaat
Het uitbreidingsproces van het onzijdige genus is hier niet tot stilstand gekomen. Het neutrum werd nog verder gegeneraliseerd. De eerstvolgende stap moet een structurele gedachte bij de taalgebruikers geweest zijn, de gedachte nl. dat de substantieven die de structuur onscheidbaar pref + stam vertonen, neutra dienen te zijn. Als argument ter staving van deze veronderstelling kunnen we de geprefigeerde substantieven noemen waarnaast meestal geen werkwoord en vaak geen substantivisch simplex bestaat. Voorbeelden:
geprefigeerde formatie | verbum | substant. simplex |
het bewind | ø | ø |
benul | ø | ø |
beleid | leiden | ø |
gevaar | ø | ø |
gewest | ø | ø |
gelaat | ø | ø |
geweld | ø | ø |
gevest | ø | ø |
gebit | bijten | het bit |
gelid | ø | het lid |
geheim | ø | (het heim) |
2.1.2 Formaties met bij werkwoorden scheidbare voorvoegsels
Het neutrum is ook al begonnen zich over een ander gebied uit te breiden, nl. over de scheidbare verba. Hier is het echter veel minder gevorderd dan bij de onscheidbare. Er is een aantal formaties, hier heel duidelijk postverbale afleidingen (Rückbildungen), die onzijdig zijn. Maar ze zijn veel talrijker dan de de-substantieven. Ziehier de het-woorden:
het aanbod | -aanbieden |
afscheid | -(zich)afscheiden |
opstel | -opstellen |
opzet (ook de) | -opzetten (ondanks de zet) |
overschot | -overschieten (gesteund door: het (schot) |
uitstek | -uitsteken |
uitstel | -uitstellen |
uitwas (ook de) | -uitwassen |
voorwerpen | -voorwerpen |
voorstel | -voorstellen |
voorspan | -voorspannen |
Verder zijn er nog enkele substantieven met prefixen die op zich wel de vorming van scheidbare werkwoorden toelaten, maar waarvan het verbale pendant hier toch onscheidbaar is:
het 'onderscheid | -onder'scheiden |
'onderwijs | -onder'wijzen |
'onderwerp | -onder'werpen |
'onderzoek | -onder'zoeken |
'overtrek | -over'trekken |
Met de overige voorvoegsels: achter-, door-, in-, los-, mede-, mee-, om-, voort- en weer- zijn er geen onzijdige impliciete substantivische formaties te vermelden.
2.2 Formaties met onderbroken affix
Bedoeld zijn substantieven die met prefix en suffix tegelijk zijn gevormd, zonder dat daarnaast werkwoorden dienen te staan. Het woord gebergte b.v. vertoont een structuur die aangeduid kan worden met de sjablone pref + stam + suff, waarbij ge- -te een onderbroken affix vormt.
Een aanzienlijk aantal neutra met deze structuur treft men alleen aan bij formaties op -te. Het zijn de volgende: het gebeente, gebergte, gebinte, gebladerte, geboefte, geboomte, gedeelte, gedierte, gehalte, gehemelte, gestoelte, gevaarte, gevogelte en met ver-: verhemelte.
De overige afleidingen op -te zijn de-woorden (v.), zoals de begeerte, behoefte, belofte, geboorte, gedaante, gedachte, gelofte, gestalte, gewoonte, gemeente en verbeurte.
Uit het type formaties met de structuur pref + stam + suff blijkt dat het neutrum zich ook ten dele heeft uitgebreid over het terrein van de suffigering. Daarvan getuigen de neutra op -sel, die wel een voorvoegsel vertonen maar die waarschijnlijk door suffigering alleen zijn gevormd. Het zijn o.a.: het beginsel, verschijnsel, verglaassel.
2.3 Formaties met achtervoegsel
Hiermee zijn substantieven bedoeld die door suffigering werden en worden gevormd, afgezien van het feit of ze al dan niet een voorvoegsel hebben.
2.3.1. Formaties op -schap
Om het gevorderde uitbreidingsproces van het neutrum aan te duiden, moet men in de eerste plaats de formaties op -schap vermelden.
Van de 577 schap-formaties die in het Retrograde woordenboek zijn opgenomen, vallen er 320, dus meer dan de helft, onder de het-woorden. Bovendien is er een aanzienlijk aantal woorden op -schap die alleen in een bepaalde betekenis onzijdig zijn. Ik bedoel daarmee woorden die een staat, waardigheid of betrekking uitdrukken, zoals het burgerschap, het priesterschap, het zusterschap enz. Dezelfde woorden zijn echter feminina wanneer ze als verzamelnamen dienst doen (de broederschap).
2.3.2 Suffixen die uitsluitend neutra opleveren
Van belang zijn hier de achtervoegsels -isme, -asme en -je. Volgens het Retrograde woordenboek zijn er in het Nederlands ongeveer 600 woorden (precies 594) op -isme en -asme. Dat is een aanzienlijk aantal, vooral als we ons bewust zijn dat in het Duits (en in andere talen) geen enkel onzijdig substantief met analoge suffixen bestaat.
Bij die twee achtervoegsels hebben we met volledige formalisering te maken, d.w.z. met het principe dat het achtervoegsel alleen het genus der substantieven bepaalt.
Bij substantieven op -je (met zijn varianten) hebben we, naar mijn mening, met twee principes tegelijk te maken. Het ene is een semantisch principe en het houdt in dat alle verkleinwoorden zonder uitzondering neutra zijn. Het andere is een morfologisch-grammaticaal principe en bepaalt dat het suffix -je uitsluitend onzijdige substantieven oplevert.
Het Retrograde woordenboek noteert 5.503 woorden op -je. Maar als we met de Nederlandse omgangstaal rekening houden, komen we tot het inzicht dat er meer zouden moeten zijn. De reden ervan is dat het vormen van verkleinwoorden een levend proces is, en dientengevolge veelal afhangt van de persoonlijke subjectieve houding der taalgebruikers. We kunnen en moeten er wel rekening mee houden dat er in de sfeer van het familie- en gevoelsleven zeker nog andere verkleinwoorden ontstaan, die al dan niet een efemeer karakter hebben.
3 De situatie in het Duits
In vergelijking met het Nederlands is in het Duits het aantal onzijdige substantieven blijkbaar veel kleiner. Er zijn verschillende factoren die deze situatie bepalen.
3.1 Impliciete formaties met echte voorvoegsels
Binnen het geheel van impliciete formaties met echte, d.w.z. bij werkwoorden onscheidbare voorvoegsels nemen de neutra een bescheiden plaats in.
Bij de formaties met het prefix be- is slechts één onzijdig substantief te vermelden, nl. das Besteck. De overige be-formaties zijn allemaal masculina zoals der Befehl, Befund, Beginn, Begriff, Belag, Bereich, Beruf, Bericht, Beschluss, Besuch, Betrag, Betrieb, Beweis, enz. Bij Bereich echter noteren sommige woordenboeken naast der ook das.
Bij de formaties op ent- is één enkel das-woord aan te treffen, nl. das Entgelt. De overige: Entschluss en Entwurf zijn masculina. Bij de formaties op er- is geen enkel onzijdig substantief te vinden. Woorden als Erfolg, Erhalt, Erlass, Erlös, Ersatz, Ertrag, Erwerb zijn allemaal masculina.
Bij de formaties op ver- zijn er slechts drie neutra te noteren nl. das Verbot, das Verhör en das Versteck. Alle andere zijn masculina, zoals Verbrauch, Verdacht, Verein, Vergleich, Verkehr, Verrat, Verschleiss, Verstand, Versuch, Vertrag, enz.
Bij formaties op zer- en mis- vindt men geen enkel onzijdig substantief.
Daarentegen wordt het gebied van woorden met de structuur ge- -(e) bijna helemaal door het neutrum overheerst. Semantisch beschouwd zijn het in de meeste gevallen verzamelnamen of iteratieven, daarnaast echter ook namen van zaken en voorwerpen. Bijv. das Gedärm, Gefieder, Geflügel, Gebet, Gebiet, Gedeck, Gedicht, Gefühl, Gehirn, Geräusch, Geschenk; das Gebirge, Gelände, Gehäuse; Gefolge, Gerede, Gepräge. Als uitzonderingen kan men vermelden: die Gebühr, Gefahr, Geduld, Gewähr; en der Gebrauch, Gehalt, Genuss, Geruch, Geschmack, Gestank, Gewinn.
Met een -e als achtervoegsel (en natuurlijk ge- als prefix) bestaat er slechts één woord dat niet onzijdig is, nl. der Gedanke.
Van de ge-formaties met -de als suffix zijn er slechts drie neutra: das Gebilde, Gemälde, Gebäude, en een femininum: die Gebärde.
3.2 Impliciete formaties met onechte voorvoegsels
Hier valt geen enkel neutrum te vermelden. Weliswaar bestaan er in het Duits vele postverbale afleidingen van scheidbare verba met de voorvoegsels ab-, an-, auf-, aus-, durch-, zu-, enz., maar dat zijn haast allemaal masculina, zoals b.v. der Abflug, Antrag, Aufwand, Ausdruck, enz. Feminina als die Abkehr vormen uitzonderingen.
3.3 Gesuffigeerde formaties
Van belang zijn op dit gebied alleen maar de verkleinwoorden op -chen en -lein. Dat zijn allemaal neutra, evenals de Nederlandse -je-formaties. Maar de omvang van de diminuering is in het Duits tamelijk beperkt. De reden daarvan is dat de Duitse diminutiva meestal emotionele formaties zijn. Het Nederlandse type der geneutraliseerde diminutiva zoals etentje, telefoontje, rijtje enz. is in het Duits zo goed als niet vertegenwoordigd, indien men afziet van de weinige wetenschappelijke termen zoals Männchen en Weibchen, Teilchen, Blutkörperchen, en in de algemene taal Mädchen en Fräulein. Sterk vertegenwoordigd zijn daarentegen echte verkleinwoorden, d.w.z. substantieven die telkens een object, kleiner dan het normale, aanduiden, bijv. Körbchen, Tischchen, Päckchen, Lämpchen.
De diminutiva op -lein zijn, op enkele gevallen na, emotionele of stilistisch bepaalde formaties.
Het Rückläufiges Wörterbuch noteert 508 substantieven op -chen en 122 op -lein. In 't geheel zijn er dus 630.
Weliswaar zijn er in het Duits achtervoegsels die zowel neutra als feminina (veel minder masculina) hebben opgeleverd, maar dit feit heeft
met een uitbreidingsproces van het neutrum niets te maken. Dit is vooral het geval bij woorden op -nis en -sal. Er zijn dus das-woorden zoals Bedürfnis, Erlebnis, Erzeugnis, Verhältnis en die-woorden zoals Befugnis, Erlaubbis, Finsternis, maar deze distributie is alleen door een verschillende dialectische oorsprong der substantieven veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor de formaties op -sal: das Schicksal, das Scheusal naast die Labsal, die Trübsal.
4 Samenvatting
Samenvattend kunnen de resultaten van dit onderzoek als volgt worden geformuleerd:
In het Duits staat de distributie der substantieven over de drie genera zo goed als vast. Hiervan getuigt het feit dat er zich bijna geen twijfel voordoet ten aanzien van het genus der substantieven. De woorden Dschungel (m., v., o.) en Bereich (m., o.) behoren tot de weinige uitzonderingen. Bovendien kunnen wij met voorbijgaande weifelingen te maken hebben bij ontleningen aan vreemde talen, in het bijzonder aan het Engels.
In tegenstelling tot de situatie in het Duits is het vaststellingsproces van het genus in het Nederlands nog steeds aan de gang. Vele gevallen van weifeling in dit opzicht getuigen ervan, b.v.: het en de deksel, toestel, schilderij, rooster, microscoop, idee, soort, uitwas, enz.
Het neutrum overheerst omvangrijke terreinen van de Nederlandse woordenschat en meerdere woordvormingsstructuren en -middelen. In de loop van de taalgeschiedenis moet het uitbreidingsproces van het neutrum zich via verschillende stadia hebben ontwikkeld. Op die vermoedelijke stadia heb ik in mijn betoog al gewezen.
Tenslotte nog enkele afzonderlijke vaststellingen:
In het Duits zijn de weinige postverbale formaties van onscheidbare werkwoorden wel te verwaarlozen, want wij hebben er maar 5 of 6 gevonden (met be- 1 of 2, met ent- 1, met ver- 3). In het Nederlands daarentegen stelden wij op dit terrein een overheersing van het neutrum vast.
Van belang zijn in het Duits alleen maar de formaties op ge + al dan niet -e, evenals in het Nederlands.
Voor het Duits valt geen enkel onzijdig postverbaal substantief van de scheidbare verba te vermelden. In het Nederlands daarentegen zijn er verschillende, en wel met de voorvoegsels aan-, af-, op-, over-, uit- en voor-, en cum grano salis met onder-.
Bij de Nederlandse formaties op -schap heeft het neutrum meer dan de helft van het terrein veroverd; dit in tegenstelling tot het Duitse suffix -schaft, dat geen enkel neutrum heeft opgeleverd.
Het terrein der verkleinwoorden op resp. -je en -chen/-lein wordt in beide talen uitsluitend door het neutrum overheerst, maar met een groot numeriek verschil: in het Duits zijn er 630 diminutieven tegenover minstens 5500 in het Nederlands.
De Duitse suffixen -ismus en -asmus hebben geen enkel neutrum opgeleverd; dit in tegenstelling tot het Nederlands waar wij er ongeveer 600 op -isme en -asme aantroffen.
Verder willen we er nog op wijzen dat vele ontleende substantieven, resp. substantieven van eenzelfde herkomst, in het Nederlands neutra zijn,
en wel vaak in tegenstelling zowel tot het Duits als tot die taal waaraan zij zijn ontleend. Dit is bijvoorbeeld het geval met het kontrakt (Fr., Du. m.), het cadeau (Fr. m.), het humeur (Fr. v.), station (Fr., Du. v.), karakter (Fr., Du. m.), punt - met zijn samenstellingen zoals standpunt - (Du., Fr. m.), artikel (Fr., Du. m.), balkon (Fr., Du. m.), cijfer (Du., Fr. v.), nummer (Du. v., Fr. m.), pensioen (Fr., Du. v.), penseel (Du., Fr. m.) enz.
Op de eerste zinnen van dit artikel terugkomend mag ik nu wel mijn betoog als volgt afsluiten: een van de eerste indrukken die men bij het bestuderen van het Nederlands krijgt, is dat er in deze taal meer onzijdige substantieven bestaan dan in het Duits. Die indruk is naar mijn mening door de resultaten van dit onderzoek bevestigd.
- voetnoot*
- Uitgebreide en enigszins gewijzigde tekst van een voordracht uitgesproken op het 3e Colloquium Neerlandicum in Wrocƚaw, 13-15 mei 1981.