toetsstenen voor het behalen van het “Getuigschrift Nederlands als Vreemde Taal” en het gezamenlijk toekennen van het Getuigschrift’, een ander ‘extramuraal’ project.
Het is jammer dat hier het woord ‘Getuigschrift’ gebruikt wordt en niet ‘Certificaat’, zoals de benaming in werkelijkheid luidt. Ook is de ‘Werkcommissie van Hoogleraren en Lectoren in de Neerlandistiek aan Buitenlandse Universiteiten’ niet in 1960 opgericht, zoals op blz. 27 vermeld wordt, maar in 1961. Zo zijn er nog wel meer onnauwkeurigheden in de teksten te vinden. De belangrijkste is wel de formulering van artikel 4 sub b.: ‘het gemeenschappelijk bepalen van de officiële spelling en spraakkunst van de Nederlandse taal’. De spelling van een taal kan men bepalen, dat is een kwestie van afspraak, maar de spraakkunst komt voort uit de spraakmakende gemeente en die kan men alleen naar best vermogen beschrijven. Laten we hopen dat dit een kwestie van ondoordachte formulering is en niet een principiële standpuntbepaling. Als het al mógelijk is de spraakkunst van het Nederlands aan de Vlaamse en Nederlandse taalgebruikers voor te schrijven, dan past het in ieder geval niet in het geestelijk klimaat van onze tijd. De samenstellers van de Algemene Nederlandse Spraakkunst heeft dit ‘bepalen’ nooit als doel voor ogen gestaan!
De organen van de Taalunie, in het verdrag voorzien, zijn: het Comité van Ministers, de Interparlementaire Commissie, de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, en het Algemeen Secretariaat. Terecht staat in de memorie van toelichting: ‘Het Algemeen Secretariaat neemt een centrale plaats in’ (blz. 39). Terecht, want de ministers nemen beslissingen, de parlementen houden toezicht, de Raad geeft advies, maar het Algemeen Secretariaat zal het beleid moeten voorbereiden én uitvoeren. Daarvoor is natuurlijk mankracht nodig, maar over de personeelsformatie van het Algemeen Secretariaat geeft de tekst geen nadere inlichtingen. Personeel kost geld, en ook het uitvoeren van het beleid zal geld kosten. Over dit laatste is op blz. 34 de zin te vinden: ‘Gemeenschappelijke instellingen van taal en letteren zullen via de Taalunie kunnen worden gesubsidieerd’.
Het is te hopen dat in deze tijd van bezuinigingen de financiële middelen gevonden zullen worden om de beleidsvoornemens van de Taalunie uit te voeren. Allen die betrokken zijn bij de buitenlandse neerlandistiek, de IVN, de Algemene Nederlandse Spraakkunst en het Certificaat Nederlands als vreemde taal, zien de verdere ontwikkelingen met meer dan gewone belangstelling tegemoet.
(jdr)
Sectie Nederlands als Tweede Taal opgericht binnen de Vereniging van Leraren in Levende Talen. Op verzoek van de secretaris van de Sectie nemen wij het volgende bericht op:
‘In januari 1980 is op de algemene ledenvergadering van de Vereniging van Leraren in Levende Talen besloten tot oprichting van een sectie Nederlands als Tweede Taal. Dit is de achtste sectie van de vereniging; de overige zijn: Nederlands (als moedertaal), Duits, Engels, Frans, Italiaans, Spaans en Russisch.
Van de sectie Nederlands als Tweede Taal kunnen lid worden:
1. | mensen die Nederlands als tweede taal onderwijzen, zonder enig onder- |