| |
| |
| |
Van buiten de muren/Europa
Bondsrepubliek Duitsland
Aan de Ruhruniversiteit te Bochum is als opvolger van oud-collega Westerduin de heer Erich Püschel aangesteld. Daarmee is het lectoraat bezet door iemand van Duitse nationaliteit. De heer Püschel heeft gestudeerd aan het instituut voor vertalers en tolken van de universiteit Genève en aan het Institute of Linguists in London. Op basis van in Nederland behaalde onderwijsbevoegdheden is hij thans ook leraar Duits aan de Rijksscholengemeenschap Purmerend. Binnenkort wil hij in Amsterdam doctoraal examen doen met een scriptie over de woordenschatverwerving van Duitsers die Nederlands leren. Hij is een leerling van professor dr. Touber van de VU Amsterdam.
Wij wensen collega Püschel, die in Middelie (Nederland) woont, een vruchtbare bijkomende werkkring in Bochum.
(jw)
Marburg an der Lahn. Lector Amand Berteloot deelt mee dat één van zijn studenten, de heer D. Balcerzack, op 13 juli 1979 een bijvakexamen Nederlands bij het magisterexamen in de Romaanse filologie heeft afgelegd. Als bevoegd examinator was professor dr. L.E. Schmitt gevraagd. Het bijvakexamen ging over Nederlandse taalgeschiedenis, interferentieverschijnselen tussen cultuurtaal en dialect bij dialectsprekers in België, de problematiek van de taalgemeenschappen in België; het keuzethema voor de rubriek moderne Nederlandse literatuur luidde ‘mythevorming in het werk van Jef Geeraerts’. Ter voorbereiding van dit examen Nederlands als bijvak had de kandidaat één semester in Antwerpen doorgebracht.
Uit het jaaroverzicht van collega Berteloot, waaruit we hier mogen putten, blijkt verder dat hij zowel in het winter- als in het zomersemester 1978-1979 erg veel beginners had (resp. 45 en 34), maar dat het zonder examenmotief moeilijk is zulke grote groepen op het gevorderdenniveau bij elkaar te houden. Toch werden de literatuurcolleges behoorlijk bezocht. In het wintersemester werd Het Reservaat van Ruyslinck gelezen, in het zomersemester De komst van Joachim Stiller van Lampo. (Ter illustratie van deze laatste colleges stelden het Ministerie van Nederlandse Cultuur en DONA de driedelige videofilm van Harry Kümmel ter beschikking).
In opdracht van de Stichting voor Vertalingen van Nederlands letterkundig werk is de jongste twee jaar in Marburg hard gewerkt. Er werden vertaald: Het morele verval (Der moralische Verfall) van Bob den Uyl; Ouderlingenbezoek (Presbyterbesuch) van Maarten 't Hart; Dekker, Koolen & Buis van Oek de Jong; De Vis (Der Fisch) van J.M.A. Biesheuvel. Los van dit project van de ‘Stichting’ staat op het getouw van de Marburgse studenten onder leiding van Amand Berteloot een vertaling van het kinderboek Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vond van Guus Kuijer.
Verheugend is ook het feit dat de Nederlandse studenten van de heer Frans Beersmans (voorganger van Amand Berteloot in Marburg en nu verbonden aan het Mollerinstituut in Tilburg) tijdens hun verblijf in Mar- | |
| |
burg steeds betere contacten hebben met de Duitse studenten Nederlands aldaar. De integratie gebeurt o.m. via de vertaalactiviteiten.
(jw)
Tübingen. Aan de Nederlandse afdeling van het Deutsches Seminar van de Tübingse universiteit is sinds lang collega Diedrich Dannheim werkzaam. In het rapport dat hij voor de IVN opstelde (over de activiteiten en gebeurtenissen tijdens de drie aan het jongste colloquium voorafgaande jaren) lezen we dat de situatie in Tübingen stabiel is en dat de bedreiging van het vak Nederlands met succes is geweerd. Ook zíjn beginnerscursussen zijn aanvankelijk sterk bevolkt (vooral met germanisten, theologen en historici), maar slechts een goede helft van zo'n dertig beginners haalt het einde van het semester. Dit kan ook moeilijk anders als het aanbod een volkomen vrijblijvend academisch karakter heeft. Toch heeft de heer Dannheim zijn positie aanzienlijk verstevigd door het aankondigingsblad van zijn eigen cursussen en oefeningen van ‘kulturgeschichtliche’ en ‘landeskundliche Hinweise’ te voorzien. Daarin neemt hij aan het begin van het semester een aantal aan diverse faculteiten geprogrammeerde colleges op die met de Nederlanden te maken hebben: ‘historische’ en ‘kunsthistorische Vorlesungen’, een ‘Hauptseminar Beneluxländer’ bv. of colleges als ‘Geographie der Beneluxländer’. Door deze interdisciplinaire blik op zijn vak schept de lector Nederlands contacten en wekt hij ‘goodwill’ op bij de universiteit.
Voor een klein aantal studenten die meer willen dan gewoon een minimum aan taalbeheersing en naar de ‘derde cursus’ (Niederländisch III) komen, heeft de heer Dannheim in het wintersemester 1978-1979 een ‘Landeskundliche Kompaktveranstaltung’/‘Kennis van land en volk’ gehouden. Hierbij werd uitgegaan van Voor wie Nederland en Vlaanderen wil leren kennen, waarvan enkele hoofdstukken werden gecombineerd met materiaal uit de Groningse dossiers en diapositieven uit de Brusselse Arsonor-reeks. De inbreng van de studenten bestond in het verzamelen van verder materiaal rond de thema's taalgeografie, taalpolitiek, sociale problemen (vooral de rol van de vrouw), kunst- en architectuurgeschiedenis.
Tijdens het zomersemester heeft lector Dannheim met deze groep studenten science-fiction-verhalen van bekende Nederlandse en Vlaamse schrijvers gelezen uit de bundel Het toekomend jaar 3000.
Het Nederlands is in Tübingen niet altijd science, maar ook geen fiction. Laten we hopen dat we over enkele tijd weer eens een bloemlezing positieve berichtjes uit die stad mogen publiceren.
(jw)
| |
Frankrijk
Paris-Sorbonne. Professor Brachin, die aan het eind van vorig academiejaar met pensioen is gegaan, deelt ons mede dat tot zijn opvolgster is aangesteld mej. dr. Sonja Vanderlinden. De nieuwe ‘maître de conférence associé’ is Belgische en heeft gestudeerd aan de universiteit Louvain-la-Neuve. We wensen haar van harte geluk en hopen dat ze met succes de voetstappen van haar beroemde voorganger mag drukken.
(jw)
| |
| |
| |
Groot-Brittannië
Bedford College, University of London. In het cursusjaar 1978-1979 is Prof. dr. H. van Gorp van de Katholieke Universiteit Leuven als Belgian Visiting Professor verbonden geweest aan de Nederlandse afdeling van Bedford College. Gedurende drie perioden van veertien dagen elk heeft hij een aantal colleges gegeven over de picareske roman, over literatuurtheorie en de theorie en praktijk van het vertalen. Ook aan de universiteiten van Hull en Liverpool heeft Prof. Van Gorp lezingen gehouden.
In het kader van de jaarlijkse Nederlandse gastcolleges heeft Dr. Fried Balk-Smit Duyzentkunst (Universiteit van Amsterdam) op 28 februari voor de staf en studenten van Bedford College een college gegeven over ‘Grammaticalness and Poetry’. De volgende dag heeft zij voor het Institute of Germanic Studies in Londen gesproken over ‘How to live slowly’, een analyse van de grammatische aspecten van Vasalis' gedicht ‘Tijd’. De laatste lezing wordt gepubliceerd in het komende nummer van ‘Dutch Crossing’. Mevrouw Balk begon haar lezingentournee in Hull en heeft ook de universiteiten van Liverpool, Sheffield en Cambridge bezocht.
(rpm)
Dutch Crossing. Het achtste nummer van dit tijdschrift, uitgegeven door het Department of Dutch van Bedford College, is in juli verschenen en is geheel gewijd aan Vondel. De Vondelprijs die een jaar tevoren was uitgeschreven, is gewonnen door de kunsthistoricus Jochen Becker met een buitengewoon gedegen en verhelderend artikel over Vondels gedichten voor Karel II van Engeland. Verder bevat het nummer een boeiend stuk van Anna Simoni over een vergeten negentiende-eeuwse eulogie op Vondel en een uiteenzetting van Jaap Bot over de mogelijke dateringen van ‘Roskam’. William Woods, onlangs in Londen gepromoveerd op een proefschrift over de symboliek bij Nijhoff, heeft een artikel bijgedragen over de poëzie van de Nederlandse refugees in Norwich en Paul Vincent heeft een bibliografie opgesteld van ‘Vondel in English’. Ook aan de praktijk van het vertalen is aandacht besteed. Peter King bespreekt drie vertalingen van Vondel's ‘Kinder-lyck’ terwijl een werkgroep van staf en studenten dertien nieuwe poëzievertalingen van Vondel publiceert als resultaat van een speciale werkgroep die in het afgelopen jaar gehouden werd onder leiding van Dr. Theo Hermans en de heer Paul Vincent.
(rpm)
Universiteit van Salford. In het Department of modern Languages van deze universiteit wordt in het academisch jaar 1979-80 weer Nederlands gegeven. Onder toezicht van de lecturer of German, mw. Juliet Wigmore M.A., wordt het onderwijs zelf gegeven door een studente uit Nederland die in het kader van het ‘Students to Britain scheme’ een jaar in Salford verblijft.
Universiteit van Southampton. Onder toezicht van de Lecturer in History, A.C. Duke M.A., zal aan deze universiteit een Nederlands student, eveneens in het kader van het ‘Students to Britain scheme’ Nederlandse lessen geven. Hij zal hierbij worden geassisteerd door een Nederlandstalige ter
| |
| |
plaatse. Wij ontvingen de gegevens over Salford en Southampton van de heer M.J.R. Rigelsford uit Liverpool.
(hme)
Information Day on the Education System of the Netherlands. Op woensdag 2 mei 1979 werd aan de Trent Polytechnic, Clifton, Nottingham, een conferentie met als naam ‘Information Day on the Education System of the Netherlands; Current opportunities for educational exchanges with the Netherlands’ gehouden. De conferentie werd als onderdeel van de ‘Europe week’ 1979 van het graafschap Nottinghamshire (waarbij voor 1979 de aandacht gevestigd werd op het Nederlandse sport- en cultureel leven) georganiseerd door het Central Bureau for Educational Visits and Exchanges in samenwerking met het East Midlands Consortium for Travel and Exchange.
Er werden voordrachten gehouden over ‘The Education System in the Netherlands’, ‘The Teaching of Dutch in the UK’ alsmede over ‘Adult education links with the Netherlands’ en ‘Secondary school links with the Netherlands’; bovendien werd er door stafleden van het Central Bureau informatie verstrekt over andere manieren waarop educatieve verblijven en uitwisselingen kunnen plaatshebben en vond er een paneldiscussie plaats waarbij de sprekers, vergezeld door de heer J.A. van Alphen, Ambassaderaad voor Culturele Zaken verbonden aan de Nederlandse Ambassade te Londen, vragen beantwoordden.
Informatie over het onderwijssysteem in Nederland werd in zijn voordracht verstrekt door de heer A.J.W. Rommes, Hoofdinspecteur van onderwijs, (Nederlands) Ministerie van O. en W., terwijl de heer Michael Rigelsford (Universiteit van Liverpool) het onderwijs van het Nederlands in het Verenigd Koninkrijk voor zijn rekening nam.
De congresdeelnemers kwamen voornamelijk uit Oost-Engeland; er waren o.a. lesgevers - waarvan sommige de Nederlandse taal, andere kennis van land en volk (dit laatste vaak in het kader van ‘European Studies’) doceren - van diverse instellingen van secondair en tertiair onderwijs, en mensen die óf op het gebied van onderwijsadministratie werkzaam zijn óf wier taak bestaat in het verstrekken van informatie die van belang is voor mensen die in de onderwijssector werken.
In IVN-kring bekende aanwezigen waren behalve de heer Rigelsford collega's Hol (Kent at Canterbury), King (Hull) en Meijer (Bedford College, Londen). Er waren ook anderen aanwezig die in Engeland Nederlands geven en die, zoals hun universitaire collega's op de conferentie, lid zijn van ADULT (Association of Dutch Language Teachers). De conferentie gaf dan ook aan ADULT-leden een gelegenheid om voor hen nuttige gesprekken te hebben.
Tijdens zijn voordracht legde de heer Rigelsford er de nadruk op dat de plaats van het Nederlands op avondscholen en andere vormen van onderwijsinstelling binnen het kader van ‘het onderwijs aan volwassenen/volksontwikkeling’ z.i. veilig is, maar dat er op beperkte schaal op middelbare scholen de gelegenheid zou moeten kunnen bestaan om Nederlands te leren en daarin examens af te leggen.
N.a.v. zijn voordracht en de daarop volgende discussie is ADULT nu toegelaten als ‘constituent organisation’ van het in 1976 opgerichte NCLE
| |
| |
(National Congress on Languages in Education), een nationaal overlegorgaan m.b.t. de plaats van taal en talen binnen het onderwijs in Groot-Brittannië. Het Nederlands heeft nu twee officiële stemmetjes - ‘stemmen’ zou wat overdreven klinken - bij NCLE: zowel dat van het Insitute of Modern Dutch Studies te Huil (vertegenwoordiger: de heer King) dat er reeds vanaf 1976 was, als het nieuwe van ADULT (vertegenwoordiger: de heer Rigelsford).
Van belang voor universitaire docenten Nederlands in Groot-Brittannië was de volgende opmerking van de heer R.A. Vaughan, hoofd van het ‘Assistants Department’ van het Central Bureau: ‘The Assistants Department would like to negotiate a few posts in Dutch schools for British undergraduates and recent graduates in Dutch’. Dat er dergelijke plaatsen bestaan in Nederlandstalig België, maar nog niet in Nederland is zeer te betreuren: het wordt de hoogste tijd dat er van Nederlandse zijde iets aan gedaan wordt.
De conferentie mag geslaagd worden genoemd: er werd informatie uitgewisseld; er werden bovendien ideeën en ervaringen uitgewisseld, en prettige contacten gemaakt.
Michael Rigelsford
NB. Het acht pagina's tellende, Engelstalige verslag van de conferentie is te bekomen bij het Central Bureau (adres: 44 Baker St LONDON W1M 2HJ; kenmerk: JPC/AJ/6/79).
| |
Italië
Rome. Van de voorlichtingsdienst van CRM bereikt ons een persbericht dat weliswaar niet direct op het onderwijs van het Nederlands of van de Nederlandse literatuur en cultuur slaat, maar dat toch het afdrukken in ons mededelingenblad waard is:
‘Van 22 maart tot 22 april van dit jaar liep in het Nederlands Instituut te Rome de tentoonstelling “I Romani in Olanda” (De Romeinen in Nederland). De tentoonstelling was ingericht ter viering van het feit dat het Nederlands Instituut op 22 maart jl. 75 jaar bestond. Ze viel samen met de sensationele vondst, die de Archeologische afdeling van het Instituut de jongste maanden had voltooid: het blootleggen van de zo'n 2500 jaar oude stad Satricum, ruim vijftig km ten zuiden van Rome.
Het Nederlands Instituut in Rome werd in 1904 op instigatie van de Leidse historicus prof. dr. P.J. Blok opgericht - aanvankelijk alleen als Nederlands Historisch Instituut. Nederlandse studenten konden - en kunnen er nog steeds - op stipendia werken aan scripties en proefschriften. Allengs werd het werkterrein van het Instituut groter. Het beschikt nu reeds sinds tientallen jaren over een historische, een kunsthistorische en een archeologische afdeling. Was het aanvankelijk gevestigd bij de Villa Borghese, op 29 april 1933 kon het worden ondergebracht in een door de Italiaanse ar- | |
| |
chitect Cipriani ontworpen monumentaal gebouw aan de Via Omero 10-12. Honderden Nederlandse studenten hebben daar gewerkt, in de vroegste jaren onder de bezielende leiding van directeur mgr. Gisbert Brom, in de laatste jaren onder die van de Groninger hoogleraar dr. H. Schulte Nordholt. Zijn directe medewerkers zijn nu dr. P.J. van Kessel en dr. C.M. Stibbe, de archeoloog die de algemene leiding had van de opgravingen van de stad Satricum in de afgelopen twee jaar. Daarbij werden onder meer de fundamenten blootgelegd van een in de oudheid beroemde, aan de godin Mater Matuta gewijde tempel en een steen met een uiterst zeldzame inscriptie die er op wijst dat dit moment is “opgericht voor Mars” en wel door “vrienden van Publius Valerius”.
De tentoonstelling omvatte een aantal panelen, waarop wordt getoond hoe de Romeinen langs de Rijn hun legerplaatsen en steden bouwden, alsmede een klein aantal fraaie archeologische vondsten uit die tijd.’
| |
Polen
Universiteit Warszawa. Wie de berichtgeving in NEM over de neerlandistiek in Polen de laatste jaren goed gevolgd heeft, weet dat zo langzamerhand de meeste Belgische en Nederlandse neerlandici wel eens in Polen geweest zijn. Het moge dus geen verwondering wekken dat ook schrijver dezes een uitnodiging voor een bezoek aan dit land ontving. Van 4 tot 8 mei 1979 was ik in Warschau, als gast van het Germanistisch Instituut en zijn directeur prof. dr. Jan Czochralski. Voor een grote groep studenten in de germanistiek hield ik een lezing over ‘Dialekte und Dialektologie im niederländischen Sprachgebiet’, waarin ik, gezien het gehoor (als ik me deze synaesthesie mag veroorloven), de nadruk legde op algemene informatie over het Nederlandse taalgebied, de benamingen van onze taal, de verhouding dialect-standaardtaal enz. Vlak na deze lezing hield ik - na overleg met mgr. Ewa Jarosinska, die de dit jaar in Gent verblijvende mgr. Zofia Klimaszewska verving en die ik al jaren ken van de zomercursus in Hasselt-Diepenbeek - voor de neerlandici een informeel praatje in het Nederlands van ongeveer dezelfde inhoud als de Duitse lezing, waarop nog een korte gedachtenwisseling volgde.
In dezelfde tijd, maar iets korter - omdat hij behalve naar Wrocƚaw (zie volgend bericht) ook nog naar Lublin moest - was prof. dr. Jan Goossens (Leuven-Munster) in Warschau. Ook hij hield een voordracht voor de germanisten, waarin hij de dialectologie als vak beschreef en binnen het geheel van de taalwetenschap situeerde.
Wat mijn eigen bezoek aan Warschau betreft moet ik nog vermelden, dat mij door het Germanistisch Instituut een bijzonder attente gastvrouwe was toegewezen in de persoon van mgr. Ewa Halber, een van de medewerkers, die ik ook al weer kende van de Belgische zomercursus. Vooral dank zij haar begeleiding (waarbij ik overigens niet tekort wil doen aan die van prof. Czochralski) heb ik veel van de Poolse hoofdstad en haar omgeving gezien en bewaar ik bijzonder goede herinneringen aan dit bezoek.
(jdr)
| |
| |
Universiteit Wrocƚaw In Wrocƚaw, waar ik vanuit Warschau naar toe ging en van 9 tot 11 mei verbleef, moest meer gewerkt worden. Niet dat de directeur van de Nederlandse afdeling, prof. dr. Norbert Morciniec, en zijn medewerker dr. Stanisƚaw Prȩdota mij niet vriendelijk ontvangen zouden hebben, integendeel. Maar dat ligt vooral in de persoonlijke sfeer en het doel van mijn bezoek aan Wrocƚaw was op de eerste plaats het daar op 10 en 11 mei gehouden Neerlandistisch Seminarium. Er wordt in Wrocƚaw hard gewerkt op neerlandistisch gebied. Prof. Morciniec vertelde dat er minstens elke twee maanden wel een Belgisch of Nederlands hoogleraar of andere gastspreker optreedt. Zo had de maand tevoren prof. dr. O. Leys (Leuven) gesproken over ‘Was ist ein Eigenname? Ein pragmatisch orientierter Standpunkt’ en had prof. dr. J.J. Oversteegen (Utrecht) ‘De meest typische Hollandse roman: De Waterman van A. van Schendel’ behandeld. Het is de bedoeling jaarlijks een seminarium van twee of meer dagen over neerlandistische onderwerpen te houden. (Over de seminaria van de twee vorige jaren is bericht in NEM-29, blz. 68-69 en NEM-31, blz. 61.)
Op het programma van het Neerlandistisch Seminarium van dit jaar stonden de volgende voordrachten:
Prof. dr. Norbert Morciniec (Wrocƚaw): Het Nederlands in de Duitse taalgeschiedenis |
Dr. J. de Rooij (Amsterdam): Het gebruik van de verbogen en onverbogen vorm van het adjectief in dialect en standaardtaal |
Prof. dr. G. de Smet: Heinric van Veldeken en de oostmaaslandse epiek omstreeks 1200 |
Prof. dr. M. Janssens (Leuven): Pallieter na 60 jaar |
Prof. dr. J. Goossens (Leuven-Munster): Lexicale elementen van zuidelijke oorsprong in de Nederlandse schrijftaal |
Lic. R. Depestel (Wrocƚaw): Analyse van fouten in het Nederlands gemaakt door Poolse studenten |
Dr. S. Prȩdota (Wrocƚaw): De vocaalreductie in het Nederlands |
Mgr. B. Rajman (Wrocƚaw): De historische achtergrond van de hedendaagse taaltoestand in België (in het Pools) |
J. Zieliński (Wrocƚaw): De assimilatie in het Nederlands en Pools |
B. Kocowska (Wrocƚaw): Polen in België en in Nederland na de Tweede Wereldoorlog |
S. Kiedroń (Wrocƚaw): De taalpolitieke situatie van de Brusselse agglomeratie. |
Het zou te ver voeren hier op de inhoud van al deze voordrachten nader in te gaan. Wel wil ik graag vermelden dat de laatste drie lezingen gehouden werden door bijna afgestudeerde neerlandici uit Wrocƚaw, die over het onderwerp van hun scriptie spraken. De voordrachten maakten een bijzonder goede indruk. Nogmaals: er wordt in Wrocƚaw hard gewerkt op neerlandistisch gebied.
Gelukkig werd er tijdens het seminarium niet alléén maar gewerkt. Er was ook gelegenheid tot contact met de studenten. Ook de ambassadeurs van België en Nederland, die een gedeelte van het seminarium bijwoonden en wier aanwezigheid zeer op prijs gesteld werd, namen hieraan deel.
De avond van de eerste dag werden de Poolse docenten en buiten- | |
| |
landse gasten ontvangen door de Rector van de Universiteit. Naarmate de avond vorderde, werd het gezelschap kleiner, maar steeg de stemming. De rijkelijk vloeiende Poolse wodka leverde daaraan een niet onaanzienlijke bijdrage. Vooral enkele buitenlandse gasten lieten zich dit edele vocht goed smaken. Maar dat ligt weer meer in de persoonlijke sfeer.
Dat laatste geldt ook voor het bezoek dat ik in het weekend van 12 en 13 mei - als individueel toerist, maar nog steeds als gast van de Universiteit van Wrocƚaw - bracht aan Kraków, de mooiste stad van Polen, die zich in die dagen al duidelijk opmaakte om Paus Jan Paul II te ontvangen. Maar ik wou deze mooie afsluiting van mijn Poolse reis toch niet onvermeld laten.
(jdr)
| |
Spanje
Universiteit van Barcelona. Als opvolger van journalist Stols, die in Barcelona ook enkele lessen Nederlands gaf, is aan de plaatselijke universiteit (departamento de Alemán) de heer Luis Caturla aangesteld. De heer Caturla is van beroep vertaler en bracht enkele jaren in Nederland door. Hij nam ook al deel aan de zomercursussen van Breukelen, Gent en Hasselt-Diepenbeek.
(jw)
| |
Zweden
Universiteit van Stockholm. Docente mevrouw Wikén-Bonde geeft tijdens het academiejaar 1979-1980 geen les. Ze neemt echter wel deel aan de planning van het onderwijs en neemt ook bepaalde tentamens af. Haar onderwijsopdracht wordt overgenomen door de dames Chris Beke en dr. Brigitte Kusche. Deze laatste is bezig met de uitgave van een Middelnederlands handschrift en staat dit jaar in voor de lessen Nederlandse taalgeschiedenis. Mevrouw Kusche (die in 1979 aan het docentenprogramma van de zomercursus Hasselt-Diepenbeek deelnam) geeft tevens een aantal literatuurcolleges.
Er waren vorig jaar in Stockholm ongeveer vijftig studenten in de afdeling Nederlands; 38 daarvan waren beginners. (Mw. Wikén-Bonde voegt daar in haar verslag aan toe: ‘De algemene ontwikkeling op universitair gebied in Zweden is dat steeds meer mensen steeds kleinere cursusjes volgen’).
Op het ogenblik werkt in de Nederlandse afdeling van Stockholm een zgn. archiefarbeider (een betrekking die door de staat geschapen is ter bestrijding van de academische werkloosheid). Olof Ekendahl zoekt alle artikelen op die in de grote Zweedse dagbladen sinds hun ontstaan over Nederland en België verschenen zijn. Men gaat ervan uit dat het gevonden materiaal kan leiden tot een Nederlandse scriptie.
Het instituut waarbij de Nederlandse afdeling is ondergebracht, heette totnogtoe ‘Deutsches Institut’. Die naam is nu veranderd in ‘Germa- | |
| |
nistisches Institut’. De poging om ook de Zweedse naam ‘tyska institutionen’ aan te passen, is op administratieve bezwaren gestrand: ‘institutionen för tyska och nederländska’ vond men bij de universiteit te lang. Maar er zijn wel meer dingen die niet de eerste keer lukten en toch gerealiseerd werden.
(jw)
| |
Buiten-Europese landen
Verenigde Staten
Sioux Center Iowa. Professor K.J. Boot deelt mede dat het Nederlands aan DORDT-College van 1979 af hoofdvak is geworden. Behalve hijzelf doceren dr. William Stronks en dr. John Struyk aldaar Nederlandse taal, literatuur, geschiedenis en cultuur. Meestal zijn er een goede honderd eerstejaars; het tweede jaar wordt bevolkt door zowat 50 studenten, en aan de zogenaamde Advanced Courses nemen in de regel 10 tot 15 studenten deel. Dordt-College organiseert ook een Study Abroad Program in Noordwijk aan Zee en Leiden.
(jw)
|
|