| |
| |
| |
Van buiten de muren/Europa
Denemarken
Universiteit van Kopenhagen. In het verslag van het Scandinavisch weekend (zie onder Zweden) wordt ook de benoeming van de heer Grit tot docent aan deze universiteit vermeld. Wij kunnen hier over drs. Grit nog iets meer vertellen. Diederik Christoph Grit, geboren 22.3.1949 in Groningen, liet zich op 13.10.1975 bij ons inschrijven als ‘belangstellende voor een betrekking bij het onderwijs in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten’. In IVN-kring noemen we deze belangstellenden gemakshalve ‘ifi's’ (= informatie-formulieren-invullers). Drie jaar later hebben we de heer Grit tot ex-ifi kunnen bevorderen. Drs. Grit is sinds 1.1.1979 als ‘Udenlandsk lektor i nederlandsk’ werkzaam aan de Universiteit van Kopenhagen.
De heer Grit studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen Nederlandse taal- en letterkunde, specialisatie jeugdliteratuur, met als bijvakken Noorse en Deense letterkunde. In 1975 deed hij zijn doctoraal examen. Van 1972 tot 1979 was hij leraar Nederlands aan het St. Maartenscollege in Haren (Gr.). Van zijn publikaties noemen we ‘Henk van Kerkwijk en zijn lezers’ en ‘Heb je mijn boek ook gezien?’, beide in Projekt Jeugdliteratuur, 1977 en 1978. Omdat de nieuwe docentenlijst nog altijd niet verschenen is, geven we hier het Deense adres van de heer Grit. Het is: Gammel Kirkevej 134-317, 2770 Kastrup, Denemarken, tel. 01-522567.
(hme)
| |
Finland
Situatieschets van de Neerlandistiek in het land der duizend meren.
Onze collega drs. Peter Starmans in Helsinki schreef een uitvoerig rapport ten behoeve van de Nederlandse en Belgische Ambassades in ‘zijn’ land, van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur te Brussel en het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen te Den Haag. Hij stuurde het stuk tevens aan de collega's-Neerlandisten aan Scandinavische universiteiten en aan de afdeling Finoegristiek van de universiteit Groningen. Ook de voorzitter van de IVN en de redactie van NEM ontvingen er een exemplaar van. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste gedeelten. Voor het gemak van de lezer is er een kaartje bijgevoegd, waarop behalve de Finse plaatsen die in het rapport vermeld worden, ook de steden in Scandinavië waar Nederlands wordt gedoceerd, staan vermeld.
Het Nederlands wordt op het ogenblik min of meer regelmatig in universiteitsverband onderwezen als hulpvak bij het hoofdvak Duits aan de universiteiten van Helsinki, Oulu, Turku en Tampere. Aan de universiteit van Turku is het Nederlands een min of meer zelfstandige studiemogelijkheid
| |
| |
voor de studenten binnen de filologische faculteit. In Helsinki doceert drs. Peter Starmans 8 uur per week, in Oulu gedurende 2 uur per week de heer Ailisto. In Tampere doceerde in het najaarssemester 1978 voor 40 uur prof. dr. Worgt uit de DDR, die deze cursus misschien ook in het studiejaar 1979-80 zal geven. In Turku is door het afscheid van pater dr. Adriaan Borst (zie NEM 31, 1978, p. 58) een onzekere situatie ontstaan. De lessen aan de Zweedstalige universiteit kunnen in het voorjaar 1979 waarschijnlijk door drs. Starmans worden overgenomen. De onderhandelingen met de Finse universiteit duren voort. De universiteit van Jyväskylä heeft een cursus Nederlands willen aanbieden, maar er kon niet tijdig een docent gevonden worden. Men gaat nu onderzoeken of een niet nader bekend Nederlands leraar aan de Handelshogeschool van Vaasa doorvoor in aanmerking kan komen.
Totnogtoe was het Nederlands aan Finse universiteiten een verplicht bijvak van de studie Duits. Professor dr. Erämetsä, die ook aan de universiteiten van Jyväskylä en Tampere verbonden was, geeft de lessen in de taalgeschiedenis aan de universiteit van Turku, en fungeert om de paar jaar ook als privaatdocent aan de universiteit van Helsinki. Aan alle Finse universiteiten is nu echter een systeemverandering op til; in Turku is die zelfs al begonnen. De hoofdvakstudies met bijvakmogelijkheden worden uit oogpunten van rationalisering, studieverkorting en bezuiniging nauwkeuriger omschreven en gereduceerd, waardoor een ‘superhulpvak’ als het Nederlands in een moeilijker positie komt te staan. Tot nu toe gaf de direkte binding van het Nederlands aan het Duits een vorm van zekerheid. Het nadeel ervan was dat het Nederlands bij andere hoofdvakken dan het Duits geen kans kreeg omdat het noch een officiële status noch een eigen positie had. Bovendien
| |
| |
is het niet goed dat het onderwijs van onze taal te zeer afhankelijk is van toevallige persoonlijke relaties, zonder structureel in het systeem te zijn ingebouwd. Het Nederlands kan zich aan de Finse universiteiten alleen maar handhaven en verder ontplooien als het een status van zelfstandigheid verwerft, d.w.z. in de vorm van officieel erkende lectoraten. Pas dan kan het in het nieuwe systeem een (zij het bescheiden) vaste plaats innemen en een kans krijgen bij studies van hoofdvakken als Engels, Frans, Zweeds, economie, theologie en uiteraard Duits. Ieder vak zoekt op dit ogenblik de wetenschappelijke grondstructuren van een modem studieprogramma. Het Nederlands tussen het Duits en het Engels past daar vaak heel goed in.
De zorg voor behoud en toekomst gaat gepaard met pogingen tot verbetering van de infrastructuur. Er zijn plannen voor het schrijven van een Nederlandse grammatica voor Finnen en van een klein woordenboek in beide richtingen. Van Finse zijde staat men niet weigerachtig tegenover het toekennen van een subsidie voor het eerste project. Het woordenboek zou in samenwerking met de universiteit Groningen tot stand kunnen komen. Hiervoor zouden Nederland en België een subsidie willen verlenen.
Tot slot maakt drs. Starmans melding van het bezoek van een Nederlandse culturele commissie aan Finland. Hij spreekt van een gelukkig initiatief, hoopt echter dat in de toekomst de samenwerking tussen Nederland en België ook tegenover de Finse autoriteiten nog duidelijker gemanifesteerd mag worden. De NEM-redactie sluit zich hierbij gaarne aan.
(jw)
| |
Frankrijk
Promotie in Paris-Sorbonne. Het gebeurt niet alle dagen dat er iemand aan een buitenlandse universiteit in het vak Nederlands promoveert. Nadat prof. dr. Goossens vorig jaar in Münster de heer L. Kremer naar de promotie met Nederlands als hoofdvak leidde (zie NEM 31, 1978, pp. 57-58), was het nu de beurt aan zijn Franse collega professor dr. Brachin van de universiteit Paris-Sorbonne. Op 20 januari jl. behaalde mw. Sadat Safaï-Vandervorst (van Frans-Belgische afkomst) met haar proefschrift ‘Le thème de la résistance (1940-1945) dans le roman flamand’ het doctorat de 3ième cycle. In de jury zetelden verder prof. dr. Henrard van Louvain-la-Neuve en dr. Fessard.
(jw)
Paris X-Nanterre. Sinds 1971 al komt voor de taalproef bij het vergelijkend toelatingsexamen aan de École Supérieure de Commerce de Paris (E.S.C.P.) de kennis van het Nederlands in aanmerking. Een onlangs verschenen decreet geeft nu ook aan candidaten voor de École des Hautes Études Commerciales (H.E.C.) de mogelijkheid onze taal voor het vergelijkend toelatingsexamen aan te bieden als ze Engels als eerste taal gekozen hebben. De examens worden afgenomen door de heer lic. J. Vanderstap, o.m. docent aan de universiteit Paris X-Nanterre. De H.E.C. is net als de ‘Polytechnique’ één van die beroemde Franse ‘Grandes Écoles’.
(jw)
| |
| |
| |
Groot-Brittannië
Bedford College, Universiteit van Londen. In het begin van januari heeft de nog jonge ‘ADULT’ (Association of Dutch Language Teachers) zijn eerste nationale vergadering gehouden. De bijeenkomst vond plaats op 4 en 5 januari in Londen. Het was een grote voldoening voor de organisatoren dat ondanks de abominabele weersomstandigheden en de transportmoeilijkheden negenentwintig leden van de vereniging uit alle delen van het land naar Londen waren gekomen. De Nederlandse en Belgische ministeries en ambassades hadden zeven waarnemers afgevaardigd.
De vergadering werd geopend door de Nederlandse ambassadeur, de heer Robbert Fack, die in zijn toespraak wees op de gestadige groei van het onderwijs in de Nederlandse taal en literatuur aan de Engelse universiteiten, polytechnische instituten en middelbare scholen. Na de toespraak van de ambassadeur werd de vergadering verder geleid door professor Meijer, de voorzitter van de vereniging.
De meeste aanwezigen hadden vantevoren een kort verslag van hun werkzaamheden ingezonden en naar aanleiding daarvan werd een aantal onderwerpen voor discussie ter tafel gebracht, vooral met betrekking tot les- en leesmateriaal voor de verschillende niveaus van onderwijs. Andere onderwerpen die ter sprake kwamen waren het uitwisselen van literatuurlijsten en examenopgaven, de zomercursussen in Breukelen en Hasselt, het beurzenstelsel, zomerbanen voor studenten die enkele maanden in Nederland of België willen doorbrengen, assistentschappen aan Nederlandse en Belgische scholen, de schoolexamens Nederlands in Engeland (Ordinary level en Advanced level), het certificaat Nederlands.
Op verzoek van het bestuur waren er lang voor de conferentie door de leden onderwerpen voorgesteld die voor een algemene discussie in aanmerking kwamen. Zo gaf professor King een uitvoerige bespreking van de op het ogenblik beschikbare leerboeken en cursussen, waarbij hij vooral de aandacht vestigde op Levend Nederlands (Cambridge University Press), Makkelijk Praten (van Hulstijn en Schellart, Meulenhoff Educatief) en de ‘dossiers’ van het Instituut Toegepaste Taalkunde, Rijksuniversiteit Groningen. Ook werd er gewezen op de Algemene Nederlandse Spraakkunst die in 1981 te verwachten is.
Professor Meijer hield een kort referaat over de verschillende spellingwijzigingen in Nederland en België. Hij sloot zich aan bij degenen die een wapenstilstand wensen in de spellingstrijd, ook al zijn er in de officiële spelling heel wat schoonheidsfouten op te merken. Daarna gaf hij een korte uiteenzetting over het ontstaan van het Zuidafrikaans, en over de verhouding Nederlands-Vlaams-Zuidafrikaans. Hij wees nog eens op de wenselijkheid de term ‘Vlaams’ te reserveren voor de specifiek Vlaamse dialecten, en het standaard-Nederlands zoals dat in Nederland en België gesproken wordt, aan te duiden met de term ‘Nederlands’. De referaten van de heren King en Meijer gaven aanleiding tot levendige discussies.
De vergadering nam een motie aan waarin het bestuur werd verzocht
| |
| |
er bij de ‘Examination Boards’ op aan te dringen een mondeling examen bij de O- en A-level examens Nederlands in te voeren. Het bestuur heeft zich inmiddels tot de betreffende ‘Boards’ gericht, maar de uitslag is nog niet bekend. Van verschillende kanten werd met klem aangedrongen op een tweede nationale vergadering binnen niet te lange tijd, en er werd besloten in de Paasvakantie van 1980 weer bijeen te komen, zo mogelijk op 2 en 3 april.
Tenslotte zij nog vermeld dat de eerste dag op geanimeerde wijze afgesloten werd met een receptie ten huize van de Belgische ambassadeur, de heer Robert Vaes.
(rpm)
| |
Italië
Universiteit van Napels. Leerstoelen en lectoraten in het buitenland leven niet uitsluitend binnen de universiteitsmuren: hun academische opdracht strekt zich uit tot het cultuurleven van hun omgeving. Zo is eind vorig jaar in Napels een Italiaans-Nederlands symposium gehouden, waaraan prof. dr. Henk Meter met een lezing deelnam.
Van 17 november tot 7 december liep in het Kunsthistorisch Instituut van het Istituto Orientale een tentoonstelling ‘De Stijl 1917-1931’, een initiatief van het Istituto Universitario Orientale en de Nederlandse Ambassade te Rome. Deze laatste had een dertigtal panelen ter beschikking gesteld. Het geheel had een didactisch karakter en gaf een duidelijke indruk van de ontwikkeling van de Stijlgroep en van de idealen en verwezenlijkingen van deze avantgardistische beweging.
Tijdens het genoemde symposium bij de opening van de tentoonstelling wees prof. dr. Meter in een referaat op de analogieën in de ontwikkeling van De Stijl en de Nederlandse letterkunde na 1916, in het bijzonder in het werk van Paul van Ostayen. Prof. Jaffé uit Amsterdam schetste in een uitvoerige voordracht het karakter van de Stijlgroep. Drs. J. Sillevis van het Haags Gemeentemuseum zette aan de hand van lichtbeelden uiteen in hoeverre er een samenhang te bespeuren is tussen De Stijl en de Nederlandse schilderkunst van de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Van Italiaanse zijde vroegen de hoogleraren Maurizio Bonicatti (Rome) en Cesare de'Seta (Napels) zich af welke doorwerking de idealen van De Stijl gehad hebben in de Nederlandse bouwkunst. Tot hun teleurstelling meenden ze te moeten opmerken dat met de denkbeelden van De Stijl te weinig rekening is gehouden bij de wederopbouw van Rotterdam en in de Nederlandse bouwkunst na de Tweede Wereldoorlog in het algemeen.
Bij het symposium was de Nederlandse Ambassade te Rome vertegenwoordigd door mej. J. den Hartog. De manifestatie werd goed bezocht en is een verheugend teken van internationale en interdisciplinaire samenwerking.
(jw)
| |
| |
| |
Oostenrijk
Universiteit van Wenen. Het doet ons genoegen hier te kunnen meedelen dat op 18 december 1978 de heer Leonard M. Swennen aan deze universiteit is gepromoveerd tot ‘Doktor der Philosophie’. Ook op deze plaats wensen wij dr. Swennen hartelijk geluk met deze promotie.
(hme)
| |
Polen
Universiteit Wrocƚaw. Per 1 oktober 1978 werd Bolesƚaw Rajman tot lector Nederlands aangesteld aan het Instituut voor Germaanse Filologie te Wrocƚaw. Hij is er belast met het vak praktische taalbeheersing. De heer Rajman is in 1976 te Wrocƚaw afgestudeerd in de anglistiek, met Nederlandse taal- en letterkunde als specialisatievak. Tijdens het academiejaar 1977-78 studeerde hij met een beurs van de Belgische regering aan de Rijksuniversiteit Gent. Als student had hij al aan de zomercursussen Nederlands in Breukelen en Hasselt-Diepenbeek deelgenomen. Vorig jaar behoorde hij tot de groep collega's die in Hasselt-Diepenbeek het jaarlijkse zomercursusprogramma voor docenten extra muros volgden.
(jw)
Aan dit bericht kan nog worden toegevoegd dat mw. lic. R. Depestel, afkomstig uit Antwerpen, eveneens aan deze universiteit Nederlands doceert. Mw. Irena Nowak is naar Stockholm vertrokken.
(hme)
| |
Zweden
Scandinavisch Neerlandisten-weekend in Göteborg, 18 en 19 nov. 1978. Uit het verslag dat Chr. Beke en J. Vingerhoets van dit weekend maakten, nemen we voor de lezers van NEM de belangrijkste punten over.
Aan de bijeenkomst werd deelgenomen door: J. en P. Vingerhoets en G. de Vries (Denemarken); P. Starmans (Finland); M. Eliassen en I. Solemslie (Noorwegen); Chr. Beke, E. Otterloo, P. Spoor, M. Ivarsson en I. Wikén Bonde (Zweden). Prof. Erämetsä (Finland) en mw. Woelders (Denemarken) waren tot hun spijt verhinderd. De vergadering werd geleid door mw. Eliassen (Oslo).
De agenda zag er als volgt uit:
1. | coördinering gastcolleges |
2. | zomercursussen voor niet-universitaire leraren |
3. | de situatie in Finland |
4. | voorbereiding bestuursverkiezing IVN |
5. | rondvraag. |
Over de problemen en wensen m.b.t. gastcolleges hoopt men op het
| |
| |
Zevende Colloquium te kunnen spreken met de vertegenwoordigers van het Belgische Ministerie van Nederlandse Cultuur en het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
Na uitvoerige bespreking van agendapunt 2 werd een drietal resoluties aangenomen (over de Hasseltse docentencursus, over de noodzaak van een zomercursus voor niet-universitaire leraren Nederlands en tenslotte over de wenselijkheid van een zomercursus Nederlands aan een Nederlandse volkshogeschool).
Over de toestand in Finland (punt 3) wordt elders in deze rubriek uitvoerig geschreven.
Het is voor IVN-leden en -bestuurders misschien nuttig dat we hier in z'n geheel ovememen wat over punt 4 wordt gezegd: ‘G. de Vries deelde mee dat zij, overeenkomstig de statuten van de IVN (er staat in het verslag “het IVN” maar we zijn toch echt een vereniging en geen instituut of iets van dien aard, en daarom dus de IVN), per 1 september 1979 aftreedt als bestuurslid. Het dagelijks bestuur IVN moet uiterlijk op 1 februari van ons een voorstel tot opvolger krijgen. G. de Vries stelde voor dat zij, per land, met een IVN-lid contact zou opnemen, (peilen of hij/zij de kandidatuur kan en wil aanvaarden). Begin januari krijgen wij dan een lijstje met kandidaten, op een van wie we dan stemmen. De verkozen kandidaat, natuurlijk diegene met de meeste stemmen, moet dan nog door het DB worden goedgekeurd. De vergadering nam dit voorstel van G. de Vries aan. Om praktische redenen zal G. de Vries nog fungeren als voorzitter op de landenvergadering van het volgende Colloquium’.
In de rondvraag kwamen de problemen tussen G. de Vries en uitgeverij Elsevier over het Deens-Nederlands/Nederlands-Deens woordenboek aan de orde. Het heeft weinig zin er hier nog op in te gaan. Naar wij vernomen hebben, zijn de problemen op een voor beide partijen aanvaardbare wijze opgelost.
(hme)
Nijhoffprijs voor Ingrid Wikén Bonde. De Martinus Nijhoffprijs voor vertalingen voor het jaar 1979 is toegekend aan drie personen: Robert Lemm, voor vertalingen uit het Spaans, Karel van het Reve voor vertalingen uit het Russisch, en Ingrid Wikén Bonde, lector Nederlands aan de universiteit van Stockholm, voor vertalingen uit het Nederlands in het Zweeds. De prijsuitreiking vond op 21 februari plaats in de Raadzaal van de Gemeente 's-Gravenhage. Het bestuur van de IVN, dat op die bijeenkomst vertegenwoordigd was door mevrouw Moolenburgh en ondergetekende, wil zijn reeds mondeling uitgesproken gelukwensen aan mevrouw Wikén Bonde hier graag nog eens herhalen.
Het lijkt ons goed het volledige juryrapport, dat de voorzitter van de jury, de heer Henk Mulder, zo vriendelijk was ons ter publikatie af te staan, hieronder af te drukken. Niet alleen omdat wij er trots op zijn dat de Nijhoffprijs aan iemand uit onze kring ten deel is gevallen, maar ook omdat er in dit rapport dingen gezegd worden die op zichzelf beschouwd voor de lezers van NEM interessant zijn.
(jdr)
| |
| |
| |
Juryrapport Mevrouw Ingrid Wikén Bonde
Vorig jaar publiceerde Rudy Kousbroek, recentelijk onderscheiden met de Nederlandse Staatsprijs voor letterkunde, in een frans dagblad een artikel, waarin hij niet geheel ten onrechte de staf brak over de houding van veel Nederlanders tegenover hun taal. Hij verwierf daarmee opnieuw landelijke bekendheid, al was het maar omdat er gesproken werd van het bevuilen van het eigen nest. Vandaag wil het Prins Bernhard Fonds een vrouw eren, van wie buiten zeer kleine kring in Nederland niemand ooit iets heeft gehoord, maar die in Zweden doende is om voor Nederland en Vlaanderen een nest te boúwen, door onze literatuur voor haar land te ontsluiten - Mevrouw Ingrid Wikén Bonde.
Uit haar curriculum vitae blijkt dat Mevrouw Bonde haar eerste vertaling in boekvorm pas in 1975 publiceerde, een jaar na de geboorte van haar tweede kind. Met die vertaling - Louis Paul Boons Kapellekensbaan - was het meteen raak. Nog maar drie jaar na deze vertaling valt haar al de Nijhoffprijs ten deel. Na De Kapellekensbaan verschenen in haar vertaling in snel tempo Marnix Gijsens Joachim van Babylon, Boons Menuet, Jan Wolkers Horrible Tango, Jef Geeraerts' Bara en neger en nog dit jaar zal haar vertaling van de Max Havelaar uitkomen. Dat is in zo korte tijd een indrukwekkende staat van dienst, te meer als men beseft dat Ingrid Wikén Bonde aan haar werk als vertaalster dat van lector Nederlands aan de universiteit van Stockholm paart. En dan hebben wij het nog niet over de wetenschappelijke publicaties die zij ook nog op haar naam heeft staan. Mevrouw Bonde studeerde in Duitsland, België, Nederland en Zweden. Wij mogen van geluk spreken dat deze zo veelzijdige vrouw juist de Nederlandstalige literatuur tot haar liefde en specialiteit maakte.
Over haar vertaling van Louis Paul Boons Kapellekensbaan zijn onafhankelijk van elkaar twee expertises gemaakt die langs nogal uiteenlopende wegen tot dezelfde konklusie komen: Ingrid Wikén Bonde is een vertaalster die haar werk zeer ernstig neemt. Beide rapporten leggen er de nadruk op dat het dialectale karakter van Boons geschriften in het Zweeds verloren is gegaan. En al staat het er niet met zo veel woorden, tussen de regels door is te lezen dat deze teloorgang in feite toe te juichen is. De jury meent er goed aan te doen dit facet van de zaak wat nader onder de loep te nemen. Als men in het ene rapport leest dat ‘de tekst moeiteloos voortvloeit in natuurlijk, vlot en modem Zweeds’; als men in het andere leest: ‘Het resultaat is een goed doorwrochte en solide vertaling in een Zweeds, dat zich vloeiend en gemakkelijk laat lezen’; en anderzijds de observatie leest dat ‘de aan de Belgische cultuur gebonden gegevens en achtergrond in de vertaling op zeer soepele en onopvallende wijze overkomen en ook voor de Zweedse lezer een natuurlijk kader vormen’, dan levert dit alles voor Nederland nogal wat stof tot denken op, los van het feit dat de Zweedse lezers het blijkbaar erg goed getroffen hebben met hun vertaalster. De Nederlanders maken binnen ons taalgebied namelijk wel het grootste deel van Boons lezers uit, maar hun positie tegenover Boon is enigszins te vergelijken met die, waarin zich de Engelstalige lezer bevindt ten opzichte van Shakespeare, daargelaten het feit dat het in het ene geval om een geografische, in het tweede geval om
| |
| |
een historische distantie gaat. Juist het dialectale karakter van Boons werk is een zaak die zijn talloze Noord-Nederlandse lezers heel anders ervaren dan Boons Belgische landgenoten. Voor hem maken zijn Aalster particularismen immers een integrerend bestanddeel uit van de door Boon neergezette werkelijkheid of de artistieke neerslag daarvan. Wat de Nederlander maar al te vaak ervaart als ‘leukigheden’ of als gepallieter, hoeft dat voor broer Vlaming niet te zijn. Net zo kan een Shakespeare-vertaling van Dolf Verspoor of Bert Voeten een linguistisch veel onbelaster genot zijn voor een Nederlander, dan hij het in het origineel zal zijn voor een niet overmatig belezen Engelstalige toeschouwer of lezer. Het is dan ook niet uitgesloten dat de Zweedse of onverschillig welke lezer ter wereld in menig opzicht voor een goed begrip van wat Boon werkelijk te vertellen heeft vaak beter af is met een vertaling, dan een Noord-Nederlander met het Vlaamse origineel.
Hoe men daar ook over denken wil - een feit is dat de ontwikkeling van het Zuid-Nederlands steeds meer in Noord-Nederlandse richting gaat. Antwerpse dichters als Herman de Coninck en Eddy van Vliet schrijven op basis van een vrijwel smetteloos ABN, zonder dat dit hun Vlaamse identiteit ook maar in het minst aantast.
De grootheid van Boon bestaat eerder ondanks dan dankzij zijn dialectale eigenaardigheden. En los daarvan - waarom ontkennen dat - althans voor een Noord-Nederlander - zijn werk wemelt van krom en slecht Nederlands? Zou zijn werk ook maar een grein aan waarde hebben ingeboet als deze manco's er tijdig - dat wil zeggen vóór de publicatie - waren uitgezuiverd, manco's die met het verstrijken der jaren ongetwijfeld zwaarder zullen gaan tellen?
Waar wij heen willen zal nu wel duidelijk geworden zijn: welke houding moest Boons vertaalster tegenover zijn taalhantering aannemen? In de jury zit geen specialist voor Scandinavische talen en de jury moet zich dus op de over haar uitgebrachte rapporten verlaten. Maar die rapporten geven de indruk dat Ingrid Wikén Bonde op de verstandigste wijze te werk is gegaan: namelijk door de tekst van De Kapellekensbaan te benaderen voor wat die in werkelijkheid is: een Vlaamse tekst. Ze heeft die dus niet bezien door Nederlandse ogen en een Nederlands temperament. Alleen zo'n benadering maakt het mogelijk een onderscheid te maken tussen bepaalde uitbundigheden die Louis Paul Boon als prozaïst eigen zijn - en hem alleen - en het soort uitbundigheden dat een Noord-Nederlander uitsluitend als zodanig ervaart omdat ze in feite buiten zijn taalhorizon liggen, te weten in Aalst en omstreken, waar hij alleen wat te zoeken heeft, omdat daar de wieg van de schrijver Louis Paul Boon stond en omdat die daar zijn werkterrein heeft gevonden.
De Zweedse lezer van Boon is in zekere zin te benijden, omdat hij diens dialectale overtones niet hoeft weg te filteren om door te stoten naar Boons eigenlijke ‘boodschap’. Als beide rapporten benadrukken dat het Zweeds van Ingrid Wikén Bonde natuurlijk, modern en vloeiend is, dan heeft de Zweedse lezer bovendien het voordeel dat zìjn taalgevoel niet bij voortduring geweld wordt aangedaan. Het is niet de bedoeling hier Boon te kapittelen. Het eerste criterium dat de jury van de Martinus Nijhoffprijs hanteert is dat de literaire kwaliteit van het te bekronen werk een uitgemaakte
| |
| |
zaak is. Tot zover de kwestie van het Nederlands of geen-Nederlands.
De aanpak van Ingrid Wikén Bonde heeft haar de nodige ruimte gegeven om des te meer aandacht te kunnen schenken aan die stijlelementen die over de intern-Nederlandse taalbarrières heen wèrkelijk karakteristiek voor Louis Paul Boon zijn, dus die kwaliteiten, die voor de Nederlander - zuidelijk of noordelijk - èn de buitenlander van belang zijn. En dat zijn onder meer de talrijke alliteraties, de bewust gehanteerde rijmen en binnenrijmen, die vaak de specie - of zo men wil de mortel - zijn, die zijn proza bijeen houdt en waaraan men de ware Boon meteen herkent. Het zijn déze uitbundigheden die de vertaalster wel degelijk heeft gerespecteerd, zoals uit de rapporten met overdaad van gegevens ondubbelzinnig is komen vast te staan. Anderzijds heeft zij bewust Boons veelvuldige gebruik van tegenwoordige deelwoorden resoluut uit haar vertaling geweerd, omdat deze strijdig zijn met het karakter van de Zweedse taal. Trouwens, bij overdadig gebruik ook met het karakter van het Bovenmoerdijkse Nederlands.
Dit alles wekt de indruk dat Ingrid Wikén Bonde, ondanks van alles waarover zich bomen laten opzetten, geen moment het literaire bos van Boon uit het oog heeft verloren. Sterker nog, dat bos is in het Zweeds waarschijnlijk overzichtelijker geworden dan het dat voor de Noord-Nederlander kan zijn. Wat een gigantisch werk het vertalen van De Kapellekensbaan in feite is, zou een Noord-Nederlander waarschijnlijk pas goed beseffen, als hij zelf voor de taak werd gezet om tien bladzijden van dat meesterwerk te vertalen in net zulk levend Nederlands als het nu levend Vlaams is, dat wil zeggen: met behoud van al die rechtstreeks aan het volksleven gebonden elementen. Men stelle zich voor dat zo'n vertaling zich zou bedienen van Noord-Nederlandse dialectismen!
Een van de rapporten noemt het een bezwaar dat Mevrouw Bonde Boons grafisch-stilistisch middel van de verbindingsstrepen tussen woorden niet konsekwent respecteert, hoewel die zonder inbreuk op het Zweeds gehandhaafd kunnen worden. Dit zij zoals het zij. Het is niet goed in te zien wat er helemaal verloren gaat als men leest de wereld van vandaag in plaats van de wereld/verbindingsstreepje/van/verbindingssreepje/vandaag.
De jury vond het belangrijker om te vernemen dat het aantal betekenisfouten minimaal is; dat de ‘Zweedse lezer nooit de indruk zal hebben dat het om vertalingen gaat’, zoals het ene rapport zegt en dat volgens het andere ‘het Zweeds veel gevoel voor het ritme en het tempo in Boons taal vertoont’. Op grond van díe gegevens besloot de jury eenstemmig Mevrouw Ingrid Wikén Bonde bij het Prins Bernhard Fonds voor te dragen voor de Martinus Nijhoffprijs voor vertalingen uit het Nederlands van dit jaar.
De Jury: |
Henk Mulder, voorzitter |
Barber van de Pol |
Marko Fondse |
Adriaan Morriën |
Peter Verstegen |
Joan de Bie, secretaris |
| |
| |
Na de prijsuitreiking sprak mevrouw Wikén Bonde een dankwoord uit, waarin ze vertelde dat ze ‘uit zelfbehoud’ was gaan vertalen. Als neerlandiste werkzaam in een land waar de Nederlandse taal- en letterkunde weinig bekendheid genieten, wilde ze door haar vertalingen aantonen dat de Nederlandse literatuur de moeite waard is. Ze was erg blij met de erkenning die haar werk bleek te hebben gevonden in het Nederlandse taalgebied zelf. ‘Het is alsof iemand op wie je al jaren verliefd bent, tegen je zegt: ik vind jou ook wel aardig’, zoals ze het formuleerde.
Verder bedankte mevrouw W.B. tal van mensen die haar in haar gymnasiumtijd in Delft en in haar studiejaren aan de universiteit van Stockholm hadden ingeleid in de Nederlandse taal en cultuur, alsook degenen die hadden bijgedragen tot de uitbouw van de studie Nederlands in Stockholm. Vertaling van letterkundig werk vond ze voor de verdere ontplooiing van de neerlandistiek in Zweden bijzonder belangrijk. Wij wensen haar bij haar verdere activiteiten op dit gebied dan ook graag veel succes.
(jdr)
| |
Zwitserland
Universiteit Zürich. Uit een verslag van dr. J. Stegeman, lector Nederlands te Zürich, lichten we met zijn toestemming het volgende:
Tijdens het zomersemester 1978 bestudeerde een groep studenten onder leiding van de hoogleraar Germaanse filologie, prof. dr. St. Sonderegger, zijn assistenten dr. A. Schwarz en Lic. R. Zanni, en van de lector Neerlandistiek dr. J. Stegeman ‘Das Nordseegermanische: Niederdeutsch, Friesisch und Niederländisch in Geschichte und Gegenwart’. In aansluiting op deze colleges maakten veertien personen van 25 tot 30 september 1978 een excursie naar het noorden van Duitsland en Nederland. Subsidie werd verleend door het Kanton Zürich en door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen te Den Haag.
Na een bezichtiging van de abdijkerk te Corvey op 25 september en een bezoek aan het Institut für niederdeutsche Sprache in Bremen op 26 september ging de reis per bus via Saaterland, waar in enkele dorpen nog Fries gesproken wordt, naar Groningen. Op 27 september werd de groep zeer gastvrij ontvangen door drie instituten van de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. Århammar van het Friese Instituut hield een bijzonder instructieve lezing over de geschiedenis van de Friese taal; tevens analyseerde hij enkele moderne Friese teksten. Prof. dr. Entjes van het Nedersaksisch Instituut sprak over de methoden van het dialectgeografisch onderzoek; voorts ging hij in op de verhouding tussen Algemeen Nederlands en de dialecten die in het oosten van Nederland gesproken worden. In een zeer overzichtelijk betoog lichtte prof. dr. A. Sassen het programma en de organisatie van de studie Nederlands in Groningen toe. Na elke lezing werd van gedachten gewisseld.
Tijdens een tocht door Groningen en Friesland verstrekte prof. Århammar, die als begeleider optrad, waardevolle informatie over de Friese geschiedenis en cultuur. In Dokkum hield dr. Schwarz een korte lezing: op
| |
| |
erudiete wijze plaatste hij Bonifatius in een historische perspectief.
Grote interesse wekten de drie taalvariëteiten die op Terschelling voorkomen. Het historisch en het natuurhistorisch museum van dit eiland droegen in hoge mate bij tot het inzicht in zijn eigenheid.
Op 29 september volgde een ontvangst bij de Fryske Akademy. De directeur, Mr. dr. K. de Vries, zette uiteen welke specifieke functie zijn instituut vervult voor het Fries. Dr. Popkema ging vooral in op de vraag hoe het Friese woordenboek wordt voltooid. De perspectieven van het Fries, vooral ook als verplicht vak op de lagere school, werden door dr. K. Boelens besproken. Uit de discussie bleek hoezeer de Zwitserse gasten belang stelden in de problematiek van de tweetaligheid.
In de loop van de middag was er ten slotte nog een rondleiding in de Provinciale en Buma Bibliotheek met zijn indrukwekkende collectie boeken over Friesland en de Friese taal.
Via Arnhem werd op 30 september de terugreis aanvaard.
(jw)
| |
Kort nieuws van buiten de muren/Europa
BRD
Giessen: mw. Leidorf-Hettinga heeft haar taak in Giessen overgedragen aan mw. M. Mestdagh-Graw.
Kiel: dr. J.-H. Soer is per 1 november 1978 benoemd tot lektor. Daarvóór was hij Lehrbeauftragter.
Saarbrücken: mw. J.E. Goedbloed, rue Lavandier 27, Luxemburg-Houerich, Luxemburg is benoemd tot opvolgster van lic. C. Vandoorne.
| |
Buiten-Europa
USA
Baltimore: van mw. Sandra Hindman ontvingen wij bericht dat zij aan de Johns Hopkins University in Baltimore, Maryland kunstgeschiedenis en Nederlands doceert.
Queens College, New York: mw. A.M. de Bruyne is opgevolgd door mw. J.C. Prins-s'Jacob, geb. 27.10.1934 in Assen. Mw. Prins studeerde aan de Universiteit van Amsterdam (Nederlands), aan Columbia University en de City University of New York.
| |
| |
| |
Zuid-Afrika
Kaapstad: prof. dr. H. van der Merwe Scholtz is per 1.1.1979 benoemd aan de universiteit van Stellenbosch.
Stellenbosch: tot opvolger van prof. dr. M. de Villiers, die per 1.1.1979 met emeritaat is gegaan, is benoemd prof. dr. F.A. Ponelis.
In plaats van prof. dr. W.E.G. Louw is benoemd prof. dr. H. van der Merwe Scholtz.
(hme)
|
|