| |
Van buiten de muren
Europa
Berlijn en BRD
Gastdocent in Berlijn. Tijdens het wintersemester 1976-1977 heb ik op uitnodiging van de Freie Universität Berlin een gastdocentschap vervuld aan het Institut für niederländische Philologie aan die universiteit. Het ging om het geven van colleges op het gebied van de moderne Nederlandse literatuur en daarnaast om het begeleiden van een college-serie op het gebied van kennis van land en volk, waarvoor een opzet was gemaakt door student-assistenten.
Zo'n uitnodiging leidt tot bijzondere ervaringen, zowel voor de studenten als voor de uitgenodigde docent. Allemaal goed en prachtig, en ik ga hieronder over mijn ervaringen met geestdrift vertellen. Maar het lijkt me toch ook wel goed om niet uit het oog te verliezen wat de aanleiding tot de invitatie was. Die is namelijk minder verheugend. Om te begrijpen waarom dat zo is moet allereerst iets over de onderwijssituatie aan het Berlijnse instituut worden uiteengezet.
Het Institut für niederländische Philologie staat onder leiding van Prof. dr. G.H. Arendt, specialist in de oudere Nederlandse literatuur, terzijde gestaan door dr. D.Th.M. de Vin, belast met het onderwijs in de taalverwerving, en de heer P. Groenewold, die, naast een promotie-begeleiding, tijdelijk een beperkte onderwijstaak heeft, een positie
| |
| |
vergelijkbaar met de Nederlandse faculteitsassistent. Deze staf verzorgt het onderwijs voor vele tientallen studenten, die zich over het algemeen met grote werklust aan de studie van het Nederlands wijder en vaak een zeer behoorlijke kennis van het Nederlands hebben. In het aanbod van leerstof bevindt zich helaas een lacune: de moderne Nederlandse literatuur. Daarin werd de laatste jaren voorzien door het onderwijs van mevr. dr. M. Baerlecken, die daarvoor uit de Bondsrepubliek naar Berlijn overkwam, maar daartoe, door verslechterende gezondheid, steeds minder en tenslotte in het geheel niet meer in staat was. Hoe dit op te lossen? Door leeropdrachten, gastdocentschappen? Het zijn oplossingen, maar altijd tijdelijke, onzekere en zeker geen goede: het onderwijs kan niet anders dan fragmentarisch blijven en elke continuiteit zal daarin ontbreken. De enige goede oplossing is natuurlijk: een docentschap voor de desbetreffende studierichting. Prof. Arendt doet alles om een tweede hoogleraarspost naast de zijne ingesteld te krijgen. De faculteitsraad van het ‘Fachbereich’ waar zijn instituut deel van uitmaakt - dat der germanistiek - staat geheel aan zijn zijde, zoals ik uit eigen waarneming heb geconstateerd. Ik hoop dat het lukken zal om de autoriteiten te vermurwen.
Goed. Een semesterlang heb ik het leven geleid van iemand die wekelijks van Amsterdam naar Berlijn vloog, meestal de ene dag heen en de volgende dag alweer terug. Een heel speciale ervaring, dit dubbelleven, in twee verschillende landen, aan twee verschillende universiteiten, want mijn normale werk aan de Universiteit van Utrecht ging op de andere dagen van de week gewoon door. Een inspannende bezigheid was het ook, dat spreekt vanzelf. Maar het was vooral erg leerzaam.
Zo'n gastdocentschap maakt het mogelijk om te beseffen onder welke omstandigheden de neerlandistiek aan het betreffende buitenlandse instituut wordt bedreven en wat de belangrijkste verschillen zijn met de situatie in Nederland. De Duitse situatie biedt met de onze bijvoorbeeld het grote verschil dat de studenten zich niet op één vak concentreren. De neerlandistiek wordt veelal als tweede of als derde vak beoefend. Nu moet men daarbij ook weer niet denken aan de bijvakken van de Nederlandse studenten, die deze meestal, na hun kandidaatsexamen, als een bijkomstigheid, in een paar maanden naast hun hoofdvakstudie tot een einde brengen. Nee, de Duitse studenten zijn vanaf het begin ook met hun nevenvakken bezig, die een veel grotere zwaarte hebben dan onze bijvakken.
In de praktijk betekent dat voor het onderwijs in de neerlandistiek in Duitsland dat men met studenten te maken heeft die een ander vak als hoofdvak hebben. Mijn Berlijnse publiek bestond dan ook voor een groot gedeelte uit ‘germanisten’ (studenten Duits), maar ook uit
| |
| |
historici, juristen, studenten kunstgeschiedenis of perswetenschappen, enz. Er was ook een sinologe bij.
Dat stelt aan het onderwijs zo zijn eigen eisen, waar de neerlandistiek in Nederland niet mee te maken heeft. De studentenbevolking is minder coherent en de studenten hebben nogal verschillend gerichte belangstelling en verwachtingen. Daarnaast maakt de grotere vrijheid in keuze van het studiepakket ze over het algemeen wat onafhankelijker dan de Nederlandse studenten, die in een strakker en ook schoolser systeem zitten. Ook trof ik in Berlijn verhoudingsgewijs veel meer werkstudenten aan, die vaak wat zelfstandiger, flinker en maatschappelijk bewuster zijn. Overigens is in de vergelijking het meest frappante misschien wel dat de Berlijners zich verder in hun gehele houding - openheid, kritische zin - weinig van de Nederlandse studenten onderscheiden.
Ik was uitgenodigd om twee, laten we zeggen, prekandidaatscolleges te geven en één zogenaamd ‘Hauptseminar’. De beide eerste gingen over de Nederlands-Duitse betrekkingen sinds de tweede wereldoorlog en over de Nederlandse letterkunde onmiddellijk na diezelfde oorlog. Het ‘Hauptseminar’ ging over W.F. Hermans.
Die keuze hield verband met een projekt over anderhalf jaar dat aan het Instituut was opgezet. In voorafgaande semesters had men zich met de perioden van vóór en tijdens de oorlog beziggehouden. Nu was de periode erna aan de beurt. Dat bracht voor het Hermans-college met zich mee dat de aandacht zich vooral richtte op werken die de oorlog en de naoorlogse periode als onderwerp hadden. Verplichte lectuur waren De tranen der acacia's en De donkere kamer van Damocles. Voor wat dit laatste boek betreft kwam daar nog bij het ‘Synthese’-deeltje over dit boek van de hand van F.A. Janssen. Aan het analyseren van deze romans is de meeste tijd besteed. Er moest uiteraard aandacht zijn voor wat de fundamentele thematiek is in Hermans' werk, die nu eenmaal romans heeft geschreven die in de eerste plaats ideeënromans zijn. Maar daarnaast was er aandacht voor wat ik de relatie tussen fictionele en niet-fictionele (historische) werkelijkheid noem. Dat is gebeurd, bijvoorbeeld door een referaat over het ‘Englandspiel’, waarvan elementen in De donkere kamer van Damocles volop terug te vinden zijn. En ook door referaten over het minder bekende toneelstuk Dutch comfort, dat in een provincie-plaatsje speelt vlak vóór en na de bevrijding, en over Herinneringen van een engelbewaarder, dat tijdens de oorlogsdagen van mei 1940 speelt. Interessant was ook de studie die werd gemaakt over het nooit opgevoerde televisiestuk King Kong, waarin naar aanleiding van de door de Parlementaire Enquête Commissie onderzochte duistere zaak van een verrader (Christiaan Lindemans, alias King Kong) de vraag
| |
| |
naar de historische waarheid door Hermans in zijn meest scherpe vorm wordt gesteld. Naast dit alles zijn er ook studies gewijd aan de novelle Het behouden huis - zeer geschikt om een indruk van Hermans' ideeënwereld te krijgen - en de romans Ik heb altijd gelijk en Nooit meer slapen, terwijl in mijn afwezigheid Dr. de Vin met de studenten nog Onder professoren heeft behandeld.
De keuze van Nooit meer slapen vloeide voort uit de omstandigheid dat één van de studenten de streek waar de roman zich afspeelt (het noorden van Noorwegen) goed bleek te kennen. De keuze van Ik heb altijd gelijk had vooral te maken met de aanwezigheid in het boek van een passage waarin twee hoofdpersonen over politiek, met name over marxisme discussiëren. Dat is iets wat de Berlijnse studenten, in het algemeen genomen, zeer interesseert. Ze zijn graag met geëngageerde literatuur bezig, en dan liefst nog op een, zeg, literatuur-sociologische manier. Met Hermans kwamen ze wat dat betreft maar matig aan hun trekken, integendeel zelfs, deze auteur legt hun eventuele vooroordelen meedogenloos in het zwavelzuur van zijn scepsis. Maar ik geloof dat iedereen toch gevoelig was voor zijn schrijverschap en het belang van wat hij te zeggen heeft.
Een aardige bijkomstigheid was nog het volgende. Tijdens het eerste college merkte één van de aanwezigen (meestal zo'n twintig) op dat Fons Rademakers naar de roman De donkere kamer van Damocles een film heeft gemaakt, getiteld ‘Als twee druppels water’, en dat het interessant zou zijn om die te zien. Dat is ook gebeurd. In een bioscoopje vlak bij de universiteit is de film vertoond, en na afloop van de voorstelling is daarover pittig gediscussieerd. Dat die film er kwam was te danken aan de vlotte medewerking van de cultureel attaché van de Nederlandse Ambassade te Bonn en de Nederlandse consul-generaal in Berlijn, die zelf ook naar de film kwam kijken. Het college over de naoorlogse Nederlandse letterkunde, bestemd voor wat minder gevorderden, was door mij opgezet binnen het kader van een tekstimmanente benaderingswijze: een minimum aan buitentekstuele gegevens, zo veel mogelijk pure tekstontleding. We lazen eerst gedichten: Lodeizen, Lucebert, Campert, Kouwenaar. Jammer genoeg was de laatste ziek toen een groepje Nederlandse dichters in die periode een bezoek aan Berlijn bracht. Daarna hebben we, op verzoek van de studenten, Reve's De avonden onder het ontleedmes gelegd. Mijn ‘structuralisme’ werd door de aanwezigen (ongeveer tien) nogal eens aangevochten, zodat er methodologische discussies ontstonden. Wat niet wegnam dat één der studenten zich in korte tijd een begrippenapparaat eigen maakte dat hem in staat stelde met een veelbelovende studie over verteltijd en vertelde tijd in het boek op de proppen te komen. Later werd dit gevolgd door een gezamenlijk
| |
| |
onderzoek naar motieven en thema's, en dat was een stimulerend gebeuren.
Het ‘Landeskunde’-college had het wat moeilijker. Het werd vaak getroffen door concurrentie van vergaderingen die op dezelfde tijd plaatsvonden: in dit semester waren er binnen het ‘Fachbereich’ stakingsaktiviteiten in verband met een geval van ‘Berufsverbot’. Daardoor liep de belangstelling (zo tegen de tien deelnemers) wat terug, al is er, alles bijeen genomen, substantiële informatie ter tafel gebracht. Tijdens het afscheidsfeest heb ik veel vriendelijke woorden te horen gekregen. Zelf heb ik ook met weemoed afscheid genomen. De gehele onderneming heb ik ervaren als plezierig en leerzaam. Als de neerlandistiek in Berlijn representatief is voor de extramurale neerlandistiek in het algemeen, dan verdient deze, naar mijn smaak, van Nederlandse zijde de grootst mogelijke sympathie, respect en daadwerkelijke steun.
A.J.A. van Zoest
(Dr. A.J.A. van Zoest is docent aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en leider van de Zomercursussen voor Nederlandse taal en cultuur in Breukelen; red.)
| |
BRD
Universiteit Keulen. Het doet ons genoegen te kunnen meedelen dat in de vacature ontstaan door het overlijden van prof. dr. P.J.H. Vermeeren (2 december 1974) is voorzien. Van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ontvingen wij bericht dat dr. H. Vekeman benoemd is tot hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Keulen. Prof. Vekeman, die van Belgische nationaliteit is, was van 1969 tot aan zijn benoeming tot hoogleraar in Keulen wetenschappelijk medewerker aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Wij hopen in een volgend nummer van NEM meer bijzonderheden over persoon en werk van prof. Vekeman te kunnen geven.
(hm)
U.I.A. op bezoek bij de Universiteit Marburg/Lahn. Van 12 t/m 14 december j.l. bracht de Universitaire Instelling Antwerpen een werkbezoek aan de Philipps-Universität te Marburg/Lahn. Vertegenwoordigers van het academisch en wetenschappelijk personeel uit de departementen Politieke en Sociale Wetenschappen, Geneeskunde, Scheikunde, Celbiologie, Germaanse, Romaanse en Didactiek stelden daarbij in voordrachten en werkgesprekken het onderzoek en het onderwijs aan de Universitaire Instelling Antwerpen voor. De 21 man sterke Antwerpse delegatie hield daartoe in de loop van twee dagen
| |
| |
ongeveer 35 voordrachten en werkgesprekken, waarin specifieke Antwerpse onderzoeksprojecten en onderwijservaringen werden belicht. Op de terugreis werd de groep door het gemeentebestuur van Eupen ten stadhuize ontvangen.
Al in de eerste gesprekken ter voorbereiding van dit werkbezoek tussen de kanselier van de Philipps-Universität, Dr. Klaus Ewald, en de organisator van het werkbezoek, de dekaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Prof. Jan-Peter Ponten, werd duidelijk gesteld, dat het de bedoeling moest zijn een sight-seeing-tour te vermijden, daarentegen echter een actieve uitwisseling op alle gebieden van onderzoek en onderwijs tot stand te brengen. In een tijd, waarin de interne universitaire discussie met betrekking tot de democratisering haar hoogtepunt heeft gekend, zou het Hoger Onderwijs zich weer op een oer-eigen principe dienen te bezinnen, de universitas-gedachte, die niet op zijn minst in de uitwisseling van wetenschappelijke ervaring waar gemaakt kan worden. Vooral aan Marburgse zijde wordt sterk de behoefte gevoeld weer contacten met andere universitaire gemeenschappen op te bouwen. Alleen al het feit, dat de kosten van het werkbezoek voor het grootste gedeelte door de Philipps-Universität werden gedragen, onderstreept dit duidelijk.
In zijn welkomstwoord tijdens een culinair grootse ontvangst legde de president van de Marburgse universiteit, Rudolf Zingel, vooral de nadruk op de banden, die van oudsher tussen Hessen/Marburg en Vlaanderen/Brabant bestaan. Daartoe werden de kronieken van de Philipps-Universität, die in 1977 haar 450-jarig bestaan viert, uitvoerig geraadpleegd. Prof. Ponten belichtte in zijn dankwoord aan de hand van citaten van beroemde Marburgse studenten (Jacob Grimm, Ortega y Gasset e.a.) de plaats, die de Philipps-Universität in het academisch landschap inneemt. Vooral de rol, die de ‘Sprachatlas’ als piloot-instituut voor de dialectologie heeft gespeeld en de vele relaties, die Marburg door dit instituut op wereld-niveau kent, werden daarbij duidelijk geschilderd.
Beide sprekers spraken de hoop uit, dat de prille contacten, die nú van rectoraat tot rectoraat tot stand waren gekomen, in de toekomst direct van departement tot departement zouden kunnen worden voortgezet. Intussen werden door de Antwerpse delegatie reeds meerdere Marburgse collega's voor een gastvoordracht in Antwerpen uitgenodigd en tevens wordt een Marburgs werkbezoek tijdens het Rubensjaar te Antwerpen voorzien.
Tijdens de terugreis werd de stad Eupen bezocht, waar het gemeentebestuur een ontvangst ten stadhuize had aangeboden. Burgemeester Reiner Pankert schetste in zijn in vloeiend Nederlands uitgesproken begroeting de geschiedenis van Eupen en ommeland, die overduide- | |
| |
lijk het eigen karakter van de streek aantoonde. Voor het merendeel der aanwezige Vlamingen was het op zijn minst verrassend te moeten vaststellen, hoe een stad, die haar opkomst en vroegere bloei aan de Vlaamse lakenindustrie te danken heeft, thans buiten de Vlaamse horizon schijnt te liggen. Eupen zoekt echter doelbewust contacten met Vlaanderen. Alleen al het feit, dat het een ‘binnenlandse’ zusterstad, Temse/Oostvlaanderen, heeft, is in deze samenhang tekenend.
Samenvattend moet vastgesteld worden, dat het werkbezoek van de Universitaire Instelling Antwerpen aan de Philipps-Universität Marburg en de stad Eupen in niet geringe mate tot verruiming van de wetenschappelijke en politieke gezichtseinder van de deelnemers heeft bijgedragen. Hiermee werd een poging, om het in brede kringen van de Belgische bevolking bestaande beeld van de universiteit als diploma-fabriek te doorbreken, met succes bekroond.
J.P. Ponten
| |
DDR
Gastcolleges: een verrijkende ervaring. Dat Leipzig een belangrijk centrum voor de neerlandistiek in de socialistische landen is, weten de ingewijden sinds lang. Niet alleen vele docenten en lectoren in die landen hebben een belangrijk deel van hun opleiding Nederlands genoten terwijl ze aan de universiteit van de Messe-Stadt germanistiek studeerden, ook verscheidene tolken en vertalers in uitgeverijen zijn oud-studenten van collega Gerhard Worgt, die geestdriftig en efficiënt van de plaatselijke mogelijkheden gebruik maakt om zijn en ons vak bekendheid te geven.
Die mogelijkheden liggen vooral in de gelukkige omstandigheid dat (ook buitenlandse) germanisten in de D.D.R. een bijvak moeten volgen en dan vaak Nederlands kiezen of zelfs.... toebedeeld krijgen. Zo heeft professor Worgt op dit ogenblik in zijn cursussen voor beginners en gevorderden behalve studenten en studentes uit de D.D.R. ook jongelui uit de Sovjetunie, Polen, Tsjecho-Slovakije, Hongarije, Bulgarije, Roemenië en Cyprus; de groep wordt bovendien versterkt door een jongedame uit Nigeria. Met name mag tenslotte juffrouw Iwona May genoemd worden, een Poolse aspirante die onder leiding van professor Worgt in Leipzig haar proefschrift voorbereidt, een vergelijkende studie van Poolse, Duitse en Nederlandse neologismen.
Aan een zo verscheiden gezelschap enkele gastcolleges geven is tegelijk een verrijkende ervaring en een plezier. De sfeer van spontane belangstelling en vriendelijke nieuwsgierigheid lijkt wel met de Worgtse leerstoel verbonden en moet het resultaat zijn van een jarenlange persoonlijke uitstraling. In de week van 24-29 januari 1977 mocht de
| |
| |
schrijver van deze regels aan de Leipziger afdeling voor neerlandistiek twee lessen over Land en Volk (met dia's over België) geven. Verder heeft hij een paar verschillen tussen A.N. en Zuid-Nederlands toegelicht en enkele Duits-Nederlandse contrasten in woordaccent en woordvorming behandeld.
Hoe nuttig de contacten intra muros zijn, moge blijken uit de thema's van de zoëven genoemde taalbeschouwende lessen. Het lag voor de hand dat de colloquiumvoordracht van mw. Jo Daan over de pronomina van de tweede persoon een eenvoudig filtraat over de reeksen ge / gij - u - uw en je / jij - je / jou - je / jouw; jullie - je / jullie; u - uw kon opleveren. En het was evenmin moeilijk uit de lezing ‘Over de accentuering van afgeleide woorden in het Nederlands’ die professor Henk Schultink tijdens de Zomercursus Nederlandse Taal en Cultuur 1976 te Diepenbeek hield, een verdunde oplossing te bereiden en contrastverschijnselen als regel'matig - 'regelmässig; onwaar'schijnlijk - ‘unwahrscheinlich in didaktisch hanteerbare regeltjes te gieten. Dit is het typische werk van de taalkundige in hemdsmouwen, die de wetenschap voor het dagelijkse gebruik klaarmaakt.
Midden in de genoemde week, op woensdag 26 januari, had in het torengebouw van de Karl-Marx-Universität een gebeurtenis plaats die naar Duitse maatstaven tot het ‘Begehen eines feierlichen Aktes’ uitgroeide: de overhandiging van een aanzienlijke boekenschenking vanwege het Nederlandse Ministerie. De heer Hofland, cultuurattaché bij de Nederlandse Ambassade in de D.D.R.-hoofdstad Berlijn, had alles persoonlijk meegebracht. Hij maakte op de Sektionsleiter für Germanistik und Literaturwissenschaft, de voor zijn onderzoek van de zgn. Exilliteratur (1933-1945) bekende professor Hans Dahlke, niet alleen door zijn uitstekend Duits een grote indruk (de heer Hofland is Diplomdolmetscher van de universiteit Mainz-Germersheim), maar ook door de manier waarop hij de gemeenschappelijke cultuurpolitiek van Nederland en België op het gebied van de buitenlandse neerlandistiek onderstreepte.
Vanuit Leipzig is er ook IVN-nieuws te melden. Mw. Hipp-Rohde vertrok eind januari voor een verblijf van drie jaar naar de Sovjetunie. Sinds december 1976 wordt ze vervangen door de jonge Nederlandse lector Peter van Nunen, een Noord-Brabander uit Eersel (‘net aan de andere kant van Turnhout’), die aan het Rijksinstituut voor Vertalers en Tolken te Antwerpen gestudeerd heeft.
Als de lezer hem dit toestaat, wil de schrijver aan dit korte rapport nog een plezierige noot toevoegen. Want zelfs afgezien van de vele mogelijkheden tot bespreking van de neerlandistiek in de socialistische landen is een bezoek aan de D.D.R. onder leiding van collega Gerhard Worgt steeds weer een echte belevenis, ook maatschappelijk
| |
| |
en culinair. Hij laat je gedroogde bananen uit Hanoi en Russische makrelen proeven, en schenkt je Poolse kruidenwodka en Hongaarse rode wijn met de krachtige naam Stierenbloed in, met tussendoor een kopje groene thee uit de Volksrepubliek China.
J. Wilmots
| |
Frankrijk
Université de Lille III. Van prof. Thys vernamen wij dat zijn staf is uitgebreid met een drietal personen: dr. J. de Geest, lecteur, mw. M.C. Laleman, chargée de cours complémentaires en H.J. Salembier, chargé de cours complémentaires FCEP. De heer lic. E. Derluyn heeft zijn werk in Rijsel beëindigd.
Dr. Joost J.V.K. de Geest werd op 29 augustus 1942 geboren in Aalst, België. Hij studeerde aan de Rijksuniversiteit te Gent en daarna aan de Vrije Universiteit Brussel Germaanse filologie. In 1973 promoveerde hij aan de V.U.B. op het onderwerp ‘Motieven en technieken van de fantastische novelle in de Nederlandse letterkunde van de twintigste eeuw’. Promotor was prof. dr. P. Hadermann. Dr. de Geest werkt aan een studie over ‘De groteske novelle in de Nederlandse letterkunde na 1945’. Hij was 1966-76 leraar Nederlands aan de Ecole Decroly te Ukkel (Brussel) en is nu lecteur aan de Université de Lille III.
De heer Henri Salembier werd op 3 april 1917 geboren te Wevelgem. Hij is geaggregeerd leraar Germaanse talen, volgde zomercursussen Franse taal en letterkunde aan de Sorbonne en een cursus Engelse taal en literatuur in Cambridge (1938/39). In de oorlog was hij lid van de Belgische Missie bij het Britse leger. Na de oorlog was hij leraar Nederlands en Engels in Veurne en Menen. Sedert oktober 1948 is de heer Salembier titularis van de Nederlandse taalcursus bij het Consulaat-Generaal te Lille. Sedert 1 november 1976 is deze cursus gefusioneerd met de cursus Nederlands van de Formation Continue, Education Permanente de l'Université de Lille III (gegevens ontleend aan een door de heer Salembier ingevulde vragenlijst).
Over mw. M.C. Laleman zijn ons geen nadere gegevens bekend.
(hm)
Het Nederlands erkend als keuzetaal voor het CAPES de Lettres Modernes. Professor Brachin vestigt onze aandacht op een ministerieel besluit van 22 juli 1976, waaruit blijkt dat voortaan ook het Nederlands behoort tot de talen die gekozen mogen worden voor het ‘Certificat d'aptitude du professorat de l'enseignement du second degré (CAPES) de Lettres Modernes'. Bij deze verheugende mededeling tekent professor Brachin aan dat leraren die het CAPES de L.M. be- | |
| |
zitten niet bevoegd zijn iets anders dan alleen maar Frans te onderwijzen. In hun geval is de vreemde taal dus slechts examenvak. De situatie is, wat dat betreft, heel anders dan bij het CAPES d'anglais (of d'allemand) met ‘mention néerlandais’. Wie voor dit CAPES geslaagd is mag wèl, naast zijn hoofdvak, Nederlands doceren. Een tweede verschil is dat het onderdeel Nederlands bij het CAPES de L.M. deel uitmaakt van het examen, terwijl het bij het CAPES d'anglais (of d'allemand) apart wordt afgelegd.
(rpm)
| |
Groot-Brittannië
Oh, to be in England! ‘Oh, het lijkt me fijn om in een architectonisch zo interessante stad te wonen’ had ik, in een plotselinge ‘zucht naar schoner leven’, vlak voor mijn vertrek uit Newcastle naar Cambridge, tegen een vriend gezegd. Hij keek me medelijdend aan. ‘Don't go near the station’, zei hij cryptisch. En een vriendelijke dame die iets áardigs tegen me wou zeggen op de receptie voor buitenlandse gasten in Newcastle, kirde: ‘Oh, it must be só lóvely for you to go to Cambridge, after all, it is véry much like Holland, isn't it, one álways imagines it to be júst like it, don't you, my husband and I went to Amsterdam in summer and I remember saying to him: Alistair, I said, isn't it júst like Cambridge I said and....’
Nou ja, je gaat dan toch.
Het is inderdaad vlak rondom Cambridge, plat eigenlijk, het is beneden alle peil in feite en het is met enige verbazing dat je tenslotte merkt toch niet in Uithuizen te zijn aangekomen, het station in Uithuizen is veel schoner, al zal het aantal Nederlanders daar wel kleiner zijn.
Cambridge toont zich niet van haar beste zijde rond het station, ongetwijfeld het resultaat van de Victoriaanse ontzetting over de plannen van British Rail om eindelijk de techniek los te laten op dat bolwerk van eerbiedwaardigheid en traditie; het station werd zo ver mogelijk buiten de stad gebouwd en al is er veel veranderd, met de voorgestelde beperkingen in het openbaar vervoer zal het niet lang duren of het is wéér buiten de stad!
Maar het hart van de stad doet de ongeneeslijke romanticus weldadig aan en als je tenslotte tot de conclusie moet komen dat de Faculty of Modern and Medieval Languages toch echt aan de andere, de ‘nieuwe’ kant van de rivier ligt, is dat wat pijnlijk. Erasmus woonde nog net op de binnenoever, in een toren die haast in het water gleed. Ach, dat troost dan wel weer.
Maar je laatste hoop om, omgeven door eikenhouten panelen, uitkij- | |
| |
kend door één van die glas-in-lood-wiebertjes-ruitjes, zittend aan een bureau ministre met geheime laadjes, waarin je dan nog een snippertje van Servaes of zo zou ontdekken, een sereen en ouderwets bestaan te leiden, vervliegt zodra je het betonnen Faculteitsgebouw in 't oog krijgt, gedomineerd door wat eerst de toren van een vrij ruim opgezet crematorium lijkt, maar later de Universiteits Bibliotheek blijkt te zijn.
En daar zit je dan, buiten de muren, en je geeft Nederlands in het ‘Department of Other Languages’, een onwaarschijnlijke verzameling min of meer dode en springlevende talen en taaltjes en tot je grote vreugde blijkt het Nederlands springlevend.
Het aantal studenten is groter dan vorig jaar, we hebben vijf eerstejaars die het eerste deel van het ‘tripos’ (de driejarige cursus voor ‘undergraduates’) doen en twee derdejaars die het tweede deel doen na een jaar in resp. Nederland en België te hebben doorgebracht en verder een aantal mensen die alleen komen ‘om wat Nederlands te leren’ en die de vertaalklassen en het talenpraktikum volgen.
Voor degenen onder u die nu bijna wenend hun honderdtal eerstejaars en een bijna evengroot aantal vergaderingen gedenken, heb ik weinig troost.
Wel echter is het onderwijssysteem in Cambridge erg arbeidsintensief: er worden drie letterkunde- en één historische grammatica-hoorcolleges gegeven, drie grammatica- en vertaal-colleges en voorts heeft elke student voor bijna elk onderwerp een apart supervisie-uur, waarvoor hij meestal een essay schrijft.
Iedere student moet twee hoofdvakken kiezen, voor Nederlands is de traditionele wederhelft natuurlijk Duits, maar dit jaar hebben we bijvoorbeeld mensen die Spaans, Frans, Latijn, Linguistiek of Duits als tweede vak hebben.
Ook kregen we dit jaar veel aanvragen van mensen die om de meest uiteenlopende redenen Nederlands als vreemde-taal wilden leren en die proberen we dan zo goed mogelijk ‘onder te brengen’ in de vertaal-colleges of het talenpraktikum.
Al met al, het Nederlands floreert hier in Cambridge ‘after all, it is very much like Holland, isn't it, one always imagines it to be just like it, don't you.....!?’
E.G.C. Strietman
Cambridge
Hull University. The Institute of Modern Dutch Studies. Van professor Peter K. King M.A. die m.i.v. het academisch jaar 1976/77 werd benoemd tot hoogleraar aan deze universiteit, ontvingen wij de volgende inlichtingen over dit nieuwe instituut.
‘Het Instituut, thans bestaande uit een Directeur, Professor P.K. King,
| |
| |
een Research Fellow en twee Research Students, werd in 1976 opgericht met behulp van een aanzienlijke schenking van de Leverhulme Trust en met de steun van een aantal firma's met connecties in de Lage Landen en het Verenigd Koninkrijk. De Nederlandse en Belgische Ministeries van Onderwijs verlenen ook bijstand op velerlei gebied. De oprichting van het Instituut is mede erkenning van het belang en de veelzijdigheid van de naoorlogse ontwikkelingsgang in de Nederlanden. Het is dan ook de bedoeling om in een wetenschappelijk centrum te voorzien dat vakkennis zowel zal ontlenen als bieden aan historici, economen, sociologen, staatkundigen en geografen in deze en andere Engelse en buitenlandse universiteiten. Hiermee beoogt men de verbreiding van de belangstelling voor de actuele aangelegenheden in de Nederlanden en de verkenning van de factoren die de Lage Landen in staat stellen hun unieke bijdrage aan de ontwikkeling in Europa en de wereld te leveren. Dit is een vakgebied dat in geen andere Nederlandse of Britse universiteit systematisch bestudeerd wordt. Het is vooral passend dat het instituut in Hull gevestigd is omdat de zeeverbinding met Rotterdam tijdens de laatste drie decennia een symbolische betekenis verworven heeft. Aan de ene kant doet de economische expansie van Rotterdam aan de bloei van Amsterdam in de zeventiende eeuw denken; aan de andere kant zijn de recente Nederlandse vestigingen in en rondom Hull en de toenemende belangstelling voor de Nederlanden in deze universiteit te vergelijken met de vruchtbare Engels-Nederlandse relaties tijdens de Renaissance.
De opmerkelijke naoorlogse wederopbloei in Holland en Vlaanderen vertoont in vele opzichten een tegenstelling met de recente geschiedenis in het Verenigd Koninkrijk, en de economische en sociale veranderingen aldaar vragen de aandacht van meerdere studievakken en bieden een boeiend studiegebied voor vergelijkend onderzoek.
Het programma van het Instituut bevat daarom:
- | Openbare en academische lezingen door vooraanstaande gastsprekers. |
- | Interdisciplinaire seminars binnen de Universiteit. |
- | Post-doctoraal wetenschappelijk onderzoek in de verschillende studierichtingen vertegenwoordigd in het Instituut, met de mogelijkheid van een uitwisselingsprogramma in samenwerking met de Erasmus Universiteit van Rotterdam, dat naar een diploma in North Sea Studies zou leiden. |
- | Cursussen in de Nederlandse taal, geschiedenis en literatuur aansluitend bij bestaande cursussen in de Faculteiten van de Humaniora en Sociale Wetenschappen. |
- | Het verzamelen van een uitgebreide wetenschappelijke bibliotheek gericht voornamelijk op de periode na 1830. |
| |
| |
- | De publikatie van een regelmatige serie artikelen en monografieën. |
- | Het oprichten van een Vereniging van Docenten en Leraren Nederlands in Groot-Brittannië. |
- | Het organiseren van een plaatselijke Nederlands-Engelse Vereniging.’ |
Dutch teaching in Britain is blooming schrijft Michael Rigelsford in The Times Higher Education Supplement No. 264 van 12 november 1976. Als bewijs hiervan zouden we graag alle mededelingen opnemen die de heer Rigelsford ons na het verschijnen van NEM-27 heeft gestuurd. Omdat de ons beschikbare plaatsruimte dat niet toelaat, moeten we volstaan met hier en daar een greep uit het materiaal.
- | Op 1 oktober 1977 begint er in Liverpool een nieuwe studiemogelijkheid, nl. die voor de B.A. Single Honours Degree of German with Dutch. M. Rigelsford schrijft hierover: ‘... it is possible to study German and Dutch for the whole duration of the course, with German as the major element and Dutch as the minor. The German part of the course is approximately two-thirds; the Dutch part one-third.’ Daarna wordt een overzicht gegeven van het aandeel van Nederlands in de vierjarige cursus. In een brief aan de IVN voegt de heer Rigelsford hier nog aan toe: ‘Wij hopen in elk geval een paar studenten aan te trekken, vooral vanaf oktober 1978; dit jaar - d.w.z. voor oktober 1977 - zijn we een beetje te laat voor het werven van studenten via het Britse centrale universitair plaatsingsbureau, maar voor oktober 1978 zal het wel kunnen.’ |
- | Op 16 november 1976 hield prof. dr. W. Blok van de Rijksuniversiteit Groningen in het Modern Languages Building van de Universiteit van Liverpool een lezing over ‘The fictionality of the novel’. Deze lezing werd bijgewoond door 37 personen: stafleden en studenten van het Department of German, maar ook van andere Departments en zelfs van buiten de universiteit van Liverpool. De lezing was een succes en gaf stof voor discussies tussen staf en studenten. |
- | Op 1 februari 1977 sprak prof. dr. J.G. Kooij van de Rijksuniversiteit Leiden in hetzelfde Modern Languages Building in Liverpool over ‘Rules and tendencies in Dutch word order’. Deze lezing werd door 23 personen bijgewoond. Het aantal zou groter zijn geweest als er niet op dezelfde dag in een ander Department ook een gastcollege was gegeven. In een brief waarvan de heer Rigelsford ons een afschrift stuurde, schrijft hij: ‘I think the visit was significant here in showing that a modern linguistic approach to Dutch is as much a part of the total of Dutch Studies as the literary lectures which we have had the pleasure to enjoy: both disciplines are part
|
| |
| |
| of the Dutch Studies scene.’ |
- | Op 29 oktober 1976 werd in Liverpool een ‘one-day conference of teachers of Dutch’ gehouden. De lijst van deelnemers vermeldt een 25-tal namen, terwijl een tiental personen bericht van verhindering had gestuurd. |
(hm)
Lezingentournee Professor Kooij. In de laatste dagen, van januari 1977 heeft Prof. Dr. J.G. Kooij van de Rijksuniversiteit te Leiden een aantal lezingen gehouden in Engeland. Zijn tournee werd georganiseerd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en de Nederlandse Ambassade te Londen. Op 26 januari sprak Professor Kooij voor de studenten in het Nederlands van Bedford College (Universiteit van Londen) over ‘Rules and tendencies of word-order in present-day Dutch’. De volgende dag hield hij een lezing voor het Institute of Germanic Studies in Londen over ‘Word-order, syntax and typology: the SOV paradox in Dutch and German’. Beide lezingen zijn bij het publiek bijzonder in de smaak gevallen en hebben tot een levendige discussie geleid. Na zijn bezoek aan Londen heeft Professor Kooij ook lezingen gehouden voor de Nederlandse afdelingen aan de universiteiten van Liverpool, Sheffield en Hull.
(rpm)
Association of teachers of Dutch in Great Britain. Als resultaat van de drie regionale conferenties die in de afgelopen maanden in Londen, Cambridge en Liverpool zijn gehouden, is er nu een vereniging in oprichting van universitaire en niet-universitaire docenten Nederlands in Engeland. De vereniging stelt zich ten doel twee of drie maal per jaar een mededelingenblad uit te geven om het onderlinge contact tussen de leden te bevorderen en de aandacht te vestigen op boeken, artikelen en andere hulpmiddelen die voor het onderwijs van het Nederlands van belang zijn.
Het bestuur van de vereniging bestaat voorlopig uit Prof. Meijer (Londen, president), Prof. King (Hull, secretaris), Mr. Rigelsford (Liverpool, penningmeester) en Mr. Coxon (Boston, Lines.).
(rpm)
| |
Hongarije
Universiteit van Budapest. Van de nieuwe docente Nederlands aan deze universiteit, mw. Erzsébet Mollay, is ons nog niet zo heel veel bekend. Misschien zal het mogelijk zijn in een volgend nummer van NEM iets meer over haar te vertellen. Nu laten wij haar zelf aan het woord. Wij kunnen dit doen dankzij een verslag dat mw. Mollay maakte over de Hasseltse zomercursus 1976, waarvan zij een van de
| |
| |
deelneemsters was. Zij schreef hierover aan het Ministerie van Nederlandse Cultuur in Brussel. Met toestemming van dit ministerie citeren wij hieruit. Mw. Mollay schrijft o.m.: ‘Maar de cursus betekende meer dan een gezellig samenzijn. Het was studie in de letterlijke betekenis van het woord. Het was taalstudie: in taallessen en tijdens gesprekken met Nederlandstaligen en Nederlands sprekende buitenlanders. Maar uit geen boek kan men de taal en cultuur van een volk zo goed leren kennen als wanneer men in het, in ons geval Nederlandstalige, milieu leeft, zodat men de hele dag over verschillende thema's in het Nederlands hoort, men met Vlamingen kan spreken, men op straat Nederlandse opschriften ziet, enz.’. Ze gaat dan verder over de inhoud van de cursus, over de excursies die ze gemaakt heeft en noemt dan twee bezoeken die een bijzondere indruk op haar hebben gemaakt: aan een Limburgse krant en aan een Vlaams gezin.
(hm)
| |
Italië
Universiteiten van Bologna en Padova. Uit het verslag dat de heer R. van Ertvelde over zijn werk aan deze universiteiten stuurde, nemen wij enkele gegevens over. In Bologna werden met goed gevolg door 13 eerste- en 3 tweedejaars studenten examens afgelegd. In Padova waren dat er resp. 23 en 3. Hier legden 2 derde- en 2 vierdejaars studenten ook met goed gevolg examens af.
Een studente uit Gemona was helaas door de vreselijke aardbeving die dit bergstadje heeft geteisterd, niet in staat deel te nemen aan de zomercursus Nederlands in Breukelen.
Een student van prof. Van Ertvelde nam deel aan de Gentse zomercursus. Deze student is nu, dankzij een van de Gentse beurzen, in staat aan de RUG te werken aan de voorstudie van een project op het gebied van de vergelijkende Italiaans-Nederlandse lexicografie. Twee studenten van de heer Van Ertvelde ontvingen in resp. maart en juli 1976 Italiaanse doctoraten op werk over resp. Couperus en Maria Dermoût.
(hm)
| |
Polen
Universiteit van Wrocl̸aw. Professor Morciniec schrijft ons dat Professor Gerhard Worgt van de Universiteit van Leipzig van 18 tot 24 januari 1977 een bezoek gebracht heeft aan de Nederlandse afdeling van de Universiteit van Wrocl̸aw. Hij heeft daar twee lezingen gehouden: een over zijn laatste reis naar Nederland en de neerlandistiek aan
| |
| |
zijn universiteit, en een over ‘Verschillen tussen het Noord- en Zuid-nederlands’. De laatste lezing zal binnenkort in het tijdschrift Germanica Wratislaviensia verschijnen.
(rpm)
| |
Buiten-Europese landen
Verenigde Staten van Amerika
The University of Michigan, Ann Arbor. Het spijt ons dat door omstandigheden in NEM-27 geen aandacht is geschonken aan mededelingen die wij van drs. H. Meulenbeld in zijn brief van 20 mei 1976 hadden ontvangen. Intussen hebben wij van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen vernomen dat aan deze universiteit per 1 september 1977 een docent Nederlands kan worden aangesteld voor een periode van 3 jaar. Mededelingen over deze vacature zijn door het ministerie gestuurd aan degenen die zich bij de IVN hebben opgegeven als belangstellende voor een betrekking in het buitenland en aan een aantal instituten.
Uit de brief van de heer Meulenbeld nemen wij het volgende over:
‘Het belangrijkste onderdeel van het programma dat ik hier sinds september jl. gedoceerd heb, is de kursus elementair Nederlands, vier uur per week. Interesse was er genoeg: ongeveer 20 studenten woonden de cursus bij, om verschillende redenen: sommigen willen t.z.t. een korter of langer bezoek aan Nederland brengen..... Anderen zijn van Nederlandse afkomst en willen wat nadere kennis verwerven van het land der voorvaderen.
Nu, na twee semesters, zijn de meesten in staat tot het voeren van een eenvoudige conversatie in het Nederlands; de meest begenadigden kunnen zelfs discussiëren over kultuur, politiek e.d. in bijna geheel korrekt Nederlands.
Volgend jaar zal, naast de kursus elementair Nederlands, een kursus Nederlands voor gevorderden gedoceerd worden, eveneens vier uur per week.
Wat de literatuur betreft: vorig semester heb ik een werkgroep over Elkerlijk gegeven, waaraan drie studenten deelnamen. Dit college zal volgend semester, herfst 1976, weer gegeven worden; tijdens het wintersemester hoop ik een werkgroep moderne Nederlandse literatuur te leiden.
Tenslotte is er “independent study”, individueel onderwijs. Met in totaal vijf studenten heb ik gedurende dit collegejaar verschillende onderwerpen van literaire en taalkundige aard behandeld. Een vorm van onderwijs die me bijzonder goed bevallen is.’
(hm)
| |
| |
Murray State University. De naam van deze universiteit zult u in onze Docentenlijst tevergeefs zoeken. Of die in de volgende uitgave van de lijst wel voorkomt zal afhangen van het succes dat dr. Bill Fletcher heeft bij zijn pogingen het Nederlands aan deze universiteit van de grond te krijgen.
Dr. Fletcher is werkzaam in het Department of Foreign Languages aan Murray State University, Murray, Kentucky 42071. Op 20 december 1976 schreef hij aan dr. J. de Rooij dat hij erin geslaagd was Nederlands in het studieprogramma in te voeren. ‘Volgend semester begin ik met acht studenten, o.a. kinderen van immigranten, maar ook anderen die b.v. in Nederland willen reizen of studeren.’ Wij hebben dr. Fletcher gevraagd ons op de hoogte te houden van de kansen voor het Nederlands aan zijn universiteit.
(hm)
Goed nieuws uit Philadelphia, Pennsylvania. Van 22 oktober tot 21 november 1976 werd in Philadelphia de tentoonstelling ‘The Dutch Republic in the Days of John Adams, 1775-1795’ gehouden. Uit brieven die mw. Reichenbach over deze tentoonstelling schreef, hadden we al wel begrepen dat het organiseren van dit evenement heel wat werk met zich meebracht. Het doet ons genoegen te kunnen meedelen dat de vele activiteiten van mw. Reichenbach t.b.v. het Nederlands in Philadelphia daar niet onopgemerkt zijn gebleven. Van het Nederlands Bicentennial Comité ontving zij de John Adamspenning. De redactie van NEM wenst mw. Reichenbach van harte geluk met deze onderscheiding. Ter gelegenheid van de John Adams tentoonstelling werden door mw. Reichenbach enkele lezingen georganiseerd.
Op 25 oktober 1976 sprak prof. dr. J.W. Schulte Nordholt van de Rijksuniversiteit Leiden over ‘Dumas and Adams: The First American Representatives in Holland’. Meer dan 150 mensen woonden deze lezing bij. Ongeveer een maand later, op 22 november 1976, hield de heer Hans Citroen van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken een lezing over ‘The Arts and Government - Holland's creative Partnership’. Deze voordracht werd door meer dan 70 mensen bijgewoond. Verder viert mw. Reichenbach ieder jaar Koninginnedag en Sint Nicolaas met haar studenten, en biedt studenten en gasten uit Nederland een ‘Hollandse koffietafel’ aan. Bij dit alles ondervindt zij steeds meer steun van de Deken van de Universiteit, prof. Vartan Gregorian. Men hoopt ook aan deze universiteit een ‘Dutch Studies Program’ te kunnen ontwikkelen.
(hm)
Nederlandse literatuur in San Francisco. Manfred Wolf, die Engelse literatuur doceert aan San Francisco State University, laat ons weten dat hij in het voorjaarssemester van 1977 weer een serie colleges geeft
| |
| |
in het Comparative Literature Department onder de titel ‘Literature of the Lowlands’. Vijf jaar geleden heeft professor Wolf een soortgelijke cursus gegeven, toen met vijfentwintig deelnemers, nu met dertien. ‘Dit is typerend voor de tijd waarin wij leven’, schrijft hij: de studenten zoeken het steeds meer in ‘practische’ opleidingen.
De nadruk in de colleges van professor Wolf ligt op de twintigste eeuw: Hermans, Van het Reve en Wolkers. Maar eerst besteedt hij nogal wat aandacht aan Vestdijk, en hij begint zijn colleges met een bespreking van Vestdijk's ‘eccentric essay “Landscape without Sun”’, dat hem de gelegenheid geeft heel wat te zeggen over Nederland en over de uiteenlopende manieren waarop de Nederlanders tegen het moderne Nederland aankijken.
Professor Wolf ziet zijn colleges niet alleen als een cursus in literatuur, maar ook als een cursus in culturele interpretatie: ‘only a thorough understanding of provincial life could enable American students to understand Nol in Vestdijk's The Garden where the Brass Band Played’. De leeslijst die hij voor zijn colleges opgesteld heeft, drukken wij hieronder af:
Comparative literature 445 (1)
Literature of the Lowlands
|
Spring 1977 |
|
Manfred Wolf |
S. Vestdijk |
‘Landscape Without Sun’ |
Literary Review
(Winter '61-'62) |
S. Vestdijk |
‘The Stone Face’ |
LR |
|
S. Vestdijk |
‘Self-Portrait’ (Rembrandt) |
LR |
|
S. Vestdijk |
The Garden Where The Brass Band Played |
|
A. Blaman |
‘Carolus’ |
LR |
|
H.A. Gomperts |
‘Fin de siècle’ |
LR |
|
B. Vuyk |
‘All Our Yesterdays’ |
LR |
|
H.J. Friedericy |
‘Heron-Dance’ |
LR |
|
A. Morriën |
‘Hijo de Puta’ |
LR |
|
J.J. Slauerhoff |
‘Outcast’ |
LR |
|
H. Claus |
‘The Black Emperor’ in Modern Stories from Holland and Flanders |
A. Morriën |
The Use of a Wall Mirror |
|
|
Selected poems in M. Wolf ed., Change of Scene and in Poetry Australia, Post-War Dutch and Flemish poetry issue (1974) |
|
G.K. van het Reve |
‘The Boslowits Family’ in Modern Stories from Holl. etc. |
W.F. Hermans |
‘The House of Refuge’ |
Delta, Autumn, 1966 |
H. Drion |
‘Intellectuals and Democracy’ |
Delta, Summer, 1968 |
R. Campert |
‘A Trip to Zwolle’ in Modern Stories from Holl. etc. |
R. Campert |
No Holds Barred |
|
J. Wolkers |
‘Minister in a Straw Hat’ in Modern Stories from Holl. etc. |
J. Wolkers |
Turkish Delight |
|
| |
| |
J. Geeraerts |
‘Indian Summer’ |
{problem}} all in Modern Stories from Holl. etc. |
J. Hamelink |
‘A Pause in the Thunder’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
A. Koolhaas |
‘A Hole in the Ceiling’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
H. Mulisch |
‘The Horses' Jump and the Fresh Sea’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
H. Raes |
‘Explosion’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
W. Ruyslinck |
‘The Madonna with the Lamp’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
J. Vandeloo |
‘The Day of the Dead God’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
D. de Witte |
‘A Blind Cat’ |
} all in Modern Stories from Holl. etc. |
|
SUGGESTED BACKGROUND READING |
|
J.J. Oversteegen |
‘Miniature literary Stratigraphy of Holland’ |
LR |
M. Wolf |
‘Dutch Literature’ in Westervelt ed, Netherlands: Comparative Culture and Government |
J.P. Snapper |
Post-War Dutch Literature: A. Harp Full of Nails |
|
R.P. Meijer |
Literature of the Low Countries, Chapter VIII. |
|
| |
Zuid-Afrika
Direct resultaat van het Zesde Colloquium. Zo noemt mw. prof. dr. E.H. Raidt de conferentie van docenten Nederlands in Zuid-Afrika die op het moment dat dit stukje geschreven wordt nog moet plaatsvinden. Op 4 en 5 maart a.s. zullen 20 à 25 docenten naar de Universiteit van die Witwatersrand in Johannesburg - de universiteit van mw. Raidt - komen om te spreken over het Nederlands aan Zuidafrikaanse universiteiten. Op het programma staan o.m. ‘Nederlandse letterkunde’ en een demonstratie van de cursus ‘Levend Nederlands’. Wij hopen dat het een goede conferentie mag worden en wij vertrouwen erop dat mw. Raidt of een van de andere deelnemers ons in het volgend nummer van NEM meer over deze samenkomst zal meedelen.
(hm)
|
|