| |
| |
| |
Van de IVN
Het Zesde Colloquium (Universiteit Antwerpen, 30 augustus - 4 september 1976). De voorbereidingen verlopen in gunstige zin. Hierna volgt een kort overzicht van de stand:
Sprekers: Mevrouw R. de Backer, Minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden heeft zich bereid verklaard de openingsrede te houden op maandag 30 augustus.
Taalkunde: Dr. Fr. Daems van UFSIA zal op woensdag 1 september spreken over de ‘state of the art’ in de moderne linguïstiek.
Letterkunde: Prof. dr. L. Rens van UFSIA zal op donderdag 2 september spreken over: ‘Het Nederlandse Renaissancedrama als Europees verschijnsel’.
De overige lezingen zijn zoals aangekondigd in NEM-25, blz. 50.
Logies: De deelnemers zullen worden ondergebracht in Eurotel, een zeer modern hotel aan de Copernicuslaan 2, B-2000 Antwerpen. Het hotel ligt dichtbij het Centraal Station (achter de Antwerpse ‘Zoo’). Alle kamers zijn voorzien van bad of douche en telefoon, er is een parkeergarage en de gasten kunnen vrij het zwembad gebruiken. Voor wie zelf voor eigen rekening komt of familieleden zou meebrengen volgen hier de prijzen (tarief van 15 januari 1976): 475 Bf. per dag voor een enkele kamer met douche of bad, 750 Bf. per dag voor een dubbele kamer met bad, telkens BTW, service en ontbijt inbegrepen.
Aanmelding: Het regelen van de reserveringen voor logies, maaltijden, recepties, excursies, enz. is voor ons een heel karwei. Wij verzoeken u daarom dringend u tijdig aan te melden opdat alles zo vlot mogelijk zou kunnen verlopen.
Tentoonstelling: Zoals de buitenlandse collega's al hebben vernomen via een circulaire van 18 december 1975 is het de bedoeling om ter gelegenheid van het Zesde Colloquium Neerlandicum in het Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen een tentoonstelling te wijden aan de studie van het Nederlands in het buitenland. Voor de samenstelling van deze expositie (boeken, tijdschriften, foto's, teksten, affiches, enz.) doen wij een beroep op de medewerking van alle docenten en oud-docenten. Er zijn al een aantal zeer positieve reacties van collega's in het buitenland ontvangen en wij verwachten nu spoedig de eerste inzendingen. Zo u naar het Colloquium komt, kom dan niet ‘met lege handen’ maar stuur ons vooraf de documentatie waar wij u per circulaire van 18 december 1975 om verzocht hebben. Komt u helaas niet naar het Colloquium (wat wij
| |
| |
zouden betreuren) zorg er dan in elk geval voor dat uw afdeling Nederlands present is op onze tentoonstelling. Deze tentoonstelling moet een zo volledig mogelijk beeld geven van de buitenlandse neerlandistiek. Zij kan dus alleen maar slagen als elke cursus Nederlands in het buitenland er vertegenwoordigd is. Zorg voor originele, exposabele beelden en teksten.
Ter voorbereiding van de expositie werd een commissie samengesteld bestaande uit (in alfabetische volgorde): de heer B. van Goidsenhoven (Promotie van het Boek, Ministerie van Nederlandse Cultuur), de heer H. Kellens (ICB, Ministerie van Nederlandse Cultuur), mw. H. Moolenburgh-Ekkel (administrateur van de IVN), de heer drs. L. Simons (adjunct-conservator van het AMVC), de heer prof. dr. W. Thys (voorzitter IVN), de heer lic. W. Verhaert (oud-docent Univ. Gotenburg) en de heer dr. E. Willekens (conservator AMVC).
Er wordt een bijzondere inspanning gedaan om méér binnenlandse hoogleraren in de neerlandistiek naar dit Colloquium uit de nodigen dan bij vorige colloquia het geval was. Ook zal ervoor gezorgd worden dat de media pers, radio en televisie de aanwezigheid van zoveel vakgenoten uit zoveel verschillende landen niet ongemerkt voorbij zullen laten gaan.
(wt)
Dutch studies. Het tweede deel van het jaarboek Dutch studies is inmiddels verschenen, maar helaas niet meer in 1975, zoals we in NEM-25, blz. 52 nog op goede gronden meenden te mogen aannemen. De ‘bijzondere omstandigheden’ die we daar voorbehielden, hebben zich blijkbaar inderdaad voorgedaan. Vele lezers van NEM zullen het boek, of in ieder geval de aankondigingsfolder, inmiddels gezien hebben. Voor wie dat niet geldt zij vermeld dat de inhoudsopgave van Dutch studies-2 staat afgedrukt in NEM-25, blz. 52. De prijs van het boek is f 65, -, leden van de IVN krijgen een reductie van 20%, als ze hun bestelling indienen bij het IVN-secretariaat. Andere bestellingen kunnen rechtstreeks gericht worden tot Martinus Nijhoff, Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, postbus 269, Den Haag, Nederland.
Er wordt momenteel hard gewerkt aan de voorbereiding van het derde deel. We hebben goede hoop dat er een subsidie in de productiekosten verleend zal worden, de procedure die hiertoe moet leiden is op gang gebracht. Kopij voor het derde nummer is er in principe voldoende aanwezig, als alle auteurs die een toezegging hebben gedaan deze inderdaad nakomen - en wie zou daar bij voorbaat aan twijfelen? - zijn er wat dat betreft geen problemen. Als het derde deel verschenen is, zal op grond van de dan bekende verkoopcijfers beslist worden over de verdere toekomst van Dutch studies.
(jdr)
| |
| |
Bundel voor prof. Brachin in druk verschenen. In het najaar van 1975 is de bundel verschenen die de IVN aan prof. Brachin, hoofd van de afdeling Nederlands aan de Universiteit van Paris-Sorbonne, ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag heeft aangeboden (zie NEM-23, blz. 55). De bundel (XVIII + 222 blzn. en portret) draagt als titel Faits et Valeurs. Douze chapitres sur la littérature néerlandaise et ses alentours en vormt deel IV in de Bibliotheca Neerlandica extra Muros (Martinus Nijhoff, Den Haag). Hij bevat opstellen van Brachin die vroeger in tijdschriften zijn verschenen. Ze werden door prof. Brachin zelf uitgezocht en voor de druk gereedgemaakt. Een eerste reeks van 6 opstellen draagt als titel ‘D'un siècle à l'autre’ en bevat studies als:
- | De Brusselse Kamer ‘Den Boeck’ op het Gentse Rederijkersfeest van 1539; |
- | Carel van Mander, trait d'union entre Nord et Sud; |
- | Vondel und Gustav-Adolf; |
- | La souffrance dans l'oeuvre lyrique d'Henriette Roland Holst; |
- | L'Expressionnisme sur la scène flamande: Herman Teirlinck; |
- | Anton van Duinkerken als stilist. |
Een tweede reeks, getiteld ‘Par delà les frontières’ brengt opstellen over:
- | Le Cercle de Muiden (1609-1647) et la culture française; |
- | Le séjour en France de Wolff et Deken (1788-1797); |
- | Potgieter et la littérature suédoise; |
- | Les Pays-Bas vus par Hoffmann von Fallersleben; |
- | Un ambassadeur de la culture française en Hollande: Frans Erens; |
- | Jan Greshoff le francophile. |
De bundel opent met een inleiding door Sadi de Gorter, Ambassaderaad en Directeur van het Institut Néerlandais. Daarna volgt een korte biografie en een uitgebreide bibliografie van Pierre Brachin. Dank zij de intekening van talloze vakgenoten, vrienden, oud-leerlingen maar ook rijks- en andere instellingen werd een voldoende financiële basis gevonden om de bundel uit te geven. Men vindt de namen van al de intekenaren in de Tabula Gratulatoria achterin de bundel. Langs deze weg danken wij namens de IVN en namens de redactie van de BNEM nogmaals allen die door hun intekening tot de realisatie van dit huldeblijk aan prof. Brachin hebben bijgedragen. Op vrijdag 7 november 1975 had op het Institut Néerlandais te Parijs in aanwezigheid van de Nederlandse Ambassadeur en de vertegenwoordiger van de Belgische Ambassadeur (deze laatste was verhinderd) en van een vijftigtal personen (familieleden, vrienden, collega's en leerlingen van Brachin) een korte plechtigheid plaats waarbij W. Thys namens de IVN het eerste (luxe) exemplaar aan prof. Brachin heeft aangeboden. De tekst van de toespraak die hij daarbij heeft ge- | |
| |
houden verschijnt in het eerstvolgend nummer van Septentrion. Faits et Valeurs is thans als handelseditie bij Martinus Nijhoff, Den Haag, verkrijgbaar tegen f 62,50.
(wt)
RECTIFICATIE: Ingevolge een vergissing waarvoor noch de redactie noch de uitgever verantwoordelijk zijn, is in de Tabula Gratulatoria van Faits et Valeurs de naam uitgevallen van prof. dr. J.C. Margolin van de Universiteit te Tours. Men gelieve deze naam aan de T.G. toe te voegen.
(wt)
Prof. Zaalberg in de K.A.N.T.L. We vernemen dat prof. dr. C.A. Zaalberg, emeritus-hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden en voormalig lid van het dagelijks bestuur van de IVN, benoemd werd tot buitenlands erelid van de Koninklijke Academie van Nederlandse Taal- en Letterkunde. De redactie van NEM feliciteert hem graag met deze onderscheiding.
Promotie oud-collega J.W. de Vries. De heer J.W. de Vries, oud-docent aan de Universitas Indonesia te Jakarta en buitengewoon lid van de IVN, is op 10 december 1975 aan de Rijksuniversiteit in Leiden gepromoveerd tot doctor in de letteren op een proefschrift, getiteld Lexicale morfologie van het werkwoord in modern Nederlands en negen stellingen. Het was door omstandigheden helaas onmogelijk dat een van de IVN-bestuursleden bij de promotie aanwezig was, maar de IVN heeft door bemiddeling van een tussenpersoon haar hartelijke gelukwensen aan dr. De Vries doen toekomen.
Dat de heer De Vries zijn oude stiel nog niet vergeten is, blijkt uit zijn voorlaatste stelling - als we die tenminste mogen beschouwen als ingegeven door zijn ervaringen als docent Nederlands extra muros. De stelling luidt: ‘De pogingen van J. de Rooij en anderen om tot een Algemene Nederlandse Spraakkunst te komen dienen ondanks de verscheidenheid aan linguistische opvattingen in Nederland èn de relatief geringe belangstelling voor beschrijving van taalgebruik met kracht gesteund te worden.’
Om de eventuele indruk te vermijden dat de heer De Vries met deze stelling een persoonlijke vriendelijkheid heeft willen lanceren, moge hier ook nog de vijfde stelling volgen, waaruit een duidelijk kritische gezindheid aan hetzelfde adres blijkt:
‘Het is bevreemdend dat het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde bij het verzamelen van horizontaal en vertikaal gevarieerd Nederlands wel aandacht heeft geschonken aan bijvoorbeeld
| |
| |
het Nederlands van immigranten in Noord-Amerika, maar niet aan het Nederlands dat anno 1975 nog steeds in Indonesië wordt gesproken.’
Daar zou best een zinnig antwoord op te geven zijn, maar dáárvoor zijn de bladzijden van NEM nu ook weer niet bedoeld.
(jdr)
Promotie oud-collega A.M. Duinhoven. Al weer wat langer geleden, nl. op 28 februari 1975, vond de promotie plaats van de heer A.M. Duinhoven, oud-lector in Keulen, thans verbonden aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Op de datum van de promotie was de kopij voor NEM-24 al afgesloten, terwijl het bericht per vergissing ook niet in NEM-25 is opgenomen, waarvoor alsnog onze verontschuldiging.
De titel van het proefschrift waarop dr. Duinhoven bij prof. dr. W.P. Gerritsen in Utrecht promoveerde, is ‘Bijdragen tot reconstructie van de Karel ende Elegast’. De promotie geschiedde cum laude. Wie zijn publikaties in De nieuwe taalgids van de laatste jaren volgde - ze stonden geregeld vermeld op de laatste bladzijden van dit tijdschrift - wist wel dat de heer Duinhoven zich intensief met het Middelnederlands bezig hield. Zijn bijzondere belangstelling hadden daarbij de overeenkomsten en verschillen tussen het Middelnederlands en de moderne taal, met name op syntactisch gebied. Van deze interesse voor historische en moderne taalkunde leggen ook enkele van de 12 bij zijn proefschrift gevoegde stellingen weer getuigenis af.
Ook bij deze promotie kon helaas geen afgevaardigde van het IVN-bestuur persoonlijk aanwezig zijn. De IVN heeft oud-collega Duinhoven schriftelijk haar gelukwensen doen toekomen.
(jdr)
Voor een nauwer contact tussen binnen- en buitenlandse universiteiten. Het kan voor de versteviging van de positie van een lectoraat Nederlands aan een buitenlandse universiteit nuttig, ja zelfs heel belangrijk zijn, dat de hoogleraar of de hoogleraren die de leiding hebben van het instituut of het departement (germanistiek, moderne talen, enz.) wat meer over de Nederlanden en over het onderwijs van het Nederlands te weten komen. Het kan nuttig zijn hun eens een publikatie van de IVN ter hand te stellen of een ander boek over onze taal, literatuur of cultuur. Men kan hiervoor beroep doen op de IVN of op een andere instantie in de Nederlanden. Zo men dat wenst kan de publikatie rechtstreeks aan de betreffende hoogleraren worden gestuurd. Nog nuttiger lijkt het ons dat een buitenlandse hoogleraar die de supervisie heeft over de Nederlandse afdeling aan zijn universiteit
| |
| |
en dus in zekere zin verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken in en ook voor de eventuele uitbreiding of versteviging van de Nederlandse afdeling of voor de bevordering van de betrokken lector, eens voor een voordracht of een reeks voordrachten naar de Nederlanden wordt uitgenodigd. Men zou kunnen stellen dat onze binnenlandse universiteiten bij het uitnodigen van buitenlandse gastprofessoren mede erop zouden dienen te letten dat de leden van een buitenlandse Faculteit die invloed kunnen uitoefenen op de ontwikkeling van de neerlandistiek aan hun universiteit, op tijd en stond door hun collegae proximi aan een Nederlandse of Belgische universiteit worden uitgenodigd. Wij zouden gevallen kunnen noemen waar dit soort verkeer zeer heilzaam voor het Nederlands is geweest en andere waar het Nederlands er wel bij zou zijn gevaren als de gewenste uitnodiging er inderdaad was gekomen. Het hoeft niet uitsluitend om germanisten te gaan al zullen die wel in de eerste plaats in aanmerking komen.
Ook comparatisten, historici enz. kunnen worden uitgenodigd alsook in hoge mate diegenen die in hun land de taal en de cultuur van hun eigen land doceren (bv. - een hypothetisch geval -: het zou voor de (weder)inplanting van het Nederlands aan de Universiteit van Boekarest nuttig kunnen zijn een hoogleraar Roemeense taal- of letterkunde aan een Nederlandse of Belgische universiteit als gastprofessor of gastspreker te hebben). Wie moet worden uitgenodigd kunnen wij van hieruit moeilijk overzien, maar onze collega's ter plaatse - voor zover zij niet liever rechtstreeks met een Nederlandse of Belgische universiteit hierover onderhandelen, wat zij vanzelfsprekend ook kunnen doen - kunnen ons de namen en adressen meedelen van de hoogleraren die het meest - in het licht van het hiervoor meegedeelde - voor een uitnodiging in aanmerking komen en voor welke binnenlandse universiteit. Wij kunnen dan, bv. éénmaal per jaar, de lijst met de namen en andere gegevens over deze ‘invitabele’ hoogleraren aan al de universiteiten in noord en zuid meedelen ofwel alleen aan de universiteit die als gastuniversiteit wordt voorgesteld. Dit is niet zo maar uit de lucht gegrepen. Uit eigen ervaring weten we hoe de meeste universiteiten in het binnenland alvast in het raam van de kulturele akkoorden per jaar een vast contingent gastsprekers uitnodigen. Aan de onderwijsstaf wordt dan gevraagd suggesties in te dienen. Het is in een ons bekend geval gebeurd dat het aantal suggesties onvoldoende was. In het belang van de versteviging en ontwikkeling van de positie van ons vak lijkt dit ons een belangrijk element. Wij verzoeken de collega's dan ook dringend hier aandacht aan te schenken. Zij kunnen op de medewerking van de IVN rekenen.
(wt)
| |
| |
Vergadering tot coördinatie van de toezending van materiaal aan de lectoraten Nederlands in het buitenland. Op 23 december 1975 had op het Kabinet van de Minister van Nederlandse Cultuur o.v.v. de heer mr. J. Fleerackers, Kabinetschef, een vergadering plaats, de tweede van deze aard, ten einde te komen tot meer coördinatie tussen de diverse instanties die boeken en ander didactisch materiaal naar buitenlandse leerstoelen en lectoraten in de neerlandistiek sturen. Op deze vergadering was zowel het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen van het Ministerie van Nederlandse Cultuur vertegenwoordigd als de Dienst Culturele Betrekkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De geïnteresseerde en in de regel ook vertegenwoordigde instellingen waren: het Algemeen Nederlands Verbond, de IVN (vertegenwoordigd door de voorzitter), het Komitee voor Frans-Vlaanderen, de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, het Nationaal Fonds voor de Letterkunde, de Orde van den Prince en de Stichting Ons Erfdeel. Er werd op deze vergadering nogal veel aandacht besteed aan het ‘probleem’ van de dubbele (soms driedubbele) zendingen (twee of meer instanties sturen hetzelfde boek). Dit zal inderdaad wel eens het geval zijn en daar zijn in het verleden op een of ander Colloquium wel eens harde woorden over gevallen. Maar een verschrikkelijk probleem is dit niet. Belangrijker is dat buitenlandse docenten over de financiële middelen beschikken om zich dat materiaal aan te schaffen waaraan zij voor hun onderwijs het meest behoefte hebben, ofwel het door hen verlangde materiaal op verzoek toegestuurd krijgen. De boekverspreiding vanuit België, ofschoon genereus, dat zal iedereen toegeven, is te veel afgestemd op romans, poëzie en kunstedities, en houdt te weinig rekening met de werkelijke en veel meer gevarieerde behoeften van een leerstoel of een lectoraat: linguïstische en
filologische studies, woordenboeken en lexica, encyclopedieën, werken over geschiedenis, geografie, sociologie van de Nederlanden, statistieken, wetteksten, politieke structuren enz. enz. Voor Nederland doet het probleem zich niet voor, omdat het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen een subsidie ter beschikking stelt waarmee de docent naar eigen goeddunken koopt wat hij nodig heeft. Vanuit België zou, naast de boeken ‘in natura’, een bescheiden subsidie, waarmee de docent naar believen didactisch materiaal kan bestellen, zeer welkom zijn. Nog dringender lijkt ons - en dit geldt vooral voor de docenten van niet-Belgische nationaliteit die weinig contact met het moederland hebben - dat zij geregeld informatie krijgen over wat in het binnenland verschijnt: hier blijven op enkele lofwaardige uitzonderingen na, meerdere instanties (uitgevers, binnenlandse universiteiten, culturele en wetenschappelijke instellingen, enz.) zeer sterk in gebreke. Wij
| |
| |
hebben de aandacht van de autoriteiten op dit probleem gevestigd en hopen ook langs verscheidene andere wegen verbetering in deze toestand te brengen.
Wij hebben Kabinetschef Fleerackers ter gelegenheid van de vergadering gewezen op de quasi-onmogelijkheid voor de meeste buitenlandse docenten om in te gaan op het schriftelijk verzoek van Mevrouw R. de Backer-van Ocken, Minister van Nederlandse Cultuur, verzoek dat in de zomer van 1975 werd uitgestuurd en dat erop gericht was ten behoeve van het Ministerie van Nederlandse Cultuur een gedetailleerde lijst toe te sturen van al de werken die een bepaalde buitenlandse leerstoel of lectoraat al had ontvangen. Voor wie al lang in het buitenland doceert is het nu eenmaal een onmogelijk karwei om een inventaris op te stellen van de honderden boeken die zij of hij in de loop der jaren van het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen heeft ontvangen. Aan deze oproep hoeft dan ook geen gevolg meer te worden gegeven.
(wt)
Mevrouw Moolenburgh administrateur van de IVN. Ter gelegenheid van de vergadering van het dagelijks bestuur van 4 december 1975 werd mevrouw H. Moolenburgh-Ekkel, tot hiertoe assistente bij het secretariaat van de IVN, met algemeenheid van stemmen tot administrateur van de vereniging aangesteld. Het dagelijks bestuur wil door deze bevordering zijn waardering uitspreken voor het werk dat mw. Moolenburgh al sedert jaren ten bate van de IVN verricht.
(wt)
‘Open Deur’ voor de buitenlandse neerlandistiek. Met ingang van jaargang 1976 zal het Ministerie van Nederlandse Cultuur zijn tijdschrift Open Deur sturen aan alle Nederlandse leerstoelen en lectoraten in het buitenland. Open Deur is een zeer verzorgd, rijk geïllustreerd tijdschrift dat onder de hoofdredactie van Johan de Roey tienmaal per jaar verschijnt en gewijd is aan uiteenlopende aspecten van de Nederlandse Cultuur. Het redactieadres is: Ministerie van Nederlandse Cultuur, Kortenberglaan 158, lok. 507, B-1040 Brussel.
(wt)
Een visie van de Nederlandse overheid op de leerstoelen Nederlands in het buitenland. Naar aanleiding van de behandeling van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in november 1975, klaagde de heer P. Jongeling, leider van de fractie van het Gereformeerd Politiek Verbond in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, erover dat een jonge docent Nederlands in Noord-Frankrijk die zijn
| |
| |
werk pro deo verricht in een gebouw van de Union Française de la Jeunesse te Rijsel, nogal pover bevoorraad wordt met boeken en brochures door het Nederlandse Consulaat te Rijsel, terwijl het Belgisch Consulaat-Generaal hem overvloedig van didactisch materiaal voorziet.
Men kan de vragen van de heer Jongeling alsook de antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken, mr. M. van der Stoel, herlezen in de Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 19e, 20ste en 21ste vergadering van 11-13 november 1975 en 22ste, 23ste en 24ste vergadering van 18-20 november 1975. Men vindt het antwoord van de Minister op blz. 1392 van de Handelingen (uitg. van 20 november 1975) terug onder de titel ‘Steunverlening aan leerstoel Nederlands aan de Universiteit te Rijsel’.
Ik laat dit antwoord thans voor zichzelf spreken:
‘Leerstoelen Nederlands op universiteiten in het buitenland vallen niet onder het werkterrein van mijn departement. Verspreiding van kennis van de Nederlandse taal in het buitenland heeft echter steeds de aandacht van mijn ambtgenoot van Onderwijs en Wetenschappen. In het algemeen kan worden gesteld dat leerstoelen Nederlands in het buitenland onderdeel vormen van een ter plaatse uitgevoerde nationale taalpolitiek. Uit dien hoofde onttrekt de omvang waarin, en de wijze waarop een leerstoel functioneert zich aan het Nederlandse gezichtsveld anders dan door indirecte informatie. In het kader van internationale culturele betrekkingen worden van Nederlandse zijde ter zake geen ongevraagde initiatieven genomen.’
(wt)
Tentoonstelling van de IVN aan de Katholieke Universiteit Leuven. De besprekingen die in de voorbije maanden met de Katholieke Universiteit te Leuven werden gevoerd over het bezoek aan Leuven in het kader van het a.s. Zesde Colloquium Neerlandicum, hebben ertoe geleid dat de K.U.L. ons het verzoek heeft gedaan mee te werken aan de tentoonstelling ‘Leuven 550 jaar Universiteit’. Deze tentoonstelling heeft plaats in het Stedelijk Museum, Savoiestraat 6, Leuven, van 31 januari tot 25 april 1976, elke dag van 10 tot 17 uur. Een klein gedeelte van de tentoonstelling is gewijd aan de studie van het Nederlands in de wereld. Er hangt een grote wereldkaart waarop de plaatsen zijn aangeduid waar Nederlands wordt gedoceerd, er liggen in vitrines een vijftigtal boeken en brochures uit de bibliotheek van de IVN en dit alles wordt dan geïllustreerd met foto's van enkele ‘voormannen’ uit de buitenlandse neerlandistiek, de professoren Barnouw, Franck, Frings, Geyl, Lodewijckx en Renier. De tentoonstelling werd op vrijdag 30 januari jl. geopend in aanwezigheid van Rector
| |
| |
P. de Somer van de K.U.L. en Kabinetschef mr. J. Fleerackers van het Ministerie van Nederlandse Cultuur. De IVN was vertegenwoordigd door haar voorzitter.
(wt)
|
|