Neerlandica extra Muros. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
reglement van de Prijs van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis in die zin aan te passen dat de werken die de taalkunde, de letterkunde en de geschiedenis van de Nederlanden betreffen ook in een andere taal dan het Nederlands mogen gesteld zijn (art. 2 van het reglement luidt thans: ‘In het Nederlands gestelde studies’...). We hebben de voor de extra-murale neerlandistiek alleszins belangrijke suggestie aan het bestuur van de Zuidnederlandse overgemaakt. In haar bestuursvergadering van 13 december 1974 heeft de Zuidnederlandse ons verzoek aandachtig bestudeerd maar is tot de conclusie gekomen dat zij hierop niet kan ingaan. Een dergelijke uitbreiding tot meerdere talen zou een ruimere jury vergen, wat tevens grotere financiële uitgaven zou meebrengen die de Zuidnederlandse zich niet kan veroorloven. Bovendien is het werkelijk de bedoeling van de Maatschappij, in de eerste plaats in het Nederlands gestelde studies in aanmerking te nemen. Dit besluit, dat wij vanzelfsprekend respecteren, onder dankzegging voor de aan ons verzoek verleende aandacht, brengt ons dan toch tot de vraag, of buitenlanders die onze taal bestuderen en over onze taal, literatuur, geschiedenis of cultuur in ruime zin wetenschappelijk werk publiceren, voldoende aan hun trekken komen wat be-prijzing en ‘bekroning’ betreft, vergeleken met hun binnenlandse collega's. Wij zouden geneigd zijn te zeggen dat a priori extramurale neerlandici moeten kunnen rekenen op de erkenning van de openbare wetenschappelijke instanties in Nederland en België. Het buitenlandse erelidmaatschap van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde is niet voor iedereen weggelegd, de uitnodiging tot toetreding bij de Leidse Maatschappij of bij de Zuidnederlandse is vanzelfsprekend een zeer honorabele erkenning van literaire en/of wetenschappelijke verdiensten maar heeft niet het ‘spectaculaire’ van een prijs. Er is vanzelfsprekend de Internationale Eugène Baie Prijs (zie NEM-22, blz. 19-20) maar die is enerzijds ruimer (ook werken over de geschiedenis van de geneeskunde vallen daaronder), anderzijds beperkter: de Vlaamse beschaving betreffend. Er is ook het niet te onderschatten Juweel van de Orde van den Prince, om de vijf jaar uit te reiken. Maar waarom stellen de Nederlandse en Belgische regeringen samen niet een tweeledige prijs in, enerzijds ter erkenning van de verdiensten van een buitenlander die onze taal goed heeft leren beheersen (zulk een prijs kan uit geld of boeken of boekenbonnen bestaan), anderzijds een belangrijke prijs ter bekroning van een carrière of een prestatie in dienst van de buitenlandse neerlandistiek. We hebben hierop vroeger al met nadruk de aandacht gevestigd. Het is wel merkwaardig, dat de lucht zo vol is van ‘de uitstraling van | |
[pagina 35]
| |
onze cultuur’ en dat men er zo moeilijk toe komt om aan praktische voorstellen ter bevordering daarvan aandacht te verlenen. Een laatste vraag in dit verband. Heeft de Nederlandse en de Belgische overheid in haar terecht lofwaardige politiek om professoren en geleerden, verbonden aan binnenlandse instellingen van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die in hun vakgebied bijzondere prestaties geleverd of een bepaalde anciënniteit bereikt hebben, met een zg. ‘nationale orde’ te onderscheiden, ook plaats gereserveerd aan degenen die de taal en cultuur van het land in het buitenland helpen verspreiden? Wij menen dat hier weinig of niets is vastgelegd en veel aan elk geval afzonderlijk wordt overgelaten, al zijn wij ervan overtuigd dat zulk ‘geval’ dan met de grootste welwillendheid wordt behandeld. Bij zulk een vergelijking tussen binnen- en buitenland zouden we opnieuw geneigd zijn om met een ‘a fortiori’ ten gunste van het buitenland te reageren. Bovendien hoeft er o.i. geen dossier met een kandidatuur voor zulk een onderscheiding voor te liggen, om iets te ondernemen. Het zou precies een aanmoediging voor de buitenlandse neerlandistiek zijn en een erkenning van haar werk als haar beoefenaren wisten dat het binnenland een zo hoge prijs op dit werk stelde. We geven deze bedenkingen andermaal ter overweging aan die lezers van NEM die hieraan wat kunnen doen. wt |
|