Neerlandica extra Muros. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermdVan buiten de murenEuropaDenemarkenOud-Collega H. Schultink (Kopenhagen en Aarhus) schrijft ons: ‘Binnen het kader van de Deens-Nederlandse hooglerarenuitwisseling gaf ik in de tweede helft van september 1974 een reeks gastcolleges aan de Universiteit van Kopenhagen. Het initiatief hiertoe was uitgegaan van drs. Geerte de Vries, lector in het Nederlands aldaar.
In het midden van de jaren twintig, nu bijna een halve eeuw geleden, was de bekende Deense germanist prof. L.L. Hammerich degene | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die bewerkte dat het Nederlands een vaste plaats kreeg in het curriculum van de Kopenhaagse germanistiek. Het deed me dan ook veel goed prof. Hammerich, die mentaal nog altijd bijzonder veerkrachtig is, bij al mijn colleges aanwezig te zien. Bij zijn onderwijs in het Nederlands werd Hammerich aanvankelijk geassisteerd door dr. Martha Muusses, later lector in Uppsala, en vervolgens door drs. Annie Holch Justesen-Spruit. Samen met haar chef publiceerde dr. Muusses in 1930 een Hollandsk Grammatik. Een sterk uitgebreide bewerking van dit uitstekende boek bezorgde mevrouw Holch Justesen in 1952. Nadat het assistentschap was omgezet in een lectoraat, was ik zelf van februari 1951 tot de zomer van 1956 de eerste Nederlandse lector in Kopenhagen. In 1958 werd ik als zodanig opgevolgd door mw. De Vries, die thans in vaste dienst is aangesteld.
Het was voor mij een onverdeeld genoegen te constateren welk een hoge vlucht de studie van het Nederlands in Kopenhagen sinds 1956 onder haar leiding heeft genomen. Opvallend is direct al het grote aantal van de Kopenhaagse studenten die zich op onze moedertaal toeleggen. Het Nederlands blijkt niet alleen een favoriet keuze-onderdeel binnen de studie van het Duits te zijn, velen kiezen ook het Nederlands als zelfstandig bijvak. Het streven is erop gericht de materiële outillage (ruimtelijke voorzieningen, boeken- en bandenbezit) hiermee gelijke tred te laten houden, in zoverre de beschikbare middelen dat tenminste toelaten. De staf telt op het ogenblik vier leden: naast mw. De Vries houdt de Nederlandse lector mw. dra. H. Koedam zich vooral met de letterkunde bezig. Bovendien zijn twee afgestudeerde Denen, de heren J.R. Lilje-Jensen en Gorm Christensen, als part-time assistenten bij het onderwijs betrokken. Het wetenschappelijk werk concentreert zich in belangrijke mate op het schrijven van een tweetalig woordenboek door mw. De Vries met steun van de heer Lilje-Jensen. Het deel Nederlands-Deens is in 1972 bij Van Goor Zonen, Den Haag, uitgekomen: een werk van hoge kwaliteit. Het deel Deens-Nederlands is zo goed als persklaar.
Licht weemoedig dacht ik soms terug aan de veel primitiever omstandigheden waaronder ik - overigens steeds met plezier - zelf twintig jaar geleden mijn taak in Kopenhagen had te vervullen. Vooral het vakmatig isolement gaf wel eens een gevoel van machteloosheid. Een IVN bestond immers nog niet en zelfs de Werkcommissie kwam pas jaren later, in 1961, van de grond. Het enige formele contact dat ik als lector ooit met andere neerlandici buitengaats | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heb gehad, vond plaats tijdens een conferentie van de collega's in Duitsland, onder auspiciën van de Nederlandse ambassade in Bad Godesberg. We schreven toen juni 1956 en ik was op mijn definitieve terugreis naar Nederland... Weemoed is intussen bepaald niet mijn enige reactie op dit bezoek aan Kopenhagen. Veel essentiëler is het verheugend besef dat de Deense hoofdstad met reden beschouwd kan worden als een der belangrijkste pijlers van de neerlandistiek extra muros’.
Wat het woordenboek betreft is er nog meer nieuws uit Kopenhagen. Op de dag waarop deze regels geschreven worden, nl. 3 februari 1975, leverde collega Geerte de Vries de allerlaatste woorden van het Deens-Nederlands deel van haar woordenboek (waarover zij berichtte in NEM-19, blz. 62) bij de uitgever in. Daarmee is een werk dat heel veel tijd en psychische en fysieke inspanning gekost heeft, tot een goed einde gebracht. In een interview, op 7 december 1974 gepubliceerd in het Nederlandse dagblad Het Parool, bekent collega De Vries dat ze in het verleden wel eens een heel jaar niet aan het woordenboek gewerkt heeft, omdat ze het ‘helemaal niet meer zag zitten’. Maar nu is er dan - als dit tweede deel verschenen is - voor het eerst sinds 1826 weer een volwaardig Nederlands-Deens en Deens-Nederlands woordenboek. Want in dat jaar verscheen de enige vorige dictionaire van deze talen - afgezien van zakwoordenboekjes e.d. - geschreven door de taalkundige Jaeger en ‘Woordenboek over de Nederduytsche en Noorweegsche of Deensche Talen’ genaamd. Een gelukwens aan mw. De Vries is dus wel op zijn plaats.
jdr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BRDUniversität Hamburg. Naar wij vernemen, zal mw. dr. A. Hübner haar lectoraat Nederlands aan deze universiteit per 1 maart 1975 neerleggen. Zij krijgt een andere functie binnen de faculteit. Wij danken (oud-) collega Hübner voor alles wat zij gedurende vele jaren voor de neerlandistiek in Hamburg gedaan heeft en wensen haar alle goeds in haar nieuwe werkkring. Het bericht van de vacature is o.a. door de IVN op de gebruikelijke wijze verspreid. jdr
Universität München. Zolang NEM bestaat (althans in gedrukte vorm, de proto-historie van ons tijdschrift is niet in dit mini- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderzoek betrokken) heeft er nog nooit een bericht over het onderwijs in het Nederlands aan de universiteit van München in gestaan. Dat is jammer, want daar zijn, - blijkens een ‘Overzicht Nederlands lektoraat München 1970-74’ - echt wel interessante dingen over te vertellen, al is Nederlands hier geen vak met examen-mogelijkheden. De studenten die het onderwijs volgen - en sommigen doen dat jarenlang - komen uit interesse voor de zaak zelf; zij kunnen hoogstens een getuigschrift krijgen dat bevestigt dat ze Nederlands hebben gevolgd. De lector in de genoemde periode was lic. R. Thomassen; m.i.v. het academisch jaar 1974-'75 werd hij opgevolgd - de universitaire voorschriften stonden geen verlenging van zijn termijn toe - door zijn vrouw lic. D. Thomassen-Dictus, die voordien al Nederlands had gedoceerd aan de universiteit van Regensburg. Het onderwijsprogramma omvatte ‘basiskursussen’ en ‘seminaries met bijzondere accenten’. De eerste bestonden uit 4 lesuren per week voor beginners, 2 à 4 uur voor ‘Fortgeschrittene I’ en 2 uur voor ‘Fortgeschrittene II’. Bij de beginners lag het accent op de gesproken taal (leerboek: Wilmots, Voor wie Nederlands wil leren, met de bijbehorende banden en gelegenheid tot oefenen in het talenpracticum). Bij de gevorderden ging het om uitbouw van de praktische taalbeheersing, zowel mondeling als schriftelijk, actief en passief (brieven schrijven, kranteartikelen lezen, geluidsbanden met gevarieerde opnamen beluisteren). In de tweede cursus voor gevorderden werd meer genuanceerd en gespecialiseerd taalgebruik onder de loep genomen (wetenschappelijke artikelen, kunstkritieken, cabaret, luisterliedjes enz.) De seminaries (2 tot 6 uur per week) vertoonden een grote verscheidenheid per semester. De eerste jaren werd vooral oudere literatuur gelezen: Middelnederlands (hoofse lyriek, Hadewijch, Ruusbroec, Jacob van Maerlant) en 17e-eeuws (Vondel). Het laatste onderwerp werd in het zomersemester van 1973 ingepast in het kader van een seminarie over de poëtica in de baroktijd, geleid door prof. dr. Gerhard Hahn. Maar ook de moderne letterkunde kwam aan bod (Vroman, Bomans, Carmiggelt). In de latere jaren werd in deze seminaries vooral aandacht besteed aan de kennis van land en volk (waarover trouwens ook in de basiscursussen informatie werd gegeven). Zo vermeldde het programma onderwerpen als: ‘Typische trekken van de Nederlandse kultuur’, ‘Het Arabische ongelijk(?): een poging vast te stellen waarom net Nederland zo in Arabische ongenade valt’ (wintersemester 1973-'74!), ‘Het fenomeen Amsterdam: hoe komt het dat Amsterdam zo'n | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijzondere stad geworden is?’ (in dit kader werd ook de provobeweging behandeld) en ‘Regionale verschillen binnen het Nederlandse taalgebied’. Als materiaal werden hiervoor artikelen uit kranten en tijdschriften gebruikt, maar ook algemene werken over Nederlandse geschiedenis en cultuur. Bij deze seminaries tekent de heer Thomassen aan dat ze vooral bedoeld waren ‘om tot een beter beeld over de Nederlanden te komen, en zo ook vertekenende vooroordelen te corrigeren... Er werd geprobeerd in diskussies (die in het Nederlands werden gevoerd) theorieën te beoordelen, opvattingen te relativeren enz. Verscheidene deelnemers maakten de hele cyclus door.’ Uit deze laatste opmerking blijkt wel dat er voor deze vorm van neerlandistiek in het buitenland belangstelling bestaat, wat men zich de laatste tijd in steeds breder kring bewust wordt. We herinneren in dit verband nog eens aan de openingsrede van het Vierde Colloquium (Gent, 1970) door prof. Smit, en aan de opzet van het Vijfde Colloquium, waarin geprobeerd was deze lijn door te trekken. Dat in dit geval een Vlaming blijkbaar zoveel aandacht besteedt aan Noordnederlandse verschijnselen (de actualiteit kan dit toevallig gewenst maken) is meteen een mooi voorbeeld van culturele integratie. Het is te hopen dat mevrouw Thomassen de gelegenheid krijgt deze ‘Thomistische dictie’ ook in haar onderwijs te laten horen. jdr
Universität Munster. Aan een ‘Verslag over de jaren 1973 en 1974’ van het Nederlands instituut aan deze universiteit, ondertekend door prof. dr. J. Goossens, ontlenen wij het volgende: ‘In de jaren 1973 en 1974 is het aantal studenten dat te Münster Nederlands studeert, verder toegenomen. In 1974 waren er voor het eerst in een taalcursus onder leiding van lector Hulsens meer dan 50 studenten. Ook het aantal deelnemers aan de colleges voor gevorderde studenten die Nederlands als eigenlijk studievak hebben gekozen, groeit. Sinds het laatste verslag hebben twee studenten staatsexamen “Gymnasium” en één staatsexamen “Realschule” afgelegd. Verder heeft een student de graad van magister behaald met Nederlands als eerste vak; twee studenten hebben magister-examen afgelegd met Nederlands als tweede vak. De staf van het instituut bestond in 1973 en 1974 uit: Prof. J. Goossens (directeur), Dr. C. Schuppenhauer (Wissenschaftlicher Assistent), Drs. A. Welschen (mit der Verwaltung einer Assistentenstelle beauftragt), lic. E. Hulsens (lector), Mevrouw R. Tessonneau (secretaresse). Dr. Schuppenhauer nam op 30-9-1974 ontslag. Een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opvolger zal eerst in 1975 kunnen worden aangesteld. Uit de door het ontslag van Dr. Schuppenhauer vrijgekomen financiële middelen worden op het ogenblik werkstudenten betaald, die in de bibliotheek werkzaam zijn. In 1974 werd door de Deutsche Forschungsgemeinschaft een aanvraag tot financiering van een wetenschappelijk projekt, een taalatlas van het zuidoosten van het Nederlandse taalgebied met het noorden van het Duitse Rijnland, goedgekeurd. Tot medewerkers aan dit projekt zijn aangesteld: Mevrouw R. Schophaus (wetenschappelijk medewerkster), W. Marguc (wissenschaftliche Hilfskraft). In opdracht van het “Kultusministerium” van Noordrijn-Westfalen werd door een commissie, bestaande uit leden van de universiteiten van Bonn, Keulen en Münster, een projekt van een examen-reglementering (“Prüfungsordnung”) voor het vak Nederlands ingediend, waardoor de studie van dit vak sterker gestructureerd dient te worden. Het door de commissie goedgekeurde voorstel is op enkele details na identiek met het ontwerp dat door het Münsterse instituut was uitgewerkt. Van 30-11 tot 3-12-1973 organiseerde het instituut een studiereis naar Nederland en België (Amsterdam, Rotterdam, Zeeland, Antwerpen, Maastricht) en van 20 tot 23-11-1974 een studiereis naar Nederland (Groningen, Leeuwarden en Friesland, De IJsselsteden). Het doel was filologische projecten van enkele instituten in het ‘moederland’ beter te leren kennen, evenals cultuurhistorische en actuele informatie te verzamelen. Van 21 tot 27-7-1974 werd op het universiteitsbuiten Rothenberge in samenwerking met de Nederduitse afdeling van het Germanistisches Institut en met het Duitse Seminarie van de Rijksuniversiteit te Gent een studieweek over dialectologische problemen georganiseerd. Het verzamelde, op band opgenomen materiaal dient om in een werkcollege de verhouding van de dialecten aan weerskanten van de Nederlands-Duitse grens te bestuderen. De directeur van het instituut hield in de jaren 1973 en 1974 voordrachten te Brussel, Amsterdam, Maastricht, Keulen, Hamburg, Wenen en Leiden. Van zijn hand verscheen in 1974 in Max Niemeyer Verlag te Tübingen een ‘Historische Phonologie des Niederländischen’. Samen met A. van Loey publiceerde hij bij de Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij te Amsterdam ‘Historische dialectologie’.
Argumenten voor een resolutie op de voorbije Berlijnse docentenconferentie. De heer Josef Kempen heeft ter gelegenheid van de bijeenkomst van docenten Nederlands uit het Duitse taalgebied drie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontwerp-resoluties opgesteld waarvan wij niet weten of zij op de conferentie zelf ter sprake zijn gekomen en zo ja, in welke vorm. We nemen ze hierna evenwel graag over omdat wij hopen dat door de publikatie ervan kan worden bijgedragen tot de verbetering van de situatie van het Nederlands als schoolvak in een gedeelte van de Bondsrepubliek:
Josef Kempen legt vooral de nadruk op de wisselwerking schooluniversiteit: ‘ohne Niederländisch-Lehrer keine Studenten, ohne Niederländisch-Studierende keine Lehrer’. wt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DDRUniversität Leipzig. Op uitnodiging van prof. dr. G. Worgt brachten mw. dr. Jo Daan, hoofd van de afdeling Dialectologie van het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde in Amsterdam, en dr. J. de Rooij, medewerker aan deze afdeling en secretaris van de IVN, van 14 tot 18 oktober 1974 een bezoek aan de Nederlandse sectie van de Karl-Marx-Universität om enkele gastcolleges te geven. Mw. Daan hield voordrachten over de onderwerpen ‘Taalsociologische verschillen in oud en nieuw land’ en ‘Een nieuwe visie op Breero’, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dhr. De Rooij sprak over ‘Groter als of groter dan’ en ‘Noord- en Zuidnederlands’. Verder vertoonde mw. Daan nog een aantal dia's van Friesland en de Achterhoek, die zij van de nodige toelichting voorzag. Van de aanwezigheid van dhr. De Rooij, oud-docent in Zweden, maakte collega Worgt (die ook Zweeds doceert) ge- of misbruik door hem voor de Zweedse studenten een praatje te laten houden in het Zweeds. En zo'n kleine dienst aan de scandinavistiek wil een neerlandicus dan wel bewijzen. Voor en na de voordrachten was er ruimschoots gelegenheid tot contact met de medewerkers van prof. Worgt - de dames Schieb, Diersch en Posthuma (een pas aangestelde Nederlandse docente, die niet meer in Docentenlijst nr. XVI kon worden opgenomen) en de heer Lerchner -, met de Poolse germanist-neerlandicus dr. N. Morciniec, die toevallig in Leipzig was, en met enkele studenten. Een informele avondbijeenkomst met de studenten ging om organisatorische redenen niet door. Hoewel het weer - behalve de laatste middag - niet bepaald meewerkte, hebben de bezoekers ook nog aardig wat van stad en land gezien. Ze brachten ook een bezoek aan iemand die misschien wel de merkwaardigste studente in de neerlandistiek ter wereld is: mw. Karin Schuster, die al 14 jaar in een Berlijns ziekenhuis verpleegd wordt. Karin was een van de laatste gevallen van kinderverlamming in de DDR. Een poliomaat heeft de taak van haar longen overgenomen. Collega Worgt bezoekt haar geregeld en houdt schriftelijk contact met haar. Door het onderwijs dat zij op deze manier krijgt, maar natuurlijk vooral door haar enorme wilskracht en volharding, heeft ze zich een bijzonder goede kennis van het Nederlands verworven, die ze ook al praktisch toepast bij lees- en vertaalwerk voor een uitgeverij. Voor iemand die in zulke omstandigheden Nederlands studeert, is het natuurlijk nog veel moeilijker contact te houden met de levende, gesproken taal dan het voor buitenlandse studenten toch al is. Vandaar dan ook dat meer dan één Nederlandstalige gast van prof. Worgt deze heel bijzondere studente van hem bezocht heeft.
jdr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FrankrijkProf. Brachin onderscheiden. Op vrijdag 29 november 1974 werden in de ambtswoning van de Nederlandse Ambassadeur te Parijs, Jhr. mr. J.A. de Ranitz, tijdens een korte plechtigheid gevolgd door een déjeuner, de versierselen uitgereikt behorend bij de rang van Comman- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deur in de Orde van Oranje-Nassau aan prof. dr. Pierre Brachin, hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde en beschavingsgeschiedenis aan de Universiteit van Paris-Sorbonne. Dit gebeurde naar aanleiding van de 60e verjaardag van prof. Brachin (zie NEM-23, blz. 55). Na de toespraak van de Ambassadeur dankte prof. Brachin uitvoerig. In een historisch overzicht in vogelvlucht schetste hij de ontwikkeling van het onderwijs van het Nederlands in Parijs en in Frankrijk in het algemeen, waarbij hij zich duidelijk optimistisch uitliet over de toekomstmogelijkheden van het Nederlands in zijn land. In zijn antwoord betrok hij een aantal van de aanwezigen elk afzonderlijk en uitgebreid; benevens de aanwezige Nederlandse en Belgische Ambassadeurs, ook de heer Sadi de Gorter, Gevolmachtigd Minister en directeur van het Institut Néerlandais, Madame Fernand Mossé van het tijdschrift Etudes Germaniques, zijn collega's aan de Sorbonne Gravier en Castex, zijn oud-leerling en thans collega in Nanterre dr. L. Fessard en anderen. De voorzitter van de IVN woonde de plechtigheid bij. wt
Vierde conferentie van docenten Nederlands in Frankrijk. Op 8 februari 1975 kwamen in het Institut Néerlandais te Parijs voor de vierde achtereenvolgende keer de docenten bij elkaar die in Frankrijk op secundair en hoger niveau Nederlands onderwijzen. De vergadering had plaats onder het voorzitterschap van de heer Sadi de Gorter, gevolmachtigd Minister, Ambassaderaad voor Culturele Zaken en directeur van het Nederlandse Instituut. De conferentie werd bijgewoond door de volgende personen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mw. C. Kirschen, mw. Ch. Lagnel, en de heren Fessard en Merkus hadden zich laten verontschuldigen.
De volgende punten stonden op de agenda:
Sedert 27 januari 1973 waren de docenten Nederlands in Frankrijk niet bij elkaar gekomen, zodat de enkele vergaderuren nauwelijks volstonden om de agenda af te handelen. Wat het eerste hiervoor aangehaalde agendapunt betreft kondigde de voorzitter de oprichting aan van een lectoraat Nederlands aan de Universiteit van Tours. Hierna brachten de onderscheiden docenten bij het hoger onderwijs verslag uit over de situatie van het vak Nederlands aan hun universiteiten. Nadien werd ook het verslag gehoord over het Nederlands | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de Ecole Nationale d'Administration, de Tolkenschool te Parijs en de Ecole des Douanes. Er werd uitvoerig aandacht besteed aan de opleiding van leraren Nederlands voor het m.o. en aan de diverse bestaande mogelijkheden (studieverblijven, beurzen, zomercursussen) om de opleiding van deze leraren te versnellen en te vervolledigen. Interessant was de tussenkomst van de heer Albert Schweitzer, leraar aan het Lycée te Thann bij Mulhouse in het dept. Haut-Rhin. Hij benut de zg. 10 procent waarbij elke leraar om de 14 dagen twee uur dient te besteden aan iets anders dan het gewone programma (bezoek aan musea of fabrieken, sport, zingen in vreemde talen) om gedurende twee uur Nederlands te doceren aan de leerlingen in de 2ième, de lière en de terminale. Hij gebruikt daarbij de bestaande kennis van het Elzassisch dialect dat vaak dichter bij het Nederlands staat dan het Duits om zijn 18 leerlingen Nederlands bij te brengen: de kast = der Schrank, maar in het Elzassisch = der [Koschten]. Wie boeken, grammofoonplaten, tijdschriften, dagbladen of affiches kan missen, kan de heer Schweitzer daarmee een grote dienst bij zijn onderwijs bewijzen. Zijn adres is: Monsieur Albert Schweitzer, Professeur au Lycée de l'Etat, F-68800 Thann. Men hoorde tussendoor ook nog het totaalcijfer van het aantal buitenlandse lectoren in Frankrijk noemen: op dit ogenblik 599 (daarvan zijn er slechts een vijftal die Nederlands doceren, nauwelijks 1 procent, een verhouding die niet in overeenstemming is met die van de bevolking van het Nederlandse taalgebied tegenover het Franse). Het laatste punt was de voorstelling door de heren Fantapié en Van Deth, van de nieuwe Franse vereniging in wording, de ‘Association pour la promotion de la langue néerlandaise en France’, waarvan prof. Brachin het voorzitterschap op zich zou nemen. Wie het Haagse Colloquium in 1967 heeft bijgewoond, weet dat een dergelijk initiatief mij uit het hart gegrepen was. In mijn openingswoord heb ik toen gepleit voor de oprichting van een ‘Société pour la promotion des études néerlandaises en France’.
Er was onder de vergaderende docenten en afgevaardigden van ministeries en ambassades een opgewekte, levendige stemming. Net als in 1973 werd er geluncht (als deze term ook maar iets zegt van wat een Frans déjeuner is) in ‘La petite Chaise’, maar opnieuw is elke gelijkenis met in de Franse neerlandistiek bestaande toestanden louter toevallig. Alleen omwille van de onovertrefbare gastvrijheid in het Institut Néerlandais werd betreurd dat de volgende conferentie (begin 1976) door de Belgische Ambassade zou worden georganiseerd, want nu al kijkt iedereen uit naar wat de volgende bijeenkomst, in een ander kader, zal worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de vooravond van de vergadering had premier Chirac op een lunch voor de Internationale Journalistenunie en de Franstalige persunie (U.I.J.P.L.F.) een lans gebroken voor de uitstraling van het Frans, maar dat gebeurde in een contekst die toch wel hartversterkend was voor hen die in Frankrijk Nederlands onderwijzen: ‘Mais une telle évolution suppose (...) que les Français (...) se mettent à l'écoute du reste de la planète, dans les différents languages qui sont les siens’ en hij vervolgt: ‘Je dis seulement qu'il serait très dangereux pour l'Europe et pour le monde de laisser à ces deux langues (l'anglo-américain et le russe), ou à l'une d'entre elles, le monopole exclusif de tout ce qui touche à la civilisation moderne. Les pays de langue allemande, de langue espagnole, néerlandaise, italienne, portugaise, les pays arabes, le Japon et demain la Chine, ont eux aussi beaucoup à apporter à l'humanité tout entière’.
wt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groot-BrittanniëUniversity of Liverpool. Onder auspiciën van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en de Nederlandse Ambassade in Londen hield prof. dr. A.L. Sötemann uit Utrecht op 14 mei 1974 een gastcollege aan deze universiteit over ‘Non-spectacular modernism’. Hij besprak hierin het werk van Martinus Nijhoff, vooral in verband met dat van T.S. Eliot, en met de gemeenschappelijke principes in het werk van dichters als Baudelaire, Rimbaud, Mallarmé, Valéry, Moréas en Laforgue. Deze voordracht met discussie, die dus niet uitsluitend voor neerlandisten bedoeld was, werd door de toehoorders zeer goed ontvangen, zoals collega Rigelsford in een verslag vermeldt. Wel exclusief neerlandistisch was het kleine en informele seminarie over Nooit meer slapen van W.F. Hermans, waaraan prof. Sötemann ook deelnam. Hij hield een inleiding over deze roman, die daarna ter discussie gesteld werd. Collega Rigelsford vond dit seminarie eigenlijk nog het waardevolste onderdeel van prof. Sötemanns bezoek, al was het alleen maar omdat de studenten nu eens een andere stem dan de zijne over de Nederlandse literatuur konden horen. jdr
University of Newcastle upon Tyne. Aan een verslag, gemaakt door de hieronder genoemde heer D.J.S. Perdok, ontlenen wij het volgende: Terwijl in voorgaande jaren de cursus Nederlands in het Depart- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ment of German and Scandinavian Studies verzorgd werd door de heer A. Ward, M.A. en een ‘language-assistant’, kreeg de afdeling m.i.v. 1 oktober 1973 de beschikking over een formatieplaats voor een lector. Dit was het resultaat van de inspanningen van prof. D.M. Mennie om het onderwijs in het Nederlands te bevorderen, een eerste stap op de weg naar zijn uiteindelijke doel een volwaardige studierichting Nederlands in te stellen, waarmee de afdeling dan alle continentale Germaanse talen zou omvatten: Duits, Nederlands, Zweeds, Deens en Noors. Op de formatieplaats werd de heer D.J.S. Perdok, kandidaat in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de R.U. Groningen benoemd. Het onderwijs, dat vroeger alleen bestond uit een cursus Nederlands voor vierdejaarsstudenten als bijvak bij het hoofdvak Duits, kon nu worden uitgebreid. In het jaar 1973-'74 omvatte het behalve de reeds bestaande bijvakcursus (3 uur per week: grammatica en vertaling Nederlands-Engels; talenprakticum; vertaling Engels-Nederlands): een interfacultaire cursus voor gevorderden, een vrijwillige cursus voor eerstejaars van de hele afdeling, eenzelfde cursus voor tweedejaars en een cursus voor belangstellende leraren en scholieren. De vier nieuwe cursussen bestonden alle uit één uur onderwijs per week, waarin grammatica en vertaling (hoofdzakelijk Nederlands-Engels) werden behandeld. Behalve het uur grammatica en vertaling in de bijvakcursus, dat door de heer Ward werd verzorgd, werd al het onderwijs door de heer Perdok gegeven. Het totaal aantal deelnemers was aanvankelijk ruim 60 en liep later terug tot ongeveer 45. Als leerboeken werden gebruikt: Koolhoven, Teach yourself Dutch, later vervangen door Shetter, Introduction to Dutch (behalve in de laatstgenoemde cursus); verder (niet in alle cursussen): Bird/Shetter, Een goed begin, Gils/Schierbeek, Meesters der Nederlandse vertelkunst na 1945, Lagerwey, Speak Dutch.
De resultaten van het examen, waarvan de opgaven gemaakt waren door de heren Ward en Perdok, waren zeer bevredigend. De heer Perdok hield zich verder bezig met het aanschaffen van boeken voor de bibliotheek, het afnemen van examens voor een avondcursus Nederlands van het Newcastle College of Arts and Technology, het houden van enkele lezingen over Nederland en incidentele vertaalhulp en dergelijke werkzaamheden. Per 1 oktober 1974 is mw. drs. E. Strietman, eveneens uit Groningen, als zijn opvolger benoemd. Het is de bedoeling ook in de toekomst nieuwe lectoren aan te werven in het Nederlands Instituut aldaar, dit in het kader van de bijzondere relatie die toch al tussen de universiteiten van Newcastle en Groningen bestond. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overigens ziet de heer Perdok de toekomst van het Nederlands in Newcastle upon Tyne niet rooskleurig in. Prof. Mennie, de grote voorvechter van het Nederlands, is aan het eind van het academisch jaar 1973-'74 met emeritaat gegaan. De financiële situatie van de Britse universiteiten is sterk verslechterd, zodat uitbreiding van het personeelsbestand - nodig voor de uitbouw van Nederlands tot hoofdvak - de eerstkomende jaren niet te verwachten is. Misschien zal de lectorsplaats t.b.v. de scandinavistiek gebruikt worden. Dit zou des te meer te betreuren zijn omdat de heer Perdok tijdens zijn verblijf duidelijk een ruime belangstelling voor het Nederlands constateerde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ItaliëCollega Meter gepromoveerd. Ons medebestuurslid de heer Meter, lector in de Nederlandse taal en professore incaricato in de Nederlandse letterkunde aan de universiteit te Napels is op vrijdag 10 januari 1975 aan de Rijksuniversiteit te Utrecht gepromoveerd tot doctor in de letteren. Het onderwerp van zijn proefschrift luidde: De literaire theorieën van Daniël Heinsius. Een studie over de klassieke en humanistische bronnen van De Tragoediae Constitutione en andere tractaten (In het Engels: Daniel Heinsius's literary theories. An inquiry into the classical and humanist sources of De Tragoediae Constitutione and other writings). Professor dr. H.L.W. Nelson was promotor. De dissertatie beslaat 647 bladzijden en bestaat ook in een handelseditie bij Uitgeverij Adolf M. Hakkert, Amsterdam. De promotie had cum laude plaats. Bij degenen die de jonge doctor tijdens de druk bezochte receptie kwamen gelukwensen bevonden zich voorzitter, secretaris en penningmeester van de IVN alsook oud-collega mw. drs. Gerda van Woudenberg, mw. drs. J.E. Koch, medewerkster van prof. Meter, benevens mw. mr. E. Talsma van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Onder de ‘binnenlanders’ die de promotie opluisterden bemerkten we prof. em. dr. W.A.P. Smit, prof. dr. H. Schultink en prof. dr. A.L. Sötemann. Van de 11 stellingen bij het proefschrift lagen er enkele duidelijk op het terrein van de literaire theorie, meer bepaald de theorie van de dramatische literatuur, naast enkele andere die de geschiedenis en de cultuurgeschiedenis betroffen. Maar er waren er ook enkele die - zoals dat trouwens met het onderwerp van de dissertatie zelf het geval was - de belangstelling van de historicus Meter voor de letterkunde, en meer bepaald de Nederlandse letterkunde en de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neerlandistiek verraadden. De voorlaatste had en heeft in het bijzonder onze aandacht zozeer dat we ze hier graag overschrijven: ‘De nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten heeft behoefte aan een in een internationale taal gestelde, systematische encyclopedie betreffende Nederland en België’. We hebben reeds aan dr. Meter gezegd dat we zo spoedig mogelijk hierop terug wensen te komen. wt
Bijeenkomst docenten Nederlands in Italië in oktober 1974. Op 22 oktober 1974 werd tijdens de dagen waarop het 70-jarig bestaan van het Nederlands Instituut in Rome werd gevierd, een bijeenkomst van docenten Nederlands aan Italiaanse universiteiten gehouden in het Instituut. Aanwezig waren de dames Inzirillo, Koch, Poli-Laban, Rotsaert en de heren Van Ertvelde, Messina en Elling, deze laatste is leraar Nederlands aan de Internationale School te Varese en voorgedragen als docent aan de universiteit van Milaan. De Nederlandse Ambassadeur in Rome, de directeur van het Nederlands Instituut, twee leden van de Nederlandse afdeling van de gemengde commissie van het Italiaans Nederlands Cultureel Verdrag en mejuffrouw mr. E. Talsma woonden de vergadering bij. Tijdens de bijeenkomst, die een oriënterend karakter had, werden de punten leermiddelen, status en niveau leervak Nederlands en aantallen studenten besproken. De docenten belichtten om beurten de situatie aan hun universiteit.
In Florence, Napels en Rome wordt de SBBS-kursus gebruikt, terwijl de heer Van Ertvelde in Bologna en Padua met de cursus Lagerwey in cassettes werkt. Hij is hierover tevreden. Nederlands is altijd bijvak in de sectie Germaanse talen, vaak een ‘vrijblijvend’ bijvak. Moeilijkheden van materiële aard in Rome, zoals het niet beschikken over een collegelokaal en zeer ongunstige tijden voor de colleges werden uitvoerig besproken. Deze zijn nagenoeg onoplosbaar. Het werd noodzakelijk geacht derde en vierdejaars een jaar in Nederland of België te laten studeren. Gewezen werd op de mogelijkheid van beurzen in het kader van de culturele verdragen van Italië en België en Nederland en van de Rijksuniversiteit te Gent. Ten overvloede werden de beurzen voor de zomercursus Nederlandse taal in Breukelen en Gent genoemd. Gelet op het belang van meer en diepgaand contact, werd er voor gepleit regelmatig, bijvoorbeeld eens per twee jaar een dergelijke bijeenkomst te doen plaatsvinden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands aan de Universiteit te Pavia. Toen Prof. Paolo Ramat van de Universiteit van Pavia in december 1972 lezingen kwam houden aan de Rijksuniversiteit te Gent (zie NEM-20, blz. 41), leek het moment gunstig om hem te suggereren in Pavia, waar hij pas was benoemd, te proberen iets voor het Nederlands te doen, zoals hij voordien al de animator was geweest van het lectoraat Nederlands aan de Universiteit van Cagliari. Collega Ramat heeft die aansporing blijkbaar niet in de wind geslagen, want wij vernemen thans dat Pavia de achtste universiteit in Italië is waar Nederlands wordt gedoceerd. Sedert kort is er als lectrice werkzaam mevrouw Liliane Zucca-Vermeirsch. Zij is geaggregeerde van het lager middelbaar onderwijs in de letterkundige vakken en is laureate i lengue e lettere straniere moderne (Universiteit Pavia, 1974). Zij doceert een beginnerscursus. We hopen in een volgend nummer meer nieuws te kunnen brengen over het Nederlands in Pavia.
wt
Nederlands aan de Universiteit te Perugia. Hiermee stijgt het aantal Italiaanse universiteiten waar Nederlands op het programma staat tot negen. Sedert het begin van het academisch jaar 1974-'75 wordt er op experimentele basis Nederlands onderwezen door mevrouw dr. K.M.G. Alnahdi-Eerdmans, afkomstig uit Vilvoorde in België. Uit een brief van prof. Pierangiolo Berrettoni, directeur van het Istituto di Glottologia aan de Università di Perugia (20 december 1974 aan het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen van het Belgische Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, waarvan afschrift aan de IVN) zijn wij zo vrij de volgende gegevens te lichten: ‘Tot nu toe kunnen (de studenten in de Germaanse filologie)... aan onze fakulteit alleen maar Engels en Duits als Germaanse taal kiezen... en het is moeilijk om op deze basis goede germanisten te vormen. Binnen het kader van het Instituut waarvan ik de leiding heb, hebben we getracht gedeeltelijk en voorlopig deze tekortkoming tegemoet te komen door gedurende dit akademisch jaar een lektoraat Nederlands op te richten... Het lektoraat wordt geleid door Dr. Kitty Eerdmans, die haar doktoraat germaanse filologie hier aan onze universiteit behaald heeft met een proefschrift over de Nederlandse fonetiek en fonologie... De studenten hebben een grote belangstelling getoond voor dit initiatief, en velen hebben zich laten inschrijven, ofschoon het lektoraat Nederlands maar op experimentele basis bestaat. Maar het is gemakkelijk te voorspellen dat de belangstelling nog veel groter zou zijn wanneer het lektoraat standvastig en vooral zelfstandig en officieel zou zijn.’
Van mw. Eerdmans vernamen we dat zij 22 studenten heeft. We | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hopen dat dit nieuwe lectoraat niet lang ‘experimenteel’ moge blijven en brengen in een volgend nummer misschien nadere berichten.
wt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PolenNederlands onderwijs aan de Universiteit van Toruń. Na beëindiging van haar verblijf aan de Rijksuniversiteit te Gent in de zomer van 1974 (zie NEM-23, blz. 77) heeft mw. mgr. Maria Skowrońska van de Universiteit van Toruń eind oktober 1974 van haar universiteit toestemming gekregen tot het organiseren van een cursus Nederlands. Er waren van de aanvang af al onmiddellijk 13 belangstellenden, niet alleen germanisten maar ook een chemicus, een jurist en een kunsthistoricus. Er worden twee uur Nederlands per week gegeven en als leerboek wordt J.G. Wilmots, Voor wie Nederlands wil leren, gebruikt. Er is vrij vlot contact met de Nederlandse en de Belgische Ambassade in Warschau en mw. Skowrońska hoopt erg op degelijke steun van die kant. Zij schrijft het aan haar verblijf in Gent toe dat zij de moed heeft opgebracht om Nederlands te gaan doceren. Zo is dank zij haar initiatief Toruń de derde Poolse universiteit waar Nederlands op het programma staat.
wt
Het Nederlands te Warschau. Tijdens haar studieverblijf aan de Rijksuniversiteit te Gent (zie NEM-22, blz. 16) wordt mw. mgr. Zofia Klimaszewska aan de Universiteit te Warschau vervangen door mw. mgr. L. Stembor van Nederlandse nationaliteit.
wt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TsjechoslowakijeNederlands aan de Karels-Universiteit in Praag. De contacten met mw. dr. Olga Krijtova van de Karlova Universita zijn schaars maar elkeen die tijdens een van de zeldzame keren dat we haar in ons midden mochten hebben (het Brusselse Colloquium van 1964) getuige is geweest van haar enthousiasme, haar onderlegdheid en haar grote liefde voor de Nederlandse taal en letteren, kan zich voorstellen dat het aan de Praagse universiteit, ondanks de geïsoleerde positie van docenten en studenten, prettig Nederlands studeren moet zijn bij mevrouw Krijtova. Dat is ook zo. Onlangs kregen we een brief van haar waaruit wij nu voor onze lezers het volgende lichten: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ik doceer nog steeds aan de Karels Universiteit (Nederlandse letteren), samen met docent dr. Janota, die de taallezingen verzorgt. Wij hebben alleen maar 7 leerlingen en natuurlijk vele belangstellenden, die Nederlands in zogenaamde “vrije taallessen” leren maar niet om als vak te doen. Naast deze aktiviteiten vertaal ik nog steeds. Dit jaar verschijnt mijn vertaling van de “Kleine zielen” (alle vier delen), vorig jaar was het Van oude mensen de dingen die voorbij gaan, De Trein der Traagheid van Daisne en De Metsiers door Claus. Het hoeft niet te regenen, als het maar druppelt’...
wt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZwedenUniversiteit en van Gotenburg en Lund. In Gotenburg hadden zich in het herfstsemester 1974 29 studenten aangemeld voor het examenvak Nederlands, verdeeld over: basiscursus a: 17, basiscursus b: 10 en gevorderdencursus c: 2 studenten. Voor de eerste twee cursussen wordt resp. 9 en 7 uur les gegeven per week, voor een groot deel 's avonds, om het studenten die overdag werken gemakkelijker te maken. Verder zijn er nog een paar studenten die in het kader van hun studie voor het ‘doktorsexamen’ Duits een ‘kleine cursus’ Nederlands volgen. Hier gaat het dus niet om Nederlands als examenvak. Aan de universiteit van Lund bestaat alleen zo'n ‘kleine cursus’. Nederlands als examenvak kan momenteel in Zweden slechts aan de universiteiten van Gotenburg en Stockholm gestudeerd worden en in deze situatie zal in de nabije toekomst wel geen verandering meer komen. In verband met deze ontwikkeling probeert collega Verhaert een deel van Lunds Nederlandse seminariebibliotheek als ‘permanente uitlening’ naar Gotenburg over te brengen. Op die manier verkreeg Gotenburgs seminariebibliotheek ook al de beschikking over de nederlandstalige werken (ca. 200 boeken van Vlaamse auteurs) van de Belgische Ambassade in Stockholm.
jdr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buiteneuropese landenAustraliëUniversity of Melbourne. In NEM-23, blz. 71 berichtten wij, dat collega P.K. King uit Cambridge ‘in de (Australische) wintermaanden van 1974’ als tijdelijk lecturer onderwijs had gegeven aan deze universiteit. Over zijn ervaringen was hij zo vriendelijk voor NEM het volgende op papier te zetten:
‘De snel veranderende sociale en economische situatie in Australië maakt dat de in velerlei opzichten unieke desiderata in de humaniora (met name de sociologie, antropologie en moderne talen) om een buitengewoon pragmatische en flexibele aanpak vragen. Enerzijds schept de wijdverspreide immigratie uit Europa een behoefte aan cursussen in de Griekse, Nederlandse, Italiaanse en Skandinavische talen, naast de bestaande academische belangstelling voor de Germaanse en Romaanse cultuur in het algemeen onder mensen van Europese afkomst. Anderzijds kweekt de economische heroriëntering van Australië sinds het ontstaan van de EEG een belangstelling voor het Aziatische leven.
In Melbourne University hebben het afschaffen van de alleenstaande Nederlandse Honours-cursus en het verlagen van de toelatingskwalificaties voor studenten in de moderne talen deze ontwikkeling - louter toevallig - in de hand gewerkt. Dank zij het grote verschil onder de eerstejaars studenten tussen native speakers en anderen zonder enige taalkundige vooropleiding, is men gedwongen het accent van de vroegere Honours-cursus te verleggen naar de algemene geschiedenis en germanistiek. Dit heeft dan weer in het huidige kader het voordeel, dat het Nederlands in Australisch verband nu tot zijn recht komt als cultuurtaal tussen west en oost en meer specifiek ten opzichte van de ontdekking en geschiedenis van Australië en Indonesië. De bredere basis van de eerstejaarscursus in Melbourne houdt rekening met de zeer uiteenlopende taalkundige competentie van de studenten, zonder, tot nog toe, de taalvaardigheid van de ongeschoolden op te voeren tot een standaard dat ze in of tijdens het tweede jaar op min of meer gelijke voet met de native speakers behandeld kunnen worden. Maar met behulp van een door de heer Donaldson vervaardigde spoedcursus voor aspirant-neerlandici tijdens de zomervacantie en met gebruik van een cursus zoals Levend Nederlands en het daarin verwerkte systeem van zelfinstructie zal dit probleem grotendeels opgelost kunnen worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Monash University (ook in Melbourne) ligt de zaak anders. Daar wordt in het komende jaar een cursus Nederlandse taal en literatuur door professor Michael Clyne aan vierdejaarsstudenten gedoceerd als keuzevak in de Honours-cursus germanistiek (met professor Leslie Bodi als hoofd van het departement), In Canberra heeft prof. Hans Kühn twee cursussen Nederlands onder zijn leiding; de taal en literatuur als bijvak naast het Duits en een leescursus voor hen die in verband met hun Indonesische studies een passieve kennis van het Nederlands willen verwerven.
In deze drie universiteiten is er ongetwijfeld een bemoedigende belangstelling voor het Nederlands, gestimuleerd door een prettige medewerking van de hoofden en docenten in de germanistiek; en de docent uit Cambridge, die een trimester in Melbourne college heeft gegeven, heeft steeds tot zijn verbazing gemerkt, dat het feit dat hij bij de antipoden Nederlands doceerde daar veel minder verwondering wekte dan thuis, d.w.z. in de EEG en 200 mijl van Den Haag!’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IndonesiëUniversitas Indonesia, Jakarta. Van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ontvingen wij bericht, dat drs. H.J. Boukema per 1 september 1974 benoemd is als docent Nederlands aan deze universiteit. Hij is de opvolger van drs. G. Termorshuizen, die eind december 1974 naar Nederland is teruggekeerd. Aan een vroeger door de heer Boukema ingevuld informatieformulier voor de IVN ontlenen we de volgende gegevens over zijn persoon. Hendrik Jan Boukema werd op 27 september 1931 in Leidschendam (Nederland) geboren. Hij studeerde aan de Vrije Universiteit en aan de Universiteit van Amsterdam; aanvankelijk economie, waarin hij in 1952 het kandidaatsexamen aflegde, daarna Nederlandse taal-en letterkunde. In dit vak deed hij in 1961 doctoraalexamen, met als bijvakken geschiedenis en staatsrecht. Hij publiceerde: Skein, documentatie van een school (samen met J.J. Bade), Baarn 1966 en enkele artikelen in het weekblad Vrij Nederland. Na zijn afstuderen was hij tot 1969 docent Nederlands aan het Peter Stuyvesant College te Curaçao, daarna stafdocent taalbeheersing aan de School voor de Journalistiek in Utrecht. Verder berichtte het ministerie ons dat mw. E.J.M. Overbeek per 1 augustus 1974 benoemd is tot docente voor taalvaardigheid aan dezelfde universiteit. Mw. Overbeek is onderwijzeres en is enkele jaren verbonden geweest aan de Nederlandse school in Jakarta. Wij wensen de beide docenten veel succes in hun nieuwe werkkring. jdr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indonesische neerlandici studeren in Leiden. Eind december 1974 kwamen in Nederland vijf studenten uit Indonesië aan die hun studie Nederlands aan de Universitas Indonesia te Jakarta gedurende een jaar zullen voortzetten aan de Rijksuniversiteit in Leiden. De eerste keer dat zoiets gebeurt. De vijf begonnen hun studie in 1970, het jaar waarin de afdeling Nederlandse taal- en letterkunde aan de U.I., Jakarta van start ging. De oprichting van deze afdeling Nederlands kwam tot stand op verzoek van de Indonesische regering en werd gerealiseerd binnen het kader van het Cultureel Accoord tussen Nederland en Indonesië. De leiding berust bij 2 Nederlandse lektoren die geassisteerd worden door Indonesische en Nederlandse docenten. Het Nederlands vormt een probleem voor Indonesië, met name op de Indonesische universiteiten, een erfenis van het koloniaal verledenGa naar voetnoot*. Enorme hoeveelheden kennis over Indonesië, op velerlei gebieden, zijn neergeschreven in het Nederlands. Dat betekent dat voor veel studierichtingen in Indonesië het Nederlands een belangrijke, ja soms de belangrijkste, bronnentaal is. Het Nederlands als bijvak wordt daarom overal in Indonesië aan de universiteiten (en daarbuiten) onderwezen. De docenten zijn oudere Indonesiërs die hun opleiding nog onder de Nederlanders kregen. Maar die oudere generatie sterft snel uit. Nu al zijn er onvoldoende capabele docenten. Het is duidelijk, dat veel onontbeerlijke bronnen vertaald moeten worden in het Indonesisch. Daarmee is trouwens begonnen en we mogen aannemen dat er steeds meer aandacht aan dat vertalen gegeven zal worden (o.a. binnen de wetenschappelijke samenwerking tussen Indonesië en Nederland). Niettemin wordt het een karwei van zeer lange adem, en dat heeft niet alleen te maken met beschikbare geldmiddelen, maar b.v. ook met het feit dat er maar zeer weinig vertalers zijn die zowel het Nederlands als het moderne Indonesisch goed beheersen. De hoofdvakstudie Nederlands aan de U.I. is gericht op de praktische behoeften van het Indonesische wetenschappelijke onderwijs. Een Indonesische neerlandicus moet voldoen aan zeer specifieke eisen: hij moet een docent zijn die het Nederlands als ‘bijvak’ kan onderwijzen, hij moet een bekwaam vertaler zijn, en bovendien zal hij onderzoek moeten kunnen verrichten, b.v. op het terrein van het Nederlands op het Indonesisch en op dat van de z.g. Indisch-Neder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landse letterkunde. Terugkomende op die vijf Indonesische studenten: voor hen is in Leiden een curriculum vastgesteld, dat is afgestemd op de hierboven in het kort aangegeven eisen. Dat curriculum kwam tot stand in samenwerking tussen de sekties Nederlands, Indonesisch en Algemene Taalwetenschap van de R.U. te Leiden. De studenten zullen ook hun skriptie in Nederland voorbereiden. Aan de sociale en studiebegeleiding wordt extra aandacht besteed. Zij zullen tenslotte afstuderen aan de U.I. in Jakarta. Het ligt in de bedoeling dat jaarlijks een kleine groep Indonesische neerlandici in Leiden zullen studeren. Het projekt is omschreven in een programma van samenwerking tussen de U.I., Jakarta en de R.U., Leiden en wordt uitgevoerd op basis van de bepalingen en voorwaarden van het Cultureel Accoord tussen Nederland en Indonesië. drs Gerard Termorshuizen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigde Staten van AmerikaTrinity Christian College, Palos Heights, Illinois. Evenals veel andere colleges in de V.S. heeft ook Trinity College zich genoodzaakt gezien de uitgaven te beperken. Voor mw. E.W. Sikkema, Instructor of Dutch aan dit college, heeft dit betekend dat zij, in plaats van Duits en Nederlands (volledige aanstelling) nu alleen nog Nederlands geeft en wel als volgt: 1974-1975 Nederlands voor beginners; 1975-1976 Nederlands voor gevorderden en elk jaar een ‘tutorial’ voor diegenen die het Nederlands als bijvak hebben gekozen. Ondanks deze teruggang hebben zich toch 32 studenten laten inschrijven als eerstejaars Nederlands. Aan belangstelling voor Nederland en de Nederlandse cultuur ontbreekt het dus niet. Die belangstelling blijkt ook uit het aantal studenten (22) dat zich ook dit jaar weer heeft gemeld om, onder leiding van de heer Stronks, het voorjaar van 1975 voor studie in Nederland door te brengen. jdr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuid-AfrikaUniversiteit van die Oranje-Vrijstaat, Bloemfontein. De heer J.R. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verster, die in 1972 zijn doctorale studie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht voltooid had, is in juli 1974 aan de universiteit van de Oranje-Vrijstaat gepromoveerd tot doctor in de letteren op een proefschrift getiteld Die Metafoor in die Algemene Taal- en Literatuurwetenskap. In september 1974 is dr. Verster bevorderd tot hoogleraar in de afdelingen Nederlandse Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap. Wij feliciteren collega Verster met zijn promotie in twee betekenissen en wensen hem veel succes in zijn nieuwe functie. Twee oud-hoogleraren, te weten prof. W.J. Badenhorst en prof. F.V. Lategan zijn met emeritaat gegaan. De wetenschappelijke staf van het Departement Afrikaans en Nederlands aan deze universiteit bestaat nu uit: prof. dr. J. Verster, prof. dr. G.J. Beukes, prof. dr. C. van Heerden, dr. H.J. Lubbe, C.W. Malan, A.C. Viviers, M.J. Prins, G.J. van Jaarsveld en L.P. van Eeden.
jdr
Bevordering aan de Rhodes-Universiteit te Grahamstad. Dr. W.F. Jonckheere, tot voor kort Lektor aan deze universiteit, werd tot Senior Lektor bevorderd. Wij feliciteren hem graag met deze promotie.
wt
Prof. dr. C.J.M. Nienaber op studiereis in België. Professor Nienaber van het Departement Afrikaans-Nederlands van de Universiteit van Natal in Pietermaritzburg werd in het kader van het Cultureel Akkoord tussen België en Zuid-Afrika uitgenodigd voor een bezoek. Hij heeft samen met zijn vrouw, prof. drs. W. Nienaber-Luitingh, drie weken (van 3 tot 24 november 1974) in de Zuidelijke Nederlanden verbleven, hoofdzakelijk in Brussel, van waaruit zij het hele land hebben afgereisd om bij een ongelooflijk aantal personen en personaliteiten bezoeken af te leggen, musea te zien, opera- en ballet- en toneelvoorstellingen bij te wonen enz., men zou kunnen zeggen een model van een reisprogramma waaraan dan ook heel wat ‘binnenlanders’ als gastvrouwen en -heren hebben meegewerkt. Nauwelijks enkele weken na de terugkeer van prof. en mevrouw Nienaber naar Zuid-Afrika kregen we al langs de post een 7 bladzijden tellend gedetailleerd verslag van zijn reis. Wij wensen geen inbreuk te maken op het vertrouwelijk karakter van dit verslag maar wij veroorloven ons toch uit de ‘los opmerkings’ enkele zinnen te lichten die rechtstreeks met het onderwijs van het Nederlands verband houden: ‘... Dit oortuig 'n mens van die noodsaaklikheid dat oor en weer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
besoeke, met alle middele tot ons beskikking, aangemoedig moet word. En dan, vanuit my eie standpunt en vakgebied, moet ons die universitêre departemente wat Nederlands (en Afrikaans) doseer, beskou as uitstralingshaarde. Dit is byvoorbeeld ontstellend om in Suid-Affika waar te neem, hoeveel dosente verantwoordelik is vir die onderrig van Nederlandstalige werke, sonder dat hulle die Belgiese en Nederlandse lewe en kultuur uit eie ervaring ken. Kennis van Nederlands - en daarby van die Nederlandse letterkunde - is in Suid-Afrika aan die terugloop, net soos kennis van Afrikaans in België onteenseglik aan die verminder is. Wat kan ons daarteen doen? Myns insiens, by herhaling, om uitwisseling ten allen koste te laat toeneem. Veral van jonge dosente in die vak Afrikaans en Nederlands. Hulle kan, terloops, langer as die oueres, die stimulerende invloede wat hulle sal ondergaan, aan andere oordra’. In de rubriek ‘Aanbevelings’ vat prof. Nienaber dit dan ook als volgt samen: ‘... dat dosente van Nederlands, zowel in Suid-Afrika as in België, die geleentheit moet kry om wedersyds besoek af te le. Daar kan op 'n klein skaal begin word, sê maar met één wedersyds per jaar, selfs as so'n besoek net sowat 'n maand duur. Klein begin is beter as nooit begin. Hiervoor kwalifiseer 'n Suid-Afrikaanse dosent van Nederlands wat nog nooit in België was nie, en omgekeerd 'n Belgiese dosent van Nederlands wat nog nooit in Suid-Afrika was nie’.
wt |
|