| |
Van de IVN
Algemene vergadering. De algemene ledenvergadering van de ivn, die volgens de statuten ‘in de regel eenmaal in de drie jaren’ gehouden moet worden, vond voor de eerste keer plaats op 30-8-1973, ten tijde van, maar niet als onderdeel van het Vijfde Colloquium Neerlandicum. Het zou dus onjuist zijn de notulen van deze vergadering af te drukken in het Verslag van het colloquium, het verenigingsorgaan N.e.M. lijkt daarvoor een betere plaats. Voor één onderdeel maken wij een uit- | |
| |
zondering: het driejaarlijks verslag van de secretaris dat op de vergadering werd voorgelezen zal wèl in het colloquiumverslag worden opgenomen. Niet alleen om aan te sluiten bij de traditie - hiertegen zou in te brengen zijn dat er tot 1970 nu eenmaal geen onderscheid gemaakt kon worden tussen algemene colloquiumactiviteiten en specifieke ivn-aangelegenheden, omdat er nog geen ivn bestond - maar ook omdat het de deelnemers aan het colloquium en andere lezers van het gedrukte verslag waarschijnlijk welkom zal zijn een overzicht te krijgen van allerlei activiteiten en gebeurtenissen in de periode tussen de twee laatste colloquia.
Overigens laat de plaatsruimte van N.e.M. natuurlijk niet toe, dat de algemene vergadering wordt verslagen zoals dat in de handelingen van kamerdebatten gebeurt. Wat hier volgt kan slechts een betrekkelijk korte samenvatting van het besprokene zijn.
Nadat de voorzitter dan de vergadering had geopend en een punt aan de toegezonden agenda toegevoegd nl.: regeling rechtspositie Belgische docenten, en nadat de secretaris het driejaarlijks verslag had voorgelezen, was het woord aan de penningmeester voor het uitbrengen van zijn financieel verslag.
Na een ‘historische inleiding’ over de financiering van de activiteiten van de Werkcommissie, gaf dhr. Thomassen een kort overzicht van de cijfers op de begrotingen en de achteraf bij de Belgische en Nederlandse ministeries ingediende declaraties van de ivn over de jaren 1970-1973. De ontvangsten bleken nogal teleurstellend. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te geven: lang niet alle docenten extra muros zijn lid van de ivn, hoewel ze toch allen kunnen profiteren van haar diensten, publikaties en contact-mogelijkheden (per 25-8-1973 telde de ivn 107 gewone leden, 81 buitengewone leden en 17 donateurs), en er is een achterstand in de contributiebetaling (f 760, - over 1972). In 1973 is tot en met juni ontvangen: f 575, - van gewone leden, f 392, - van buitengewone leden en f 30, - van donateurs.
Hoewel de contributies, bijdragen en donaties, zelfs als ze volledig betaald worden, maar een gering percentage uitmaken van het totaal der uitgaven, waarschuwde de penningmeester tegen de opvatting dat deze inkomsten niet de moeite waard zouden zijn. Een behoorlijke contributiebetaling maakt de vereniging sterker tegenover de overheid, die de ivn en voorheen de Werkcommissie steeds in ruime mate financieel gesteund heeft en des te meer geneigd zal zijn deze steun voort te zetten naarmate de leden, de betrokkenen, door regelmatige betaling van hun belangstelling blijk geven.
Naar aanleiding hiervan kwamen er nogal wat opmerkingen en voorstellen uit de vergadering: dhr. King, gesteund door mw. Stoops, vond dat er voor wat betreft het beschikbaar stellen van publikaties door de ivn onderscheid gemaakt moest worden tussen leden en niet-leden.
| |
| |
Dhr. Kirsner stelde voor de contributie te verhogen en het bedrag afhankelijk te maken van het salaris van de betrokkene. Mw. Van der Linden bracht onder de aandacht dat er uit communistische landen geen geld kan worden overgemaakt. Over al deze punten, en over de meest efficiënte manier waarop de leden aan hun betalingsplicht herinnerd kunnen worden, zal het dagelijks bestuur zich beraden. Mw. Baerlecken en dhr. Arendt vonden dat er meer donateurs moesten komen. In verband hiermee vestigen wij er de aandacht op, dat niet alleen personen, maar ook instellingen, dus bv. instituten en afdelingen voor neerlandistiek in binnen- en buitenland, donateur van de IVN kunnen worden, tegen een zelf vast te stellen bedrag per jaar.
Na de koffiepauze was de behandeling van de voorgestelde statutenwijzigingen aan de beurt. Als deze regels in druk verschijnen zullen de leden de gewijzigde versie van de statuten al ontvangen hebben of binnenkort ontvangen; in dit verslag zal daarom kortheidshalve geen aandacht besteed worden aan de wijzigingsvoorstellen die vrijwel of geheel zonder discussie werden goedgekeurd.
De toevoeging van artikel 5: (het lidmaatschap eindigt) ‘c. door het niet geregeld betalen van de contributie’ werd te vaag geacht. Na discussie werd besloten dit te veranderen in: ‘c. door royement’, waarvoor nalatigheid in de contributiebetaling een reden zou kunnen zijn.
Een uitgebreide discussie ontstond over de voorgestelde toevoeging aan art. 9, lid 5, handelend over voorzitter, secretaris en penningmeester: ‘Tenminste één van hen moet de Belgische en tenminste één de Nederlandse nationaliteit hebben’. Door het bestuur van de ivn was deze toevoeging uitsluitend bedoeld om te voorkomen, dat de ivn-top door toevallige ontwikkelingen alléén uit Belgen of alléén uit Nederlanders zou komen te bestaan. Helaas was deze overweging niet expliciet vermeld in de gegeven toelichting. Door een deel van de leden werd de voorgestelde toevoeging blijkbaar opgevat als een poging buitenlanders uit het dagelijks bestuur te weren. Het bestuur werd hierdoor volkomen verrast, te meer omdat er in het afgelopen half jaar - de voorstellen tot statutenwijziging waren op 8-2-1973 aan de leden gezonden - geen enkele reactie was binnen gekomen, terwijl daar uitdrukkelijk om gevraagd was.
Er werd een aantal voorstellen gedaan tot wijziging van de voorgestelde formulering. Over twee amendementen werd gestemd. Het eerste, van dhr. De Villiers, luidende: ‘Tenminste één van hen moet zijn woonplaats in België en tenminste één zijn woonplaats in Nederland hebben’, werd verworpen met 11 stemmen voor, 27 tegen en 1 onthouding. Het tweede amendement, afkomstig van dhr. Schouwvlieger: ‘Minstens één van hen moet van Belgische herkomst, minstens één van Nederlandse herkomst zijn, minstens twee van hen moeten in België of Nederland gevestigd zijn’, werd eveneens verworpen, met een ruime
| |
| |
meerderheid tegen, 3 stemmen voor en 1 onthouding. Het oorspronkelijke voorstel werd tenslotte na twee stemmingen goedgekeurd (eerste stemming: 20 voor, 16 tegen, 5 onthoudingen; tweede stemming: 21 voor, 16 tegen, 6 onthoudingen).
Het voorstel tot wijziging van art. 10, lid 1, waardoor het (gehele) bestuur niet meer eenmaal per jaar, maar eenmaal per drie jaar zou moeten vergaderen, stuitte eveneens op bezwaren. De voorzitter legde uit dat het hier alleen om praktische overwegingen ging: ook in de huidige samenstelling bleek het voor het bestuur al heel moeilijk ieder jaar een geschikte vergaderdatum te vinden. De bestuursleden die niet tot het d.b. behoren werden en worden wel geregeld schriftelijk geraadpleegd. Hij legde een gewijzigde formulering voor: ‘zo mogelijk eenmaal per drie jaar, in ieder geval ter gelegenheid van een colloquium’. Dhr. King diende een amendement in, luidende: ‘tenminste eenmaal per vier jaar, in ieder geval ter gelegenheid van een colloquium’, dat met 13 stemmen voor, 13 tegen en 9 onthoudingen geacht werd te zijn verworpen. Na discussie keerde men terug naar het oorspronkelijk wijzigingsvoorstel: ‘eenmaal per jaar’ wordt ‘eenmaal per drie jaar’, dat met de hakken over de sloot werd aangenomen (18 voor, 17 tegen, 3 onthoudingen).
Het huishoudelijk reglement, dat het volgende agendapunt vormde, werd zonder wijzigingsvoorstellen of stemmingen goedgekeurd.
Over de contributie ontstond weer meer discussie. Het bestuur stelde voor deze tot f 30, - te verhogen. Dhr. Snapper wenste nadere toelichting over de noodzaak hiervan, waarna de voorzitter wees op de voortdurende stijgende kosten, bv. van N.e.M. Ook dhr. Goossens wilde toelichting. Dhr. King wilde een andere structuur, waarin het mogelijk zou zijn voor colloquiumdeelnemers de verschuldigde contributie af te trekken van de reiskostenvergoeding. Verder werd nogmaals gesuggereerd dat het bestuur voorstellen zou uitwerken voor contributiebetaling naar draagkracht. Dhr. Meter stelde voor in de statuten op te nemen, dat het het bestuur vrij staat leden op gemotiveerd verzoek gedeeltelijk te ontheffen van de plicht contributie te betalen. Dhr. Goossens merkte op dat dit nu niet meer mogelijk was: de statutenwijzigingen waren niet meer aan de orde. Hierna werd het voorstel de contributie tot f 30, - te verhogen in stemming gebracht en met 28 stemmen voor, 5 tegen en 3 onthoudingen aangenomen.
Op de mededeling dat er paniek dreigde te ontstaan in de eetzaal - er moest op tijd gegeten worden in verband met het vertrek voor de excursie naar Rotterdam - werd de vergadering, die geduurd had van ca. 9.15 u. tot ca. 12.45 u., met een korte koffiepauze, op dit punt geschorst.
Een nog vrij groot aantal dapperen zette de vergadering om 23.15 u. voort. De voorzitter hield een korte inleiding, waarin hij verklaarde
| |
| |
dat het hem speet op dit uur verder te moeten vergaderen, maar dat dit in verband met de nog niet behandelde agendapunten wel noodzakelijk was. Hij ging ook even in op de ochtendvergadering: Het is altijd jammer als er veel kostbare tijd verloren gaat met discussies over formele kwesties. Het voorstel over de nationaliteit van voorzitter, secretaris en penningmeester was door een aantal leden beslist verkeerd geïnterpreteerd. Besluiten met een zeer geringe meerderheid genomen zijn nooit erg bevredigend. De voorzitter hoopte dat er voor de volgende algemene vergadering een goed gebruik gemaakt kan worden van de mogelijkheid opmerkingen, suggesties en bezwaren van te voren schriftelijk kenbaar te maken.
Daarna werd allereerst de bestuursverkiezing gehouden. De voorzitter deelde mee dat op de kandidatenlijst de naam van prof. dr. J. Goossens vervangen moest worden door die van prof. dr. L.E. Schmitt. Bij nader inzien was gebleken dat het in verband met de uitbreidingsplannen van de neerlandistiek in de Duitse Bondsrepubliek goed zou zijn als dhr. Schmitt - als Duitser - bestuurslid zou blijven; dhr. Goossens ging hiermee geheel akkoord. De voorzitter verklaarde verder dat de penningmeester en hij zelf aanvankelijk van plan waren geweest af te treden; toen echter bleek dat er geen geschikte opvolgers beschikbaar waren, hadden zij zich opnieuw kandidaat gesteld. Dhr. Zaalberg wilde zich terugtrekken omdat hij in de komende periode met emeritaat gaat.
Aangezien er geen tegenkandidaten voorgesteld waren, verklaarde de voorzitter het nieuwe bestuur voor gekozen, wat door de vergadering met applaus onderstreept werd.
Het bestuur van de ivn heeft nu voor de periode 1973-'76 de volgende samenstelling:
prof. dr. W. Thys (Rijsel/Gent), voorzitter |
prof. dr. R.P. Meijer (Londen), ondervoorzitter |
dr. J. de Rooij (Amsterdam), secretaris |
drs. F.P. Thomassen (Den Haag), penningmeester |
prof. dr. D.M. Bakker (vu, Amsterdam) |
prof. dr. M. Rutten (Luik) |
prof. dr. P. Brachin (Parijs) |
drs. J.H. Meter (Napels) |
mgr. S. Prȩdota (Wrocław) |
prof. dr. L.E. Schmitt (Marburg) |
prof. dr. W.Z. Shetter (Bloomington) |
prof. dr. M. de Villiers (Stellenbosch) |
mw. drs. G. de Vries (Kopenhagen) |
Het was de bedoeling onder het hoofd De IVN nu en straks het in de
| |
| |
afgelopen drie jaar gevoerde beleid te bespreken en lijnen uit te zetten voor de activiteiten in de komende periode. Gezien de beschikbare tijd stelde de voorzitter voor, dat de leden die dit wensten schriftelijk zouden reageren. Hij verzocht de aanwezigen in ieder geval de enquête over N.e.M., te vinden in de congresmap, te beantwoorden en bij het secretariaat in te leveren (over de resultaten, zie elders in deze rubriek).
Verder was er gelegenheid tot het maken van opmerkingen. Dhr. Schouwvlieger stelde voor bij het volgende colloquium de ledenvergadering aan het begin te houden. Na een paar dagen doet de vermoeidheid zich gelden.
Dhr. Arendt wilde, nu het Belgisch-Nederlands karakter van de ivn in de statuten veiliggesteld was, graag een uitspraak over het internationale karakter van de vereniging. De voorzitter antwoordde dat er buitenlandse vertegenwoordigers in het bestuur zitting hebben en dat Werkcommissie en ivn ook in het verleden al actief geweest zijn in kwesties als het Nederlands op de scholen in Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. Hij verwees ook naar zijn toespraak op de openingszitting, waarin hij de wens had geformuleerd dat de ‘verzorgende taak’ van de ivn in de toekomst aan een andere, officiële instelling zou kunnen toevallen, waardoor de ivn meer uitgesproken het karakter van een internationale vereniging van neerlandisten zou kunnen krijgen. Dhr. Arendt verklaarde zich hiermee akkoord.
Ter inleiding van het agendapunt Regeling rechtspositie Belgische docenten zei de voorzitter het te betreuren dat een dergelijke regeling nog steeds niet tot stand gekomen was en gaf hij informatie over de activiteiten op dit terrein. Wij verwijzen hiervoor verder naar een afzonderlijk bericht in deze rubriek.
Dhr. Wilmots vroeg of de te ontwerpen regeling ook met terugwerkende kracht zou gelden. Teruggekeerde docenten extra muros die bij het Belgische middelbaar onderwijs zijn gaan werken hebben nadelen ondervonden die niet gelden voor degenen die bij het hoger onderwijs terechtgekomen zijn.
Dhr. Meter deelde mee dat op de vergadering van de ‘zuid-en-oost-mediterrane sectie’ (de docenten uit Italië, Spanje en Roemenië omvattend) gebleken was, dat de rechtspositieregeling voor docenten van Nederlandse nationaliteit, sinds 1970 van kracht, nog niet in werking was getreden. Dhr. Tromp kwam hier later op terug en verklaarde dat dit in ieder geval voor hemzelf gold en ook voor anderen, die hij niet bij naam kende. De voorzitter noemde dit ‘verrassend en ontmoedigend nieuws’.
Verder stelde dhr. Meter vast dat, terwijl Italiaanse docenten in Nederland alle voordelen van de sociale wetgeving genieten en geen enkele hinder ondervinden in hun carrière (ze kunnen hoogleraar worden), dit voor Nederlandse docenten in Italië volstrekt niet geldt.
| |
| |
Sinds 4 jaar worden in Italië alleen arbeidscontractanten benoemd, zonder sociale rechten. Dhr. Van Heusden voegde hieraan toe: als er een lectoraat vacant is wordt het opgeheven. Dhr. Meter stelde voor er bij de commissies voor de culturele akkoorden tussen België/Nederland en Italië op aan te dringen hierin verandering te brengen.
Dhr. Schultink, Nederlands voorzitter van de Subcommissie neerlandistiek in het buitenland, raadde aan over beide kwesties een volledig gedocumenteerd stuk op te stellen en dit toe te sturen aan de heren Thys en De Rooij, leden van deze commissie, aan de ministeries en eventueel aan hemzelf.
De voorzitter vroeg zich af of het niet goed zou zijn de ‘zuid-en-oost-mediterrane sectie’ als werkgroep in de ivn te laten voortbestaan, onder voorzitterschap van dhr. Meter. Dhr. Leclercq dacht dat iets dergelijks ook zin vol zou zijn voor andere taalgebieden en stelde voor hierover een enquête te houden. Waarop dan wel antwoord moest komen, vond de voorzitter.
Tijdens de rondvraag stelde dhr. Arendt voor de ledenkring uit te breiden tot leraren Nederlands aan buitenlandse middelbare scholen (dhr. Van Heusden wees ook op de Belgische en Nederlandse leraren aan Europese scholen) en studenten, bv. één vertegenwoordiger van elke universiteit. De voorzitter antwoordde dat enkele leraren als buitengewoon lid waren uitgenodigd. Een statutenwijziging waardoor het lidmaatschap voor andere categorieën dan de huidige wordt opengesteld kan over drie jaar plaatsvinden.
Dhr. Schmitt wilde graag dat de verhouding van de ivn tot de ivg (Internationale Vereinigung für germanische Sprach- und Literaturwissenschaft) duidelijk gemaakt zou worden. De secretaris antwoordde, dat er op initiatief van de voorzitter van de ivg, prof. Forster (Cambridge), een bespreking gehouden was, waarop binnenkort een tweede zou volgen, met de bedoeling de inbreng van de neerlandistiek in de ivg te vergroten. De secretaris was hierbij aanwezig als vertegenwoordiger van de ivn. De voorzitter merkte op, dat hij met de gang van zaken tot nu toe niet tevreden was.
Verder vroeg dhr. Schmitt of tijd en plaats van de volgende vergadering vastgesteld konden worden. De voorzitter antwoordde hierop dat de colloquia normaal om de drie jaar gehouden worden, zodat het voor de hand lag het volgende colloquium in 1976 in België te organiseren. In 1976 zal het echter 100 jaar geleden zijn dat de eerste Nederlandse cursus aan een Duitse universiteit, nl. in Bonn, gegeven werd. Hij speelde daarom met de gedachte het Zesde Colloquium in Duitsland te doen plaatsvinden. Misschien zou het ook mogelijk zijn het colloquium voor de helft op een andere plaats te houden, bv. in Rijsel.
Tenslotte zei mv. Baerlecken dat ze graag meer vrouwen in het bestuur zou zien, terwijl dhr. Van der Elst vroeg of hij schriftelijk
| |
| |
kritiek op het colloquium mocht uitbrengen, wat hem uiteraard werd toegestaan.
Op 31-8-1973 om 0.45 uur sloot de voorzitter de vergadering.
Bestuursvergadering. Op 1-9-'73, in de ochtend na het Vijfde Colloquium, vond de eerste vergadering van het nieuwe bestuur plaats. Aanwezig waren de bestuursleden (behalve de heren Brachin en Prędota, die het Colloquium niet hadden kunnen bijwonen, en Shetter, die op de laatste dag moest vertrekken), dhr. Zaalberg als lid van het oude bestuur en mw. mr. E. Talsma namens het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. De vergadering duurde van 9.40 uur tot 12.00 uur. De agenda vermeldde de punten: ‘evaluatie Vijfde Colloquium’ en ‘de ‘de toekomst van de ivn’.
Wat het eerste punt betreft kwam naar voren dat de vergaderingen per taalgebied steeds belangrijker blijken te worden, en dat hiervoor voldoende tijd moet zijn op een colloquium. Deze bijeenkomsten zouden trouwens vaker dan eenmaal per drie jaar moeten worden gehouden, zoals in sommige landen al gebeurt. Overwogen zal worden of en op welke manier deze zaak binnen de ivn geïnstitutionaliseerd kan worden, bv. door het oprichten van werkgroepen.
Verder werd er gesproken over de beste indeling van een colloquium-programma, waarop behalve de vergaderingen per taalgebied ook de huishoudelijke vergadering en de bijeenkomst voor het opstellen van de resoluties voldoende ruimte moeten krijgen. Ook de overige onderdelen, kortweg aan te duiden als: taalkunde, letterkunde, didactiek en actualiteiten, alsmede een excursie en vrije tijd, wilde men graag gehandhaafd zien. Een eenvoudiger opzet van de slotzitting werd overwogen.
Ook over de plaats voor het Zesde Colloquium werd van gedachten gewisseld. O.a. werd de nieuwe universiteit van Hasselt voorgesteld, maar hierover bereikte men geen overeenstemming. Het dagelijks bestuur zal hier verder over nadenken en rapporteren.
De tijd blijft ook een moeilijk punt: de eerste week van september (traditioneel tot 1970) en de laatste week van augustus (1973) hebben beide voor- en nadelen.
Sprekend over de toekomst van de ivn kwam men allereerst op de moeilijkheden die er waren geweest om geschikte kandidaten te vinden voor het nieuwe bestuur. Aan de samenstelling van het bestuur voor 1976-'79 zal zo vroeg mogelijk aandacht besteed moeten worden.
Ook het karakter van de ivn: verzorgingsvereniging of wetenschappelijke vereniging?-kwam ter sprake. Evenmin als de andere onderwerpen was dit er een waarover men in tien minuten tot welgeformeerde conclusies komt, zodat het dagelijks bestuur voor zijn komende vergaderingen voorlopig agendapunten genoeg heeft.
| |
| |
Enquête over N.e.M. In de congresmappen van het Vijfde Colloquium bevond zich een gestencild formulier dat de titel droeg ‘Enquête Neerlandica extra Muros’. Sommige deelnemers schijnen het pas na afloop van het colloquium gevonden te hebben, anderen vonden wel het formulier, maar niet de tijd om het in te vullen, weer anderen vonden N.e.M. wel goed zo en een enquête overbodig.
Dat dit laatste geen zelfoverschatting is moge blijken uit de 7 ingevulde vragenlijsten die we wel ontvingen. Op de eerste vraag - over verschijningsritme en -tijd - antwoordden 2 invullers dat ze een hogere frequentie wensten en 5 dat het zo goed was; de tweede vraag - naar het aantal bladzijden - werd door iedereen met ‘goed’, ‘niets op aan te merken’ e.d. beantwoord; voor de derde vraag - wilt u liever veel korte informatie of meer uitgebreide artikelen - geldt eveneens dat men de huidige formule in het algemeen goed vond.
Dit wat de algemene vragen en de antwoorden daarop betreft. Hoewel er tot nu toe maar 7 inzendingen zijn binnengekomen, zijn de waarderingen van de afzonderlijke rubrieken en de andere opmerkingen toch nog zo veelvuldig en gevarieerd dat ze moeilijk in extenso kunnen worden weergegeven. Misschien komen er nog meer formulieren binnen of gevoelen collega's die niet op het colloquium waren de behoefte ons hun op- en aanmerkingen inzake N.e.M. toe te sturen. We wachten dus nog maar even met een eindoverzicht. Eigenlijk hoeft deze enquête nooit als afgedaan te worden beschouwd: een dialoog tussen lezers en redactie van een blad is altijd waardevol. Voorlopig hebben we niet de indruk gekregen dat N.e.M. aan een grondige inhoudelijke verandering toe is. Met de gemaakte en nog te maken opmerkingen zullen we natuurlijk rekening houden.
Dutch Studies. Over dit onderwerp werd voor het laatst geschreven in N.e.M.-19, blz. 56-57. Daar stond o.a.: ‘Als alles gaat zoals het gaan moet, zal het eerste nummer van Dutch Studies verschenen zijn als het Vijfde Colloquium een aanvang neemt’. De lezer heeft misschien al vastgesteld dat het eerste nummer nog steeds niet verschenen is - hoogstwaarschijnlijk ook nog niet als deze regels in druk verschijnen - en dat dus niet alles gegaan is zoals het gaan moet.
Dit is dan ook het geval. De kopij voor het eerste nummer kwam in voldoende hoeveelheid en in redelijk tempo binnen, de vertalingen waren op tijd klaar en het manuscript werd op de af gesproken datum ingeleverd. Helaas ontstonden er daarna moeilijkheden met de uitgeverij waarmee we toen contact hadden. Het heeft geen zin op deze plaats nader op de aard van deze moeilijkheden in te gaan; degenen die nauw bij het wel en wee van Dutch Studies betrokken zijn, hebben we van een en ander op de hoogte gesteld. De pogingen een andere uitgever te vinden werden gelukkig met succes bekroond: de firma Marti- | |
| |
nus Nijhoff verklaarde zich bereid Dutch Studies uit te geven. Maar deze gang van zaken veroorzaakte wel een aanzienlijke vertraging, zodat we nu de verschijning van het eerste nummer pas in januari of februari 1974 tegemoet kunnen zien. Op het moment van schrijven verwachten we de eerste drukproeven.
Is dit een tegenvaller - al had het erger kunnen zijn -, er is ook uitgesproken goed nieuws. De Nederlandse en de Belgische overheid hebben nl. na een positief advies te hebben ontvangen van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen, besloten de vertaal- en reiskosten voor het tweede nummer te subsidiëren. Van de ontvangst van het eerste nummer zal afhangen of deze subsidiëring in de toekomst zal worden voortgezet.
De inhoud van het eerste nummer zal bestaan uit:
Editorial Statement |
Walter Thys, Foreword
Linguistics
J. Goossens, Germanie studies in Germany and their relation to German and Dutch |
H. Schultink, Modern Dutch grammar as a science |
C.F.P. Stutterheim, Accentual relationships as viewed in and used in language |
|
Literature
M.J.M. de Haan, A philological paternity test |
W.A.P. Smit, The Dutch Theatre in the Renaissance - a problem and a task for the literary historian |
Lieven Rens, The project on Renaissance drama at Antwerp |
C.A. Zaalberg, Studies on Hooft, 1947-1972 |
E.M. Beekman, Blue skiff of the soul. The significance of the color blue in Paul van Ostaijen's poetry |
|
History
Walter Thys, J. Huizinga (1872-1945) |
|
Reviews
Martien J.G. de Jong (ed.), Literaire Verkenningen by W.H.J. Vekeman |
Gilbert A.R. de Smet (ed.), Heinric van Veldeken Symposion Gent 23-24 oktober 1970 by D.H. Green |
William Z. Shetter, The Pillars of Society. Six centuries of Civilization in the Netherlands by Charles Wilson |
|
General Information
W. Gobbers, Sources material for the study of Dutch literature. A bibliographical survey |
|
|
| |
| |
Bibliography
P.K. King, English Studies in Dutch 1962-71 |
W. Gobbers, Publications on Dutch language and literature in foreign languages, 1971 |
|
The authors |
|
Wij hopen dat vele collega's extra muros, voor zichzelf en/of voor hun instituut, op Dutch Studies zullen intekenen.
De IVN lid van de F.I.L.L.M. Bij brief van 4 augustus 1973 heeft de heer Stanley C. Aston, secretaris van de Fédération Internationale des Langues et Littératures Modernes aan de secretaris van de ivn meegedeeld, dat het Bureau van de F.I.L.L.M. in zijn vergadering van 9 juli 1973 met algemeenheid van stemmen een resolutie heeft aangenomen ertoe strekkend de ivn tot lidmaatschap van de F.I.L.L.M. toe te laten met ingang van 1 januari 1974. Dit is een zeer verheugend besluit van de talloze contacten die tussen de secretariaten van resp. de IVN en de F.I.L.L.M. in de loop van de voorbije twee jaar zijn gevoerd. De secretaris van de ivn heeft dan ook op 15 augustus 1973 namens het bestuur de F.I.L.L.M. zeer nadrukkelijk bedankt. Niet alleen op het materiële plan biedt de aansluiting bij de F.I.L.L.M. vele voordelen (denken we alleen maar al aan subsidiemogelijkheid bij de unesco voor uitgaven van de ivn, bv. de handelingen van onze Colloquia), maar dit lidmaatschap brengt de neerlandistiek meteen voor een internationaal forum, wat de belangstelling voor onze taal en cultuur in de wereld ongetwijfeld ten goede zal komen. In de toekomst zal de naam van onze vereniging toegevoegd worden aan de volgende lijst van internationale verenigingen, alle lid van de F.I.L.L.M.: Association Internationale d'Etudes Françaises, Studi di Lingua e Letteratura Italiane, Modern Language Association, International Association of University Professors of English, Société Internationale Arthurienne, Association Internationale de Littérature Comparée, Internationale Vereinigung für germanische Sprach- und Literaturwissenschaft, Société de Linguistique Romane, Australasian Universities Language and Literature Association, International Association of Hispanists, International Committee of
Slavists, Association Internationale des Langues et Littératures Slaves, Associacion de Linguistica y Filologia de America Latina, International Association for Scandinavian Studies.
In de toekomst zullen dus ‘individual members in good standing’ van de ivn de internationale congressen van de F.I.L.L.M. kunnen bijwonen. Het eerstvolgende (13de) congres wordt gehouden van 25 tot 29 augustus 1975 aan de Univ. of Sydney in Australië. De aanmeldingstermijn hiervoor werd op 20 september 1973 afgesloten, maar aangezien
| |
| |
wij zelf de 1ste circulaire van het congres pas nadien hebben ontvangen, nemen wij aan dat inschrijvingen nog worden aanvaard. Nadere inlichtingen worden graag door de ivn verstrekt.
Subsidie van de Universitaire Stichting. De Raad van Beheer van de (Belgische) Universitaire Stichting te Brussel heeft tijdens zijn vergadering van 13 juni 1973 besloten aan de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek een subsidie van 50.000 B. frank voor het academisch jaar 1972-73 toe te kennen.
Statusregeling voor Belgische docenten Nederlands in het buitenland. Onder deze titel stelden wij in ons vorig nummer (N.e.M. 20, blz. 42-43) dit netelige probleem aan de orde en wij spraken toen de hoop uit dat er eindelijk iets in beweging zou komen, want, schreven wij: ‘het Vijfde Colloquium nadert met rasse spoed’. Helaas, het Vijfde Colloquium is niet alleen met rasse spoed genaderd, het is, als wij dit schrijven, al meer dan een maand voorbij! En dit zonder dat wij iets nader tot een oplossing zijn gekomen. Of toch wel? Al was het dan een teleurstelling dat er vanaf het podium van het Colloquium door de Belgische regeringsvertegenwoordigers geen enkele ‘hoopgevende’ mededeling werd gedaan (mededeling die ons min of meer toegezegd was), de voorzitter kreeg dan toch ‘in de wandelgangen’ (en die waren er in overvloed) te horen dat er binnenkort op het Ministerie van Nederlandse Cultuur besprekingen over de rechtspositieregeling van de Belgen zullen worden gevoerd. Ten einde bij deze besprekingen zo gedetailleerd en genuanceerd mogelijk te weten waarover men praat, heeft de ivn intussen aan alle buitenlandse docenten van Belgische nationaliteit (een 24-tal) een uitgebreide vragenlijst gestuurd. Op het ogenblik dat dit geschreven wordt beginnen de eerste ingevulde lijsten al binnen te komen.
Vergaderingen van het dagelijks bestuur werden in de verslagperiode gehouden op:
15 maart 1973 (in Den Haag) |
3 mei 1973 (in Kontich; ten huize van de voorzitter) |
7 juni 1973 (in De Leeuwenhorst, Noordwijkerhout) |
Op alle drie de vergaderingen waren het Vijfde Colloquium en de samenstelling van het nieuwe bestuur de voornaamste agendapunten.
De vergaderingen werden bij gewoond door de leden van het dagelijks bestuur (prof. Rutten was op 7 juni verhinderd) en door mw. mr. E. Talsma namens het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (zij kon op 3 mei niet aanwezig zijn).
|
|