| |
| |
| |
Van buiten de muren
Europa
Denemarken
Universiteit van Kopenhagen. M.i.v. 1-9-1973 is als lector Nederlands, speciaal belast met het onderwijs in de literatuur, aan deze universiteit benoemd mw. drs. Herma Koedam, die Nederlands met de bijvakken Kunstgeschiedenis en Deense literatuur gestudeerd heeft aan de universiteit van Groningen. Mw. Koedam werd gekozen uit negen kandidaten, die allen door de ivn op de bestaande vacature opmerkzaam gemaakt waren.
| |
Duitsland (BRD)
Bijeenkomst lectoren Nederlands in de BRD. Van deze bijeenkomst, gehouden in Marburg op 14 en 15 april 1972, ontvingen wij ter gelegenheid van het Vijfde Colloquium een verslag. Hoewel de conferentie dus al geruime tijd geleden plaatsvond, willen we - met het oog op het belang van de besproken onderwerpen - niet nalaten een en ander aan het verslag te ontlenen.
De bijeenkomst was georganiseerd door prof. dr. L.E. Schmitt en lic. Fr. Beersmans en werd als gast bijgewoond door mw. mr. E. Talsma van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, de heer J. Ploeg van de Nederlandse Ambassade in Bonn en mw. Bianchi van de ‘Volkshochschul-Verband’ in Frankfurt. Een deelnemerslijst was niet in het verslag opgenomen.
Het eerste onderwerp dat aan de orde werd gesteld was het plan te komen tot een ‘Volkshochschulzertifikat’ voor Nederlands. Mw. Bianchi gaf informatie over opzet en bedoeling van het certificatenstelsel van de Duitse volkshogescholen, intussen overgenomen door Oostenrijk en Zwitserland. Een certificaat wordt verleend op grond van een examen met centrale opgaven en correctie, dat overal in de drie landen op dezelfde dag en hetzelfde uur wordt afgenomen. De vier klassieke vaardigheden - spreken, verstaan, schrijven, lezen - in functie van de communicatie in de betreffende taal zijn uitgangspunten voor de exameneisen. Een minimum-woordenlijst van ca. 2000 woorden en een lijst van grammaticale structuren moeten tot het geestelijk bezit van de kandidaat behoren.
Er bestond bij de aanwezigen veel belangstelling voor het plan een dergelijk examen met getuigschrift ook voor het Nederlands in te stellen. Het aanzien van het Nederlands als taal en als vak zou erdoor
| |
| |
verhoogd worden en de cursisten (eventueel ook universiteitsstudenten) zouden ermee gediend zijn een officieel erkend certificaat te kunnen behalen. De voorbereiding van een dergelijk project blijkt echter veel werk (dus veel tijd) en veel geld te kosten. Men kan echter gebruik maken van methoden en resultaten die voor andere talen en in andere landen ontwikkeld zijn. Er werd een commissie ingesteld ‘voor het verder nagaan van de mogelijkheden van een certificaat, eventueel in het kader van de vhs-Verband’.
In aansluiting hierop werd gesproken over de mogelijkheden om voor het universitaire Nederlands te komen tot een voor alle universiteiten in de brd geldige studieregeling met afsluitend examen. Voor dit examen zouden algemene, door alle lektoraten over te nemen eisen moeten worden vastgesteld, zodat het ook erkend kan worden. Voorgesteld werd te beginnen met een getuigschrift voor de ‘Grundstufe’ en de voorbereiding hiervan zoveel mogelijk te doen samenvallen met die van het vhs-certificaat.
In Marburg werd ook opgemerkt - en het moge hier nog eens afzonderlijk vermeld worden - dat er ook binnen de ivn plannen bestaan om te komen tot een officieel erkend examen Nederlands voor anderstaligen, met daaraan verbonden getuigschrift, maar dan niet voor één bepaald taalgebied. Voor het eerst is hier suggerenderwijze over geschreven in N.e.M.-15, blz. 90. Dat het onderwerp daarna niet meer in N.e.M. behandeld is, wil nog niet zeggen dat het in de vergeethoek geraakt zou zijn. Binnen het dagelijks bestuur van de ivn en de Subcommissie Neerlandistiek in het buitenland is er verder over gedacht en gesproken. Op het Vijfde Colloquium is er een korte mededeling over gedaan, die aanleiding was tot het aannemen van een desbetreffende resolutie (nr. 9, zie blz. 51). Als ‘laatste nieuws’ kan worden meegedeeld, dat er een werkgroep is gevormd ter bestudering van de problemen in verband met dit examen en getuigschrift, die binnenkort haar eerste bespreking zal hebben.
In deze werkgroep hebben docenten Nederlands aan anderstaligen - met binnen- en buitenlandse ervaring met studenten uit verschillende taalgebieden - en vertegenwoordigers van de Belgische en Nederlandse ministeries zitting. De Duitse inbreng in de discussies zal, gezien het bovenstaande, uiteraard van bijzonder belang zijn.
Verder werd er op de Westduitse lectorenconferentie gesproken over de behoefte aan didactisch materiaal. Documentatie over politieke en maatschappelijke vraagstukken werd zeer belangrijk geacht, alsook grammofoonplaten en banden met opnamen van moderne Nederlandse literatuur en cabaret. Ook bestond er behoefte aan Nederlandstalige kranten.
Ten aanzien van de twee overblijvende onderwerpen kan verwezen worden naar wat hierover eerder in N.e.M. gepubliceerd is. Het betreft
| |
| |
de status van het Nederlands aan de universiteiten in de brd (zie de brief van collega Leclercq in N.e.M.-20, blz. 9-12) en de zomercursus in Hasselt (zie N.e.M.-17, blz. 75-76, N.e.M.-18, blz. 36, N.e.M.-20, blz. 34-35 en dit nummer, blz. 80).
Universität Frankfurt. Als opvolgster van lic. J. Adriaens is tot lector aan deze universiteit aangesteld mw. lic. Margriet Jacobs, die geacht kan worden in één persoon het hele Nederlandse taalgebied te vertegenwoordigen, aangezien zij de Nederlandse en de Belgische nationaliteit heeft. Mw. Jacobs doorliep de lagere school in Jakarta (Indonesië), de humaniora in Antwerpen en de opleiding aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken aldaar, waar zij in 1970 cum laude het licentiaat als vertaalster (Ned., Eng., Duits) behaalde. Zij doceerde Nederlands en Engels aan de volkshogeschool in Frankfurt, en heeft ook een leeropdracht voor Nederlands aan het Dolmetscherinstitut in Saarbrücken.
In Frankfurt geeft zij 10 uur per week onderwijs aan gemiddeld 15 à 20 studenten, waarbij de nadruk ligt op praktische taalbeheersing en moderne letterkunde, terwijl ook aandacht besteed wordt aan geschiedenis en kennis van land en volk. Zij gebruikt Wilmots, Voor wie Nederlands wil leren, ook in het talenpracticum. Het onderwijs wordt geheel in het Nederlands gegeven.
Het Nederlands lectoraat is volledig onafhankelijk. Collega Jacobs schrijft ons dat er ‘tot nu toe geen hoogleraar geweest (is) die enige interesse in onze richting heeft getoond. Het is een vrij wankele positie, die de studenten niet bepaald aanmoedigt dit vak langer dan drie tot vier semesters te blijven doen’.
Universität Köln. Wij ontvingen de bijdragen van het Institut für Niederländische Philologie en de jaarboeken van 1971 en 1972 van deze universiteit. Over enkele zaken die daarin vermeld worden, berichtten wij al in N.e.M.-16, blz. 12-14 en N.e.M.-20, blz. 12. Het lijkt ons echter voor de lezers van dit tijdschrift interessant ook een en ander te vernemen over de zuiver-wetenschappelijke activiteiten die aan dit instituut ontplooid worden.
Allereerst is dat het wetenschappelijk werk van de hoogleraar, prof. dr. P.J.H. Vermeeren, die zich beziggehouden heeft of nog bezighoudt met een aantal onderwerpen, nl.: de voorbereiding van een diplomatische uitgave van de Spelen van Cornelis Everaert en het onderzoek van de Nederlandse handschriften in het historisch archief van de stad Keulen en in de Oostenrijkse nationale bibliotheek in Wenen; een onderzoek van de gedichten van P.C. Hooft voor Constantijn Huygens; een onderzoek van de Alexanderroman van Jacob van Maerlant.
Verder zijn er zes dissertaties in voorbereiding, de (soms voorlopige)
| |
| |
titels geven we hieronder in de taal en de formulering van de jaarboeken:
Gerti Becker, Untersuchungen zu den Quellen der Trinitätsauffassung bei Jan van Ruusbroec; |
Jochem Becker, Niederländische Bildgedichte des 17. Jahrhunderts; |
Heinrich Engelskirchen, Mythologisches bei Hubert Lampo (voorlopige titel); |
Hiltraut Hessenauer, Teil-Edition der Steinfurter Handschrift des niederländischen sog. ‘Merlijn’ zusammen mit literarhistorischen und sprachlichen Untersuchungen zu dieser Handschrift (voorlopige titel); |
Rainer Neukirch, Die Entwicklung der Kulturlandschaft im deutschniederländischen Grenzgebiet (in nauwe samenwerking met het Geografisch Instituut); |
Paul Schrilt, Lanseloet van Denemarken. Diplomatische Ausgabe der Handschrift und der niederländischen und deutschen Drucke. Überlegungen zur Wirkungsgeschichte. |
Tenslotte worden er enkele belangrijke grote aanwinsten van de bibliotheek vermeld. Allereerst de nieuwe uitgave in negen delen van het werk van P.C. Hooft, geschonken door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. En verder: ‘Eine unschätzbare Erweiterung erfuhr die Bibliothek des Instituts dadurch, dass eine umfassende Sammlung der Werke Joost van den Vondels (grösster niederländischer Dichter des 17. Jh.; 1587 in Köln geboren, 1679 in Amsterdam gestorben) und reichhaltiger Sekundärliteratur zu seinem Werk erworben werden konnte. Diese Sammlung soll den Kern eines Dokumentationsapparats zur niederländischen Literatur des 17. Jh. im Rahmen der europäischen Barockforschung bilden. Damit wird ein Vorhaben verwirklicht, das bereits 1965 bei der Errichtung des Lehrstuhls formuliert worden ist’.
Universität Münster. De heer E. Hulsens is sedert november 1972, als opvolger van de heer R. Bloem, belast met het onderwijs in de Nederlandse taal en de moderne Nederlandse literatuur aan het Nederlandse seminarie van de Westfälische Wilhelms-Universität.
Hij werd geboren op 3 augustus 1949 te Mortsel bij Antwerpen en studeerde twee jaar Germaanse filologie te Antwerpen en daarna drie jaar Germaanse filologie en wijsbegeerte te Leuven.
Zijn onderwijsopdracht voor het wintersemester 1973-74 ziet er als volgt uit:
Niederländisch für Anfänger (2 uur) |
Niederländisch für Fortgeschrittene I (2 uur) |
Niederländisch für Fortgeschrittene II (2 uur) |
| |
| |
Lektürekurs I: Moderne niederländische Texte (Belletristik) in deutscher Übersetzung (2 uur) |
Lektürekurs II: Moderne Nederlandse teksten (stripverhalen) (2 uur) |
Proseminar: Voorstudie voor een Nederlands tekstboek voor Duitse scholen (2 uur). |
Universität des Saarlandes. Aan de ‘Niederländische Abteilung am Institut für Übersetzen und Dolmetschen' in Saarbrücken hebben de docenten dr. P. Arntz, de heer M. Scheres en mw. M. Jacobs (zie onder Universität Frankfurt) ongeveer 20 studenten, die tenminste 6 semesters studeren, eventueel na een ‘Vorsemester’ voor beginnelingen die o.a. onderwijs krijgen in het talenpracticum. Aan het instituut moet men twee moderne talen studeren, waarbij Nederlands alleen tweede taal kan zijn. In het algemeen worden de combinaties Frans-Nederlands of Engels-Nederlands gekozen.
In het eerste en tweede semester (7 lesuren) staan elementaire grammatica en idiomatiek centraal, in de volgende twee semesters (9 uur) het vertalen in en uit het Nederlands. In het vijfde en zesde semester moeten de studenten na hun voorexamen kiezen tussen een opleiding voor vertaler of simultaan-tolk.
‘De belangstelling voor Nederlands en de Nederlandse en Vlaamse cultuur’, zo schrijft collega Arntz ons, ‘neemt voortdurend toe, wat o.a. blijkt uit het feit dat de studenten van de “Niederländische Abteilung” te Saarbrücken ook dit jaar weer zo talrijk deelnamen aan vakantiecursussen Nederlandse taal, zoals bv. die in Hasselt’.
| |
Frankrijk
Université de la Sorbonne nouvelle, Paris III. Aan de Ecole Supérieure d'Interprètes et de Traducteurs (esit) is als ‘professeur de néerlandais’ in de ‘section traduction’ benoemd de heer R. Bliek, als opvolger van de heer W. Merkus. De heer Bliek, geboren in 1915, is Nederlander, maar geen nederlandist. Na een opleiding tot metallurgisch ingenieur was hij werkzaam in het bedrijfsleven in Engeland, de landbouw en de verzetsbeweging in Frankrijk, bij het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag en van 1947 tot 1968 op de Nederlandse Ambassade in Parijs.
De cursussen aan de esit duren 3 jaar, waarin 4 uur onderwijs per week gegeven wordt aan 1e-, 2e- en 3e-jaarsstudenten gezamenlijk. Gemiddeld drie studenten per jaar behalen het einddiploma van vertaler, één dat van tolk. De studenten hebben meestal de Belgische of de Nederlandse nationaliteit, soms ook de Franse.
| |
| |
| |
Groot-Brittannië
University College of North Wales, Bangor. Aan deze universiteit is het onderwijs in het Nederlands geïntroduceerd in 1971. Er komt ieder jaar een andere docent; in het studiejaar 1973-'74 is de heer J.K. Saltet hier werkzaam (zoals vermeld in de Docentenlijst nr. XV), zijn voorganger was de heer D. van Rooden.
Aan een brief van laatstgenoemde aan het Ministerie van O. en W., waarvan wij een kopie mochten ontvangen, ontlenen wij het volgende. Nederlands wordt gegeven als keuzevak in het Department of German, andere keuzevakken zijn: Noors, Barokliteratuur en vroeg Nieuwhoogduits, Gotisch en Oudhoogduits.
De tweede-jaarsstudenten krijgen twee uur onderwijs per week, vooral in grammatica (W.Z. Shetter, Introduction to Dutch, A practical grammar) en elementaire tekstverklaring. Voorzover er tijd voor is wordt ook aandacht besteed aan kennis van land en volk. Omdat de studenten na het tweede trimester naar Duitsland vertrekken, om tenminste één trimester aan de universiteit van Tübingen te studeren, moet er in het tweede jaar voor Nederlands nogal hard gewerkt worden.
Het onderwijs in het derde jaar (3 uur per week) is afgestemd op het schriftelijk eindexamen voor de graad B.A., waarvoor vertalingen Nederlands-Engels en Engels-Nederlands, een opstel in het Nederlands over een algemeen onderwerp en een literair essay in het Engels gemaakt moeten worden. Omdat de studenten het Nederlands nog maar in beperkte mate beheersten, koos de heer Van Rooden als literaire teksten korte verhalen. De resultaten in het onderdeel Nederlands maken één achtste uit van de eindwaardering voor het B.A.-examen.
In het studiejaar 1972-73 waren er 4 tweede-jaarsstudenten Nederlands (het jaar daarvoor 16) en 8 derdejaars.
University of Liverpool. Collega Rigelsford van deze universiteit stuurde ons uitvoerige gegevens over het onderwijs in het Nederlands in het academisch jaar 1972-'73.
Het totaal aantal studenten bedroeg 24.
Een cursus voor beginners werd gevolgd door 15 studenten, waarvan de meesten Duits als hoofdvak hadden. Er waren echter ook een studente wijsbegeerte en een studente accountancy, die Nederlands als bijvak hadden gekozen. Drie studenten volgden het onderwijs zelfs zuiver uit belangstelling (dus niet als bijvak). Dit zijn tekenen die erop wijzen dat het Nederlands in Liverpool steeds bekender wordt, zoals collega Rigelsford opmerkt. Deze cursus omvat 4 lesuren per week in de onderdelen: taalbeheersing (waarbij gebruik gemaakt wordt van W. Lagerwey, Speak Dutch, ten dele in het talenpracticum) en moderne literatuur (dit jaar als voorgeschreven lectuur: Slauerhoff, Schuim en as).
| |
| |
Eén studente volgde twee cursussen, nl. Nederlands voor gevorderden (stilistiek, vertalingen enz.) en Nederlandse literatuur (van de Middeleeuwen tot Vestdijk). Deze dame studeert voor de graad B.A. Combined Studies Honours (2 jaar 3 vakken, 1 jaar 1 vak) en heeft in ieder van haar drie studiejaren Nederlands gekozen, tot nog toe als enige. Deze cursussen zijn afgesloten met twee schriftelijke examens van elk drie uur, en met een mondeling examen.
Een cursus Nederlands als keuzevak voor germanisten in hun laatste studiejaar werd door twee studenten gevolgd. De cursus bestond uit twee delen: Nederlands voor gevorderden en moderne literatuur (waarvoor een tiental romans of verhalenbundels als verplichte lectuur werd opgegeven). Een examen van drie uur vormde de afsluiting.
Tenslotte volgden 6 tweedejaars germanisten, die hun Nederlands van het eerste jaar niet wilden vergeten, een geheel vrijwillige vervolgcursus.
De taak van collega Rigelsford werd enigszins verlicht door de aanwezigheid van twee Nederlandse kandidaten in de anglistiek van de universiteit van Groningen, die in Liverpool verbleven met het oog op hun eigen studie, maar door een toelage van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in staat gesteld werden elk twee uur college te geven in de Nederlandse afdeling (vertaling en conversatie).
Een culturele activiteit van deze afdeling was het organiseren van een Nederlandse filmavond op 6-12-1972, waar een viertal Nederlandse documentaires gedraaid werden, als Amsterdam Concerto, Delta Phase I, Vincent van Gogh en Slochteren on the Line, ter beschikking gesteld door de Nederlandse Ambassade in Londen.
University of London, Bedford College. Met ingang van het academisch jaar 1973-1974 is tot 3e lector Nederlands aan deze universiteit benoemd de heer lic. P. Janssens uit Antwerpen. De heer Janssens heeft in Leuven gestudeerd. Hij is benoemd voor drie jaar en zal historische en moderne taalkunde doceren.
University of Sheffield. In aansluiting op de mededelingen over deze universiteit vermeld in N.e.M.-20. blz. 23, ontvingen wij nadere gegevens omtrent de persoon en het onderwijs van de heer G. Newton, lector Duits en Nederlands. De heer Newton werd geboren in 1944, studeerde Duits in Liverpool en specialiseerde zich in de Duitse dialectologie.
Nederlands is in Sheffield een bijvak waarin twee jaar onderwijs wordt gegeven, elk jaar twee uur per week. Het vorig studiejaar waren er ongeveer 20 studenten, die vooral een goede leesvaardigheid als studiedoel hadden. De nadruk in het onderwijs ligt op de moderne taal- en letterkunde, maar ook historische grammatica, dialectologie en
| |
| |
Middelnederlands komen incidenteel aan de orde. Er wordt gebruik gemaakt van W.Z. Shetter, Introduction to Dutch en Lagerwey, Speak Dutch. Het onderwijs wordt gedeeltelijk in het Nederlands gegeven.
| |
Italië
Università degli Studi di Napoli. In N.e.M.-18, blz. 19-20 deelden wij mede dat prof. dr. M.J.G. de Jong van de Facultés Notre Dame te Namen op 3 december 1971 voor het Istituto Orientale te Napels een voordracht had gehouden. Deze is thans in druk verschenen onder de titel ‘La critica letteraria del Novecento nell'area linguistica olandese’ en opgenomen in de Annali (1973, 1, p. 191-209) van het Istituto Orientale di Napoli.
| |
Buiten-Europese landen
Australië
University of Melbourne. De heer drs. G.A. Verheijden, assistant lecturer aan deze universiteit, heeft per 31-1-1973 ontslag genomen. Mw. J. Geursen werd als tijdelijk opvolgster aangesteld. Zij gaf ook onderwijs aan de ‘Summer School of Dutch’, waarvoor zich - waarschijnlijk dank zij een voor de eerste maal geplaatste advertentie in een dagblad - 34 cursisten opgaven.
In het algemeen kan gezegd worden dat de belangstelling voor het Nederlands toeneemt. Vergeleken met afdelingen als Engels en Geschiedenis zal de Nederlandse afdeling echter wel altijd klein blijven. Er werd daarom gevreesd voor de beslissing die de faculteit zou nemen t.a.v. de voortzetting van het professoraat van prof. dr. J. Smit, die op 31-12-1973 met emeritaat gaat. Gelukkig werd besloten een advertentie te plaatsen voor een opvolger van prof. Smit op het niveau van lecturer of senior lecturer.
| |
Indonesië
I.K.I.P., Malang. De heer drs. S. Wojowasito, docent Nederlands aan dit ‘Instituut voor de opleiding van leraren’ en aan de A.B.A. (Akademi Bahasa Asing = Academie voor vreemde talen), schreef ons een brief met bovenaan de vermelding: ‘Onderwerp: Sympathie-betuiging’. Deze gold het Vijfde Colloquium Neerlandicum, waar de heer Wojowasito zelf helaas niet aanwezig kon zijn, omdat hij dit studiejaar werkzaam is als ‘visiting lecturer in Indonesian Studies’ aan de universiteit van Michigan, Ann Arbor, V.S.
| |
| |
Hij constateert vooruitgang in de beoefening van de neerlandistiek in Malang en noemt met name de betere voorziening van studiemateriaal, door de hulp van de Nederlandse Ambassade in Jakarta.
Collega Wojowasito heeft zelf een Nederlands-Indonesisch woordenboek in manuscript voltooid. Het telt 1800 pagina's getypt folio en omvat ca. 60.000 trefwoorden. Over de uitgave wordt onderhandeld.
| |
Maleisië
University of Malaya, Kuala Lumpur. De heer J.Ph. Andel, docent alhier, stuurde ons uitvoerige informatie over het Nederlands onderwijs aan deze universiteit.
In het studiejaar 1972-'73 volgden 53 studenten de cursus van het eerste, 49 die van het tweede jaar. In de jaren daaraan voorafgaande waren deze cijfers: 64-83, 126-64, 76-58, 60-41, 46-51. De heer Andel begon zijn onderwijs in mei 1967; de ontwikkeling ging daarna dus in stijgende lijn tot 1970-'71, waarna een daling inzette. Met name sinds mei 1972 loopt het aantal terug, omdat toen besloten werd voor de studenten van de letteren-faculteit een tweede taal niet meer verplicht te stellen. Ook wordt sinds 1972 erg makkelijk ontheffing verleend van de verplichting de vervolgcursus (2e jaar) te volgen.
Toch is er een grote belangstelling voor de Nederlandse taal, vooral bij de Maleiers. Aanvankelijk waren ca. 50% van de studenten Maleiers, sinds 1972 is dit opgelopen tot 85%. De meeste studenten Nederlands volgen ‘Malay studies’ en hebben dan een basiskennis van het Nederlands nodig voor de studie van klassiek Maleis, Indonesische talen, moderne Indonesische literatuur en de geschiedenis van de Islam. Ook studenten in moderne Aziatische geschiedenis moeten Nederlandse bronnen betreffende Indonesië, India en Malakka kunnen bestuderen. Sommigen willen ook alleen maar een tweede Europese taal leren, al dan niet in de hoop in Europa verder te kunnen studeren.
De studenten hebben 4 uur onderwijs per week, 2 uur college en 2 uur oefeningen in het talenpracticum. De heer Andel noemt het onvoldoende, maar het leerplan staat niet meer toe. Hij maakt gebruik van W.Z. Shetter, Introduction to Dutch, W. Lagerwey, Speak Dutch, en verder van boeken en tijdschriften. De studenten maken dictees en vertalingen en nu en dan een opstel. Verder dan een basiskennis van het Nederlands komen ze niet. Onderwijs in literatuur en cultuur is niet toegestaan.
Collega Andel heeft voor zijn cursussen hulp van mw. E.S. Schutte-Barendrecht als assistente voor het talenpracticum. Mw. Schutte geeft 7 uur per week, de heer Andel tot 1972 16 tot 18 uur, nu 12. Toch worden beiden maar voor 7 uur betaald, ze hebben geen recht op toelagen, medische verzorging enz. Ze worden betaald op uurloonbasis, voor
| |
| |
vrije dagen en vakanties wordt geen salaris uitgekeerd. Alleen omdat hij nog andere bronnen van inkomsten heeft, is collega Andel in staat dit werk te doen.
De in het vooruitzicht gestelde M$ 1000, - per maand voor de post van assistant lecturer aan de National University (Universiti Kebangsaan) in Kuala Lumpur (zie bv. N.e.M.-19, blz. 75) noemt de heer Andel ‘absoluut onvoldoende’.
| |
Verenigde Staten van Amerika
Conferentie over ‘Civilization of the Low Countries’. Van 10 tot 12 april 1973 werd aan de universiteit van New Hampshire, Durham, N.H., een conferentie over taal, literatuur en cultuur van de Lage Landen gehouden. Als ‘conference director’ trad op prof. dr. Marron C. Fort, associate professor voor Duits en Nederlands aan deze universiteit. Het programma vermeldde openingstoespraken door Zijne Excellentie R.B. baron van Lynden, Nederlands ambassadeur in de V.S., en door dr. Thomas Bonner en dr. Eugene S. Mills, resp. president en ‘provost’ van de universiteit.
De conferentie was bedoeld voor ‘specialists in Dutch and Flemish (sic) literature and culture - as well as students and scholars in the related fields of history, art, music, comparative literature and urban studies’. De aan de orde gestelde onderwerpen, die behandeld werden in forumdiscussies, waren:
The importance of the Netherlands and Flanders as a cultural resource; |
The initiation and design of programs in the language and culture of the Low Countries; |
Financial resources: public and private support for programs in Europe and North America; |
The educational system in the Low Countries and the exchange of students and faculty; |
Interdisciplinary cooperation and the program in the civilization of the Low Countries; |
The Low Countries in North America: a view to tomorrow. |
Een telkens terugkerend punt in de discussies vormden de moeilijkheden waarmee de Amerikaanse docenten in de neerlandistiek te kampen hebben. In verband daarmee werd een ‘werkcommissie’ opgericht en werden volgens goed Nederlands gebruik een aantal resoluties aangenomen. De tekst van deze resoluties hebben wij op het moment van schrijven nog niet ontvangen; indien mogelijk zullen wij erop terugkomen in het volgende nummer.
Aan de conferentie werd deelgenomen door: prof. E.M. Beekman,
| |
| |
Univ. of Massachusetts; dr. Philippe Berg, Belgisch Consulaat Generaal, New York; prof. Francis Bulhof, Univ. of Texas; dr. Hans Citroen, Netherland Information Service; prof. Andrew Crichton, gasthoogleraar R.U. Utrecht; prof. Richard Downes, Univ. of New Hampshire; prof. Geart B. Droege, Capital Univ.; dr. Hendrik Edelman, Cornell Univ.; prof. Seymour Flaxman, City Univ. of New York; Charles Fowler, Cornell Univ.; dr. Mary S. Garfinkle, Cornell Univ.; dr. Hemmerechts, Belgische Radio en Televisie, prof. Gunter K.W. Herr, Univ. of New Hampshire; prof. Jean S. Hyland, Univ. of Rhode Island; prof. Kerwin E. Hyland, Univ. of Rhode Island; prof. Frank R. Jacoby, Univ. of New Hampshire; prof. Egbert Krispyn, Univ. of Georgia; prof. Walter Lagerwey, Calvin College; dr. Eugene Mills, Univ. of New Hampshire; dr. Gertrude Reichenbach, Univ. of Pennsylvania; prof. Frans van Rosevelt, Univ. of Michigan; prof. James L. Sherman, Univ. of New Hampshire; prof. William Z. Shetter, Indiana Univ.; dr. Ernest Staes, Belgische Ambassade; prof. Petrus W. Tax, Univ. of North Carolina, Chapel Hill; dr. Hugo Uyttenhove, suny, Cortland; prof. Adriaan Verhulst, R.U. Gent; prof. Laurance Webber, Univ. of New Hampshire.
National Conference on Self-Instruction in Critical Languages. Over deze conferentie, gehouden aan de State University of New York at Buffalo van 7 tot 9 december 1972, ontvingen wij uitvoerige mededelingen van collega Lagerwey, Calvin College, Grand Rapids. Omdat ook het Nederlands tot ‘the so-called critical languages’ behoort, kunnen de resultaten van deze conferentie van belang zijn voor de verbreiding van de studie van onze taal in de V.S.
Er werd gerapporteerd en gediscussieerd over een groot aantal woordenboeken, audiolinguale taalcursussen en leesboeken die in de jaren zestig samengesteld waren, vooral ten behoeve van Amerikaanse overheidsdienaren in het buitenland. Veel van deze cursussen bleken uitstekend geschikt voor zelfstudie, althans voor zeer gemotiveerde studenten met een uitgesproken begaafdheid voor het leren van vreemde talen, die regelmatig gebruik kunnen maken van een talenpracticum of tenminste een bandrecorder en wier uitspraak gecontroleerd wordt door een ‘native speaker’.
Met de studie van het Nederlands op deze manier is nog niet veel ervaring opgedaan: in de laatste tien jaar hebben 1024 studenten in 42 onderwijsinstellingen 113 zelfstudieprogramma's gevolgd, waarvan slechts 4 in het Nederlands. Nederlands staat hiermee op de 21e plaats (van de 26). Prof. Lagerwey, die als examinator van deze studenten is opgetreden is echter enthousiast over de resultaten. Hij beveelt het introduceren van dergelijke cursussen aan Calvin College sterk aan, niet alleen voor Nederlands, zelfs niet alleen voor ‘critical languages’,
| |
| |
maar ook voor talen als Frans, Duits en Spaans. De cursussen hebben bovendien het grote voordeel dat ze naar verhouding heel goedkoop zijn.
University of Michigan, Ann Arbor. De heer F. van Rosevelt, lecturer alhier, bericht ons dat door een bezuinigingsmaatregel aan deze universiteit voor de vakken Gotisch en Nederlands één docent benoemd zal worden. Hierdoor komt er in mei 1974 een einde aan de aanstelling van collega Van Rosevelt.
Hij heeft vier jaar Nederlands aan deze universiteit gedoceerd en in die tijd het aantal studenten, vaak van hoog gehalte, gestadig zien toenemen, zo schrijft hij ons. De bibliotheek bevat nu een verzameling van ca. 35000 boeken betreffende Nederland en België, voornamelijk literatuur en geschiedenis.
Wij betreuren het, vooral voor de heer Van Rosevelt persoonlijk, dat hij zijn werk niet kan voortzetten. Gelukkig betekent dit niet dat het vak Nederlands van deze universiteit zal verdwijnen; er is verzekerd dat dit gehandhaafd zal blijven.
University of Minnesota, Minneapolis. Aan deze universiteit wordt sinds 1971 Nederlands gedoceerd door de heer R.M. Wakefield, assistant professor of Germanic philology and Netherlandic studies. Collega Wakefield is geboren in 1942, heeft de Amerikaanse nationaliteit en studeerde Duits in Darmouth College en aan Indiana University, met als specialisme Duitse literatuur van de middeleeuwen. Aan deze universiteit begon hij in 1965 ook met de studie van het Nederlands bij prof. Shetter.
Nederlands is in Minnesota een bijvak, wat niet wegneemt dat het programma vrij omvangrijk is. De studie is verdeeld over 5 kwartalen, waarvan de eerste drie (8 lesuren per week) besteed worden aan ‘Intensive Dutch: beginning and intermediate’, het vierde aan ‘The Dutch novel since 1800’ en het vijfde aan ‘Dutch drama of the Golden Age’ (beide 3 uur). In de eerste twee kwartalen ligt de nadruk op de praktische taalbeheersing; er wordt gebruik gemaakt van Shetter, Introduction to Dutch, Bird/Shetter, Een goed begin en teksten uit de moderne literatuur. In het derde kwartaal gaat het vooral om geschiedenis en kennis van land en volk; wat de literatuur betreft komen dan ook al de Reinaert, Bontekoe, Wolff en Deken, en Couperus aan de orde. In het vierde kwartaal wordt de letterkunde van Multatuli tot heden behandeld; in het vijfde worden niet alleen Bredero, Huygens, Hooft en Vondel gelezen, maar ook Shetter, The pillars of society en Huizinga, Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw.
In het vorig studiejaar waren de aantallen studenten in de vijf kwartalen achtereenvolgens: 25-15-10-5 2. Het onderwijs wordt ge- | |
| |
deeltelijk in het Nederlands gegeven. Voor het onderwijs in het eerste kwartaal had collega Wakefield vorig jaar de hulp van een ‘teaching assistant’. De belangstelling voor het vak is in de korte tijd dat het bestaat sterk toegenomen.
University of California, Santa Barbara. Van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen vernemen wij dat de cursus Nederlands aan deze universiteit niet voortgezet wordt. De heer dr. W.F. Holtrop, die hier lector Nederlands was, is aan het eind van het academisch jaar 1972-'73 afgetreden wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd en zal niet worden opgevolgd. Het aantal studenten was van ongeveer 20 teruggelopen tot ongeveer 10. Enkelen van hen zouden hun studie voortzetten bij prof. J.P. Snapper, Berkeley.
Bezuinigingsmaatregelen en het niet langer verplicht stellen van een tweede taal als bijvak voor iedere student zijn er de oorzaak van dat het Nederlands aan deze universiteit niet meer onderwezen zal worden.
| |
Zuid-Afrika
Universiteit van Kaapstad. Wij ontvingen een verslag van de werkzaamheden van het Departement van Nederlandse Cultuurgeschiedenis aan deze universiteit over de periode 15-2-'72 tot 31-11-'72.
Wegens het vervallen van alle avondcursussen werden er dit jaar geen 12 maar 8 colleges per week gegeven. Cursus I werd volledig gevolgd door 26 studenten; 25 deden examen en 22 slaagden. Cursus II werd volledig bijgewoond door 13 studenten, die allen met goed gevolg het examen aflegden. Externe examinator was prof. dr. M. de Villiers te Stellenbosch. Eén student werkte aan zijn dissertatie.
De heer Hans Fransen, die benoemd werd tot assistent-directeur van het Zuidafrikaanse Nationale Kunstmuseum, gaf één dag per week college als deeltijdse lector. Met groepjes studenten werden bezoeken gebracht aan verschillende musea, verzamelingen en belangrijke gebouwen.
Het verslag bevat een opsomming van schenkingen aan de leerstoel - in de vorm van geldelijke steun, boeken en tijdschriften of abonnementen daarop - door verschillende instellingen in binnen- en buitenland. Verder een overzicht van de wetenschappelijke werkzaamheden van prof. Bax, die o.a. zijn boek over het oudste Kaapse zilver voltooide en een tentoonstelling inrichtte met als onderwerp: Hollandse en Vlaamse portretkunst van 1600 tot 1900.
De laatste paragraaf van het verslag heeft als titel ‘Het einde van de leerstoel?’ Zoals de lezers van N.e.M. bekend kan zijn (zie N.e.M.-19, blz. 74), bereikte prof. Bax in 1971 de 65-jarige leeftijd. Hij kreeg in 1972 de status van ‘Professor Emeritus’, maar stelde zich nog voor één
| |
| |
jaar beschikbaar, omdat er geen geschikte opvolger gevonden was. Hoewel er ook in 1972 ruime bekendheid gegeven werd aan de vacature (er verschenen advertenties in Nederland, België, Engeland, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika; prof. Bax schreef brieven aan 31 hoogleraren in de geschiedenis of kunstgeschiedenis en stuurde circulaires aan 228 personen en instellingen), was de toestand aan het einde van dat jaar nog ongewijzigd.
Intussen verklaarden prof. dr. M. Bokhorst, mw. L. de Villiers, mw. F. Eastwood en de heer H. Fransen zich bereid om in 1973 de colleges te verzorgen. Maar, aldus het verslag, ‘waarschijnlijk zal de universiteit in 1973 het karakter van de leerstoel veranderen’.
|
|