overheid hebben zich in principe bereid verklaard het Vijfde Colloquium te subsidiëren, al zal in verband met de toestand van der landen financiën zuinigheid moeten worden betracht. Aanbevolen werd het programma te beperken tot drie dagen en één excursiedag, en van de deelnemers een bijdrage in de kosten te vragen.
Er zijn een voorlopig programma en een begroting opgesteld, die met de nodige toelichtingen binnen zeer korte tijd aan het ministerie van O. en W. en het ministerie van Nat. Opv. en Ned. Cult. zullen worden aangeboden. Daarna kan de definitieve beslissing worden genomen en kunnen de concrete voorbereidingen een aanvang nemen.
Het is in dit stadium dus nog niet mogelijk gedetailleerde mededelingen te doen, maar een globaal overzicht van de opzet van het colloquium lijkt ons gewenst.
Het Vierde Colloquium werd gehouden aan de Rijksuniversiteit in Gent en in aansluiting hierop zal het Vijfde zeer waarschijnlijk plaatsvinden in de oudste Nederlandse universiteitsstad, Leiden. De tijd zal de laatste week van augustus zijn, nl. 27-31 augustus 1973. We menen hiermee een voor de meesten gunstiger tijdstip gevonden te hebben dan de traditionele eerste week van september.
Het programma vermeldt uiteraard bekende onderwerpen als Nederlandse taalkunde, Nederlandse letterkunde en didactiek, maar als nieuw element verschijnt de ‘Landeskunde’, hedendaagse cultuur van België en Nederland, of hoe men het wil noemen. De deelnemers aan het Vierde Colloquium zullen zich de rede van prof. Smit tijdens de openingszitting herinneren, waarin hij betoogde dat we de Nederlandse cultuur niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats via de schone letteren aan de man moeten brengen. We zullen proberen op dit colloquium wat meer expliciete aandacht te besteden aan andere aspecten van onze cultuur.
Verder is er naar gestreefd - ook dit volgens de wens van deelnemers aan vorige colloquia - het programma niet al te ‘zwaar’ te maken, zodat er voldoende gelegenheid overblijft voor onderling contact en gedachtenwisseling.
Het programma is zoals gezegd nog maar voorlopig, zodat er nog alle gelegenheid tot inspraak is. Met name op het gebied van de didactiek verwachten wij veel van de deelnemers zelf: zij komen met hun ervaringen en hun problemen, waarvan ze anderen deelgenoot kunnen maken, tot wederzijds voordeel. We hadden gedacht ditmaal ook de binnenlandse docenten Nederlands-als-vreemde-taal aan het woord te laten, zodat er een uitwisseling tot stand kan komen tussen extra en intra muros. Verder zouden er weer werkgroepen per taalgebied kunnen worden gevormd, zoals bij vorige gelegenheden, maar deze formule geven we graag voor een betere. Uw ideeën, voorstellen en aanbiedingen tot medewerking zien we met belangstelling tegemoet.