Het A.B.N. in België en de Nederlandisten extra muros
(rubriek V)
Hoewel onderstaand artikel van Collega Dr. J. de Rooy reeds aan onze docenten werd uitgereikt, c.q. toegezonden, achten wij dit heldere en objectieve betoog ook voor de ca. 800 overige lezers van ons blad van voldoende belang om het te dezer plaatse nog eens op te nemen.
‘Dat het Nederlands een taal is die door 12 miljoen Nederlanders en 5 miljoen Belgen als moedertaal gesproken wordt, daarover zullen alle serieuze nederlandisten het wel eens zijn. Die “extra muros” doen veel moeite dit in het buitenland niet altijd bekende feit in hun onderwijs te benadrukken. Dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de Nederlandse taal zoals die gesproken en geschreven wordt door de Belgen en de Nederlanders, is evenzeer een feit. Ik wil het hier niet hebben over dialect- of volkstaalverschillen, maar me bewust beperken tot de taalverschillen die er bestaan tussen een afgestudeerde in de Nederlandse taal- en letterkunde van b.v. de Utrechtse universiteit en een academicus die Germaanse filologie gestudeerd heeft in b.v. Leuven. Dat deze verschillen er zijn, ook als het gaat om mensen die de Nederlandse taal in het buitenland onderwijzen, kan ieder constateren die zijn oor te luisteren legt op onze colloquia, al verschaft een langduriger en intensiever noord-zuid-contact natuurlijk meer en duidelijker gegevens.
Ten aanzien van deze verschillen kunnen we drie standpunten innemen:
1. | Er zijn twee varianten van het Nederlands, zoals er binnen de Engelse taal een Britse en een Amerikaanse variant bestaan. Dit houdt in dat er een Noord- en een Zuidnederlands ABN zou (moeten) bestaan. We kunnen er voor de praktijk wel van uitgaan dat er een Noordnederlands ABN is, al zijn daarmee niet alle problemen inzake de vraag “Is dat goed Nederlands?” meteen opgelost. Of er een Zuidnederlands ABN is, of het zich ontwikkelt, en of het zich zou moeten ontwikkelen is een veel ingewikkelder kwestie. Maar dit is een probleem dat op de eerste plaats de Nederlandssprekende Belgen aangaat, en als zodanig geen speciaal onderwerp van beraad voor buitenlandse nederlandisten. Als men echter in België voor dit alternatief kiest, heeft dit voor ons wel de praktische consequentie dat we onze buitenlandse studenten moeten leren, dat deze twee varianten bestaan. Een gevolg hiervan zal zijn, dat de buitenlandse universiteiten die het moderne “Zuidnederlands” willen onderwezen hebben, hiervoor geen “Noordnederlander” zullen moeten aanstellen, en omgekeerd. Deze situatie doet zich immers ook voor t.a.v. het Engels. |
2. | Er is maar één ABN, n.l. dat van (Noord)-Nederland. Een gevolg hiervan is, dat alle collega's wier onderwijstaak het moderne Nederlands omvat, dit ABN zullen moeten beheersen. (De vele collega's die alleen onderricht geven in letterkunde, geschiedenis, Middelnederlands enz., kunnen natuurlijk, afgezien van hun persoonlijke kwaliteiten, evengoed van Noord- als Zuidnederlandse herkomst zijn.) Dat het Nederlands aan vele buitenlandse universiteiten door buitenlanders gedoceerd wordt, die het Nederlands als vreemde taal geleerd hebben en dus in de meeste gevallen het ABN ook niet volledig “beheersen”, doet hier niet ter zake. Ieder die met talenonderwijs te maken heeft kent het verschil tussen de vreemdeling en de “native speaker”, al kan de theoretische en wetenschappelijke kennis van de eerste veel groter zijn. Maar juist van de laatsten verwacht men dat ze de te onderwijzen taal in de praktijk volledig beheersen, en met “de taal” kan hier niets anders bedoeld zijn dan “de cultuurtaal” en niet “een dialectische vorm van deze taal”. |