[Neerlandica extra Muros - november 1966]
Het derde Colloquium
Met het oog op de vergadering van de Gemengde Commissie ter Uitvoering van het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag, die midden oktober l.l. zou plaats vinden, werden door de Werkcommissie op 29 september l.l. subsidieaanvragen betreffende het derde Colloquium tot de Ministers van Onderwijs van Nederland en België gericht. Deze aanvragen waren vergezeld van een beschrijving van de geprojecteerde opzet van het colloquium en van een schatting van de kosten die het zou meebrengen.
Ofschoon ons te kennen is gegeven, dat er goede hoop bestaat, dat onze plannen in de door ons voorgestelde vorm zullen worden aanvaard, is de beslissing van de beide ministers ons op dit ogenblik nog niet bekend. Wij hopen deze mede te delen, zodra dit het geval is.
Onze voorstellen zijn in grote trekken de volgende: Duur van het colloquium 4 dagen (5 t/m 8 september 1967), waaraan één excursiedag (9 september) zal worden toegevoegd. Daar tijdens de 4 werkvergaderingen van het Brusselse Colloquium de wetenschappelijke voordrachten niet geheel tot hun recht konden komen, anderzijds de discussies over praktische onderwerpen door de voordrachten vaak op bedenkelijke wijze moesten worden bekort, ten slotte de culturele manifestaties door het te geserreerde programma soms in de verdrukking dreigden te geraken, is de Werkcommissie van mening dat de duur van het derde Colloquium, vergeleken bij die van het tweede, met één dag moet worden verlengd. Er zal door deze opzet ook meer tijd overblijven voor onderlinge kennismaking.
Voorts zijn wij van oordeel dat een aantal voordrachten vooral een oriënterend karakter moet dragen. Wij hebben dus het plan enige specialisten uit te nodigen om te spreken over onderwerpen als: de huidige stand van de nederlandistische wetenschap (zowel taalkundig als literair), de vertalingen van Nederlandse literatuur, moderne leermiddelen en onderwijsmethoden enz. Wij willen de ‘kostbare’ tijd zo min mogelijk besteden aan referaten waarvan men het verslag ook in vaktijdschriften kan lezen.
Het Colloquium moet dus o.i. vooral een informerend karakter dragen.
Wat de aangevraagde reis- en verblijfsfaciliteiten betreft, zijn wij van hetzelfde uitgangspunt uitgegaan als in 1964. We hebben hierom weer verzocht voor alle docenten in Europa en voor één docent-vertegenwoordiger uit de buiten-Europese landen, echter voor twee uit Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.
De Werkcommissie