Neerlandica extra Muros. Jaargang 1965
(1965)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Activiteiten van de WerkcommissieOok wat de activiteiten van de Werkcommissie betreft, heeft het afgelopen redactiejaar in het teken gestaan van het Brussels Colloquium; van de voorbereidingen en de nasleep ervan. Onder de eerstgenoemde zijn eerst de beide Haagse loden van de Werkcommissie en, toen dezen door familieomstandigheden gedwongen werden juist in de critieke maand augustus vacantie te nemen, onze pas uit de Verenigde Staten teruggekeerde Voorzitter bijna bezweken. Doch ons welgeslaagd samenzijn in die weidse omgeving en de ontmoeting met de vele collega's, bekend en nog onbekend, van dichtbij en veraf, heeft ons de gedragen pijnen op slag doen vergeten. En onmiddellijk na het festijn is er een begin gemaakt met de afbraak van tenten en kramen - om de organisatorische afhandeling met ministeries en autoriteiten maar eens oneerbiedig aldus aan te duiden - en voorts met de uitvoering van de tijdens het colloquium naar voren gebrachte suggesties en aangenomen resoluties.
Over de eerstbedoelde werkzaamheden zullen wij hier niet uitweiden. In verband met de laatstgenoemde evenwel is het volgende te noteren: Reeds op 5.10.1964 had er onder voorzitterschap van Drs. M.J.J. van Loosdrecht op het Ministerie van O.K.W. een bespreking plaats tussen het ‘Dagelijks Bestuur’ van de Werkcommissie en enige ambtenaren van de Ministeries van O.K.W. en N.O.C. Ook Prof. Dr. L.E. Schmitt (Marburg) woonde de vergadering bij. Tijdens deze bijeenkomst werden alle resoluties van het Colloquium systematisch aan de orde gesteld. Bovendien werden besproken de uitgave van het Colloquiumverslag, van het ‘Liber Memorialis’, die van ‘Neerlandica extra Muros’, van een Engels-(Frans of Duits-) talig tijdschrift over neerlandistiek, en voorts interne voorzieningen betreffende het secretariaat van de Werkcommissie en van haar samenwerking met NUFFIC. Op verzoek van de Voorzitter van de bespreking werden door de Werkcommissie op 20.10.1964 uitvoerige brieven tot de Ministers van O.K.W. en N.O.C. inzake de onderhavige kwesties gericht. Deze brieven betroffen behalve de genoemde administratieve zaken vooral de in de eerste resolutie genoemde en de tweede resolutie eveneens rakende instelling en samenstelling van een adviescommissie. Daar deze kwestie nog sub judice is, kan er hier nog niets over worden medegedeeld.
Over de in resolutie 3 en 4 uitgesproken wensen betreffende het tot stand komen van een bibliografisch apparaat en van een centraal contactorgaan, dat bemiddeling kan verlenen bij het aanschaffen van antiquarische studiewerken was men algemeen van oordeel, dat hier geen taak voor de overheid ligt. Na een uitvoerige briefwisseling over de eerste aangelegenheid o.a. met de redactie van ‘Delta’, zijn wij bevestigd in onze mening, dat in deze zaak het resultaat moet worden afgewacht van de pogingen die de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren in dit opzicht in het werk stelt (zie beneden). Het laatste belang werd door de secretaris van de Werkcommissie aanhangig gemaakt bij de directie van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Het resultaat is, dat deze principiëel bereid blijkt deze taak ten behoeve van de buitenlandse docenten in de neerlandistiek op zich te nemen. Alleen moet de aanvaarding ervan nog wachten op de benoeming van een ambtenaar-neerlandist, die voor het lopende jaar nog niet is toegestaan. Wij wijzen in dit verhand op twee van de drie resoluties aangenomen door de sectie Bibliotheekwezen van de Veertiende Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren te Den Haag, 16-17 oktober 1964, waaraan op uitnodiging van het Ministerie van N.O.C. door de Voorzitter van de Werkcommissie werd deelgenomen. Deze resoluties, waarin steun verleend wordt aan de neerlandistiek in het buitenland, luiden als volgt: | |
[pagina 10]
| |
Resolutie 1: De Sectie Bibliotheekwezen neemt zich voor zo spoedig mogelijk de begrotingsvoorstellen in te dienen die betrekking hebben op de microreproductie van Middelnederlandse handschriften zowel in binnen- als buitenland aanwezig, op de publicatie van de thans gereedgekomen Nederlandse bewerking van het Vocabularium Bibliothecarii, op het ter beschikking stellen van documentatiemateriaal voor buitenlandse Neerlandici, en op het verder reproduceren van Nederlandse letterproeven uit de 16e en 17e eeuw. Wij zetten na deze inlassing ons kort verslag van de bespreking op het Ministerie van O.K.W. en over de huidige situatie inzake de resoluties voort.
Betreffende de vijfde resolutie van het Colloquium aangaande bijeenkomsten van docenten per taalgebied, werd opgemerkt, dat samenwerking van de Belgische en Nederlandse Ambassades dienaangaande wenselijk is. In de Bondsrepubliek is overleg hierover reeds gaande. Prof. Thys zal deze aangelegenheid voor Frankrijk met de Heer Sadi de Gorter in Parijs bespreken.
Inzake de pensioenregelingen (resolutie 6) zal intern op de departementen worden nagegaan, welke lectoraten in beginsel voor voorzieningen in aanmerking komen. Daarna zal hierover met de Werkcommissie en eventueel met de naar wij hopen in te stellen Adviescommissie contact worden opgenomen.
De wens naar een Nederlandstalige zomercursus (resolutie 7) zal op de volgende bijeenkomst nader worden besproken. Als lid van het hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond wijst de secretaris van de Werkcommissie erop, dat ook de kring van leraren Nederlands in Duitsland en met name zijn leider de Heer H. Combecher, Studienrat aan het Auslandsgymnasium te Steijl (L.), op de oprichting van een zodanige cursus aandringt (zie Neerlandia, 1964, 2). Het hoofdbestuur zal een | |
[pagina 11]
| |
bespreking hierover bij de Minister van O.K.W. aanvragen. Waar de wens naar een Nederlandstalige zomercursus aldus van twee kanten naar voren komt, anderzijds de oprichting van een nieuwe cursus naast de bestaande vooral op het bezwaar stuit, dat de aantrekking van gekwalificeerde leerkrachten tijdens de vacantiemaanden moeilijkheden oplevert, daar vragen wij ons af, of niet de Utrechtse zomercursus, die tot nu toe vooral op Franstaligen was gericht, voor de door ons bepleite doelstellingen zou kunnen worden veranderd. Dit lijkt ons te eerder mogelijk 1o daar ook reeds nu anderstaligen deze cursus bijwonen (volgens de O.K.W.-mededelingen van 31.8.1964 namen aan die van 1964 ook Italianen, Duitsers, Spanjaarden, Engelsen en Amerikanan deel), 2o daar tot de ‘conditions d'admission’ behoort ‘une connaissance suffisante de la langue néerlandaise pour suivre sans trop de difficultés les cours et les conférences’. Deze cursus wordt dus reeds grotendeels in het Nederlands gegeven. Zo groot schijnt de overgang naar een cursus volgens de directe methode, d.w.z. met Nederlands als voertaal, dus niet. Te meer daar een Nederlands docent toch altijd in staat is in geval van nood een leerling in het Engels, Frans of Duits bij te springen.
Behalve de lopende werkzaamheden, die in de vorige nummers van dit blad al eens werden aangeduid (het overleg met de autoriteiten, de dagelijkse correspondentie met onze docenten, de aanvulling van de docentenlijst,Ga naar voetnoot1) van onze documentatie via de vragenlijsten, die van de Centrale Verzameling, de voorbereiding van de redactie van ‘Neerlandica extra Muros’, het schrijven van artikelen over ons werk op uitnodiging van verschillende bladen, enz.) heeft de samenstelling van het Colloquiumverslag veel tijd geëist. Niet alle sprekers bleken hun voordrachten op schrift te hebben gesteld en de discussieverslagen van de rapporteurs waren te summier gehouden en vertoonden te grote lacunes dan dat ze zonder meer voor het verslag gebruikt konden worden. Al deze leemten moesten dus d.m.v. de geluidsbanden, die in opdracht van het Ministerie van N.O.C. van het hele colloquium zijn gemaakt, worden aangevuld. Daar een woordelijke reproductie van een discussie echter evenmin geschikt is uitgegeven te worden, moesten er samenvattingen gemaakt worden, die de essentialia op leesbare wijze weergeven. De teksten van het Verslag - evenals overigens van het ‘Liber Memorialis’ - liggen thans gereed. Het wachten is nog slechts op de toestemming van de beide ministeries ze te laten drukken.
In augustus-september 1964 had er een briefwisseling plaats met Prof. Claudio Calzolari, Directeur van het Tolkeninstituut te Triëste, Dr. J.J. Poelhekke, Cultureel attaché van de Nederlandse Ambassade te Rome en het Ministerie van O.K.W., die het verheugend bovenvermeld resultaat opleverde, dat Mevrouw A.J. Musacchio-Visser 't Hooft op haar post als docente aan genoemd tolkeninstituut teruggekeerd is. Haar salaris volgens de Italiaanse normen wordt gedurende het academisch jaar 1964-'65 door het Ministerie van O.K.W. bekostigd, dat haar tevens een subsidie voor de aankoop van boeken en leermateriaal verstrekt.
In het vorig nummer deelden wij mee, dat de Kultuurraad voor Vlaanderen de Werkcommissie verzocht had haar een lijst van 50 docenten te willen doen toekomen aan wie hij een gratis abonnement op ‘De Spiegel der Letteren’ wilde | |
[pagina 12]
| |
verschaffen. Na zorgvuldige afweging der belangen werd zulk een lijst door ons samengesteld. Hetzelfde gebeurde, toen ons in juni en augustus 1964 gelijksoortige verzoeken van de K.R.V. bereikten, ditmaal betreffende de ‘Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis’ (32 beschikbare gratis abonnementen) en de ‘Leuvense bijdragen’ (48 abonnementen pro Deo disponibel). Uiteraard verheugde het ons zeer aan deze royale geste te mogen meewerken.
Op 15 december 1964 werd nogmaals een poging ondernomen de collega's, die ondanks herhaalde verzoeken daartoe, ons nog steeds geen inlichtingen over hun lectoraat per vragenlijst verstrekten, tot medewerking te bewegen. Helaas zijn er nog steeds een aantal nalatigen. Wij dringen er door deze nogmaals - ook in hun eigen belang - op aan ons niet langer teleur te stellen en ons hun informaties spoedig te doen toekomen.
Op 18 december werden afschriften van de antwoorden der ‘Kultusminister’ van Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen op ons in N.E.M.-3 vermeld rekest van 19.5.1964 en van de reacties van een aantal autoriteiten daarop, toegezonden aan de Nederlandse en Vlaamse culturele instellingen en hoogleraren in de neerlandistiek aan Belgische en Nederlandse universiteiten, die hun adhaesie met dit verzoekschrift hadden betuigd. Wij kunnen er hier slechts van zeggen, dat zowel de toon van de beide antwoorden als die van de bedoelde reacties hoopgevend zijn, al zijn de concrete resultaten voorlopig nog gering. Sommige bladen als b.v. de ‘Leuvense Bijdragen’ besteedden aan het rekest uitvoerig aandacht.
Tenslotte nog de vermelding van een enkele individuele handreiking:
In april 1964 konden wij Drs. R. van de Velde behulpzaam zijn van het Prins Bernhard Fonds een subsidie te verkrijgen, die hem in staat moest stellen voor de Nederlandse bibliotheek te Aarhus het ‘Middelnederlands Woordenboek’ antiquarisch te verwerven. Helaas mislukte deze poging daar er kapitaalkrachtiger kapers op de kust bleken rond te zwerven. Toch gelukte het hem in de plaats daarvan op de betreffende veiling een aantal belangrijke andere werken voor zijn instituut aan te schaffen.
Aan Mevrouw A.C. Gewin-Salm werd op haar verzoek in mei j.l. met het oog op een te organiseren studentenfeest te Heidelberg een opgave van voor Nederland en Vlaanderen representatieve muziek verstrekt, waartoe het advies van de Vereniging ‘Donemus’ te Amsterdam werd gevraagd.
In juni j.l. hadden wij het genoegen, door bemiddeling van Mej. Mr. E. Talsma (Min. O.K.W.), de heren D. Barker M.A. (Liverpool) en A. Ward B.A. (Hons.) (Newcastle upon Tyne) te ontvangen en met hen kennis te maken. Zij bezochten in die maand Nederland, maar waren niet in staat in september het Tweede Colloquium bij te wonen. |
|