Enkele voorlopige conclusies uit de beantwoorde vragenlijsten
Uit de vele - helaas nog lang niet alle (wie de schoen past, trekke hem aan) - intussen binnengekomen ingevulde vragenlijsten zou een belangwekkende bloemlezing samen te stellen zijn. Wij moeten ons beperken, maar willen hier toch enkele feiten vermelden, die ons bij het bestuderen bijzonder getroffen hebben.
Ten eerste blijkt uit de door hoogleraren als Prof. Weevers en Prof. Brachin ter beschikking gestelde gegevens, dat een onderwijs op wetenschappelijk niveau in de Nederlandse taal- en letterkunde aan buitenlandse universiteiten, zeker in naburige landen als Frankrijk en Engeland, wel degelijk mogelijk is en dat er dan ook voldoende belangstelling van de zijde der studenten voor bestaat, zodra er aan een universiteit een leerstoel voor dit vak aanwezig is. Dit is ook de reden, waarom bij onderhandelingen op cultureel gebied met ons derde buurland, Duitsland, als punt van primordiaal belang ons inziens op de stichting van een of meer volwaardige leerstoelen in de neerlandistiek in de Bondsrepubliek moet worden aangedrongen. Het Nederlands onderwijs aan Duitse universiteiten waar uitsluitend lectoraten bestaan, komt nog veel te weinig boven dat van een tolkenschool uit, het draagt nog te zeer een amateuristisch karakter; terwijl het aan die, waar het in de leeropdracht van een hoogleraar in de germanistiek is opgenomen, zich te zeer tot het (vooral oudere) taalkundig gebied beperkt. Gelukkig schijnen er aan een of twee Westduitse universiteiten, Keulen en Münster, plannen in een vrij verre staat van ontwikkeling te bestaan om tot het vurig gewenste resultaat te geraken. Wij wachten de einduitslag ervan met ongeduld af.
Dat er echter ook in verafgelegen landen heel wat te bereiken valt, wanneer het Nederlands onderwijs in dat der germanistiek of anglistiek is ingebouwd en een, zij het bescheiden, maar toch vaste examenpositie inneemt, blijkt uit de antwoorden van Dr. J. Smit en Dr. R.P. Meijer te Melbourne (van die der leerstoelen afgezien, wel een onzer uitgebreidste universitaire instituten in het buitenland), maar ook b.v. uit die van Drs. J.H. Meter te Napels.
Van zeer veel belang voor de positie van de neerlandistiek aan een universiteit kan het ook zijn, als een hoogleraar in de germanistiek of een ander verwant studievak zich levendig en daadwerkelijk voor de Nederlandse taal en cultuur interesseert, zoals dit b.v. met Prof. W.F. Mainland te Sheffield het geval is. Van groot nut voor het niveau van het Nederlands onderwijs aan de universiteiten zou het ten slotte ook zijn, indien op het lesrooster van meer middelbare scholen, althans in de buurlanden, het Nederlands als facultatief of verplicht leervak zou worden opgenomen.
Ten dele als bewijzen of althans voorbeelden van bovenvermelde conclusies, maar nog meer om het algemeen belang, dat zij op zich zelf bezitten, willen wij nu in deze en volgende afleveringen van ‘Neerlandica extra Muros’ een aantal gegevens uit de ingekomen vragenlijsten meedelen, waarbij de bedoeling voorop zal staan vooral aan hier minder bekende voorposten op het gebied der neerlandistiek aandacht te schenken.
+++