Activiteiten
Een en ander betreffende de activiteiten der Werkcommissie
Sedert de oprichting van de Werkcommissie tijdens het Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse Universiteiten op 4 en 5 september 1961 zijn o.a. de volgende activiteiten ontplooid:
1e. | Zoals aan U allen waarschijnlijk bekend, is er in nauwe samenwerking met de NUFFIC en haar vertegenwoordiger, Drs. F.P. Thomassen, een uitvoerig verslag van het Colloquium (77 blz.) opgemaakt, waarin ook het rapport van Dr. Jalink over het Nederlands onderwijs in de Bondsrepubliek en West-Berlijn (44 blz.) was opgenomen. In dit verslag vindt men naast de syllabi der 4 werkvergaderingen, samenvattingen van de gehouden referaten enz., de door het Colloquium aangenomen resoluties die de belangrijkste wensen en besluiten der aanwezigen bevatten. Nadat eerst een voorlopige lijst der docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten was opgemaakt, werd dit verslag in een oplage van 400 exemplaren omstreeks Pasen 1962 toegezonden aan alle betreffende docenten en voorts aan vele instanties, instellingen en personen in binnen- en buitenland, wie het Nederlands onderwijs in den vreemde ter harte gaat. |
2e. | Om een soliedere basis voor onze werkzaamheden te vormen, werd aan het verslag een vragenlijst toegevoegd, waarop wij in een, uitsluitend aan de docenten gericht, begeleidend schrijven nader terugkomen. |
3e. | Zoals slechts aan een aantal collega's bekend kan zijn, bereidt de Werkcommissie ingevolge resolutie 13 van het Colloquium-Verslag een Liber Memorialis betreffende het Nederlands onderwijs aan buitenlandse universiteiten voor. Op 18.7.1962 nodigde de Commissie een 20-tal docenten uit daartoe een overzicht van het universitaire onderwijs in de neerlandistiek in ‘hun’ land te schrijven, terwijl aan enkele andere werd verzocht korte biografieën van enige coryfeeën op ons gebied die aan buitenlandse universiteiten werkzaam zijn of geweest zijn, samen te stellen. Het was de bedoeling deze uitgave in het begin van dit jaar te doen verschijnen. Doch helaas moeten wij met een niet onaanzienlijk uitstel rekening houden, daar van de 24 gevraagde bijdragen er tot op heden slechts 12 zijn ontvangen, hoewel de termijn van inlevering op 1.12.1962 was bepaald. Wij doen hierbij een beroep op onze medewerkers, die hun bijdrage nog niet ingezonden hebben, dit zo spoedig mogelijk te willen doen. |
4e. | Een aardig succes belooft ons in vraag XIV van de vragenlijst vervatte initiatief te worden, dat beoogt een centrale verzameling van de publicaties der neerlandisten buitengaats aan te leggen. Rijke bijdragen hiertoe zonden Prof. dr. A.J. Barnouw (New York), Prof. dr. H.J.J.M. van der Merwe (Pretoria) e.a. Het is de bedoeling U in het volgend nummer van Neerlandica extra Muros een volledige lijst van deze collectie toe te zenden. Tijdens het volgend Colloquium dat waarschijnlijk in het najaar van 1964 in Vlaanderen zal plaats vinden, hopen wij de verzameling te tonen, terwijl wij tevens de mogelijkheid willen openen er in voorkomende gevallen aan onze docenten uit uit te lenen. Door deze bevelen wij deze collectie van harte aan in de belangstelling van de collega's, die ons nog geen exemplaren van hun publicaties toegezonden hebben. Wij zouden het zeer op prijs stellen, indien ook zij een bijdrage wilden leveren. |
5e. | Betreffende de reizende tentoonstelling van illustratiemateriaal op het gebied van de Nederlandse cultuur (zie 8e resolutie van het Colloquium-Verslag en het desbetreffend bericht op blz. 6 van dit blad) hebben de voorzitter, resp. de secretaris voorbereidende besprekingen gehad met de heer G.E.K. Schmook, directeur van het Archief voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen en met Drs. G. Borgers, conservator van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Tijdens deze besprekingen zijn er voorstellen aan de hand gedaan en voorlopige plannen gemaakt die echter binnenkort nog nader moeten worden uitgewerkt en geconcretiseerd. Wij hopen U in een volgend nummer van Neerlandica extra Muros hierover definitieve mededelingen te kunnen doen. |
| |
6e. | Enigszins verwonderd heeft ons de volgende aangelegenheid: Op 3.7.1962 hadden voorzitter, secretaris en de Heer Thomassen, op uitnodiging van de Gemengde Technische Commissie ter Uitvoering van het Cultureel Accoord met België met twee leden dezer Commissie, de Heer B. de Hoogh ('s-Gravenhage) en Prof. Dr. F. Closset (Luik) op het Ministerie van O.K. & W. een bespreking waarin alle resoluties van het Colloquium systematisch werden behandeld. Een resumé van deze bespreking mochten wij U op 20.7.1962 doen toekomen. Eén der belangrijkste punten van bespreking is toen geweest de kwestie van de juridische en financiële status der docenten, waarover wij evenwel te weinig gedifferentiëerde gegevens bleken te bezitten om reeds met uitgewerkte voorstellen te kunnen komen. Derhalve deden wij, eveneens op 20.7.1962, een verzoek aan U allen om nadere inlichtingen hieromtrent uitgaan. Hoewel dit punt tijdens het Colloquium vele collega's hoog bleek te zitten, zijn op dit verzoek slechts 5 antwoorden binnengekomen, waarvan 2 strikt vertrouwelijk. Dit feit bemoeilijkt natuurlijk wel onze voorgenomen actie, al stelt zij ons anderzijds gerust. Wij willen er overigens nog eens de nadruk op leggen, dat niets de Werkcommissie verder ligt dan in deze delicate kwestie haar diensten op te dringen. |
7e. | Met het Colloquium-Verslag zonden wij U toe een lijst van de Nederlandse en Belgische professoren in de neerlandistiek en een van de voornaamste uitgevers van studieboeken in Nederland en Vlaanderen; terwijl wij een lijst onzer docenten aan de laatsten deden toekomen, met het verzoek U geregeld van hun uitgaven op ons vakgebied op de hoogte te willen houden door U hun fondscatalogi en, op aanvrage, presentexemplaren toe te zenden. Hoewel slechts weinige uitgevers ons geantwoord hebben, hopen wij toch dat ons verzoek ten Uwen bate succes heeft gehad. Zo niet, dan vragen wij U bij deze ons dit te willen meedelen. Wij zullen dan nog eens een aanmaning zenden. |
8e. | Een aardig initiatief, dat tegelijkertijd van ons èn van de redactie van ‘Levende Talen’ uitging, was het plan in dit tijdschrift een rubriek ‘Onderwijs in de Neerlandistiek aan buitenlandse Universiteiten’ te openen. In deze rubriek is voor kort als eerste bijdrage onzerzijds een bespreking door de secretaris der Werkcommissie van Pierre Brachins ‘La littérature néerlandaise’ opgenomen, die wij U met dit eerste nummer van Neerlandica extra Muros toezenden. |
9e. | De ‘personele unie’, die er tussen de Werkcommissie en de redactie van ‘Neerlandia’, het orgaan van het Algemeen Nederlands Verbond, in de persoon van Dr. Jalink bestaat, heeft geresulteerd in een verzoek aan een aantal onzer docenten, in genoemd blad in populaire vorm het een en ander over hun onderwijs en ervaringen te vertellen. In dit kader zijn reeds in oktober 1962 en in januari 1963 interessante geïllustreerde artikelen van Drs. J.H. Meter (Napels) en Prof. Dr. C. van Heerden (Turfloop, Zd. Afrika) verschenen, terwijl in februari en maart 1962 bijdragen van Dr. Jalink over het Nederlands onderwijs in de Bondsrepubliek en West-Berlijn werden opgenomen. |
10e. | Ten slotte nog een belangrijke kwestie: uit de binnengekomen vragenlijsten blijkt, dat nog steeds lang niet alle docenten een subsidie ter ondersteuning van hun seminarie-bebliotheek van het Ministerie van O.K. & W. of de regelmatige boekenzendingen van de Kon. Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde ontvangen. Wij herinneren er U nog eens aan, dat van de zijde van het Ministerie van O.K. & W. er tijdens het Colloquium op gewezen werd, dat de aanvragen daartoe - althans die aan het Ministerie - niet door de Werkcommissie, doch door de hoogleraren en lectoren zelf moeten worden ingediend en dat zulke aanvragen een grote kans maken te zullen worden toegestaan. Het adres van de eerstgenoemde instantie is: Nieuwe Uitleg 2, 's-Gravenhage, dat van de tweede: Koningstraat 18, Gent. |
+++
|
|