naar examineren, examinator... examencijfer... examentijd... taalexamen en nog een twintigtal andere vormen. Schoolwoorden die naar iets verwijzen dat slechts in België bestaat, zoals aanpassingsklas, zijn vergezeld van een (B). Voor zover het bestaat, wordt ook het in Nederland gebruikelijke woord vermeld, vergezeld van een (N), in dit geval schakelklas. Soms echter, zoals bij bosklas (B) bestaat er geen Nederlands pendant, waarschijnlijk omdat ze daar geen echte bossen hebben!
Waar dat nuttig is, worden ook synoniemen opgenomen: balpen, syn. ballpoint. Verder worden een aantal registers vermeld, zoals verouderd (bv. delibereren), formeel (bv. dactylografie) en gemeenzaam, studententaal (bv. dopen).
Na de alfabetische lijst trefwoorden, waaronder beruchte Belgische afwijkingen als bissen, hernemen, labo, navorser, ondervragen, opendeurdag, (samenstellingen met) -piloot, rechtstaan, verantwoordelijke en zittijd, die men niet alleen op school maar ook in het journaal van de Vlaamse televisie tegenkomt, wordt er aandacht besteed aan enkele grammaticale problemen in schooltaal, zoals het gebruik van om te of voor te + infinitief in redengevende bijzinnen (*Straf om te babbelen; *Straf om gebabbeld te hebben) en de vooropplaatsing van de persoonsvorm in mededelende zinnen met een opsomming (*Zijn geslaagd met voldoening: Jan..., Piet...). Taal in het onderwijs wordt afgesloten met een uitgebreide bibliografie.
Enkele op- en aanmerkingen. Terecht wordt op p. 11 *Het is aan mij afgekeurd in de betekenis het is mijn beurt, maar de auteur had misschien ook kunnen vermelden dat het wel correct is als het betekent het is mijn taak, zoals in Het is aan mij om dit nu te bewijzen. Eveneens op p. 11 vinden we *iem. iets aanleren, dat terecht niet als standaardtaal beschouwd wordt, maar er staat niet bij wat de correcte vorm is. Op p. 20 zegt de auteur, eveneens terecht, dat ingesloten vindt u ‘vaak als fout beschouwd (wordt)’. Hij had zich echter wat minder op de vlakte kunnen houden door erop te wijzen dat de ANS helemaal geen bezwaar maakt tegen deze wending. Zelfs Onze Taal aanvaardt ze, hoewel de Grote Van Dale (2005) ze nog steeds als fout beschouwt. Op p. 22 krijgen vossen en hengsten, woorden die alleen in Nederland gebruikt worden, het label gemeenzaam, studententaal, maar in Van Dale heeft vossen helemaal geen beperkend label en hengsten wordt er als informeel bestempeld.
Op p. 29 wordt slechts de standaardtalige uitspraak ‘korriezjeere’ vermeld, maar niet de Belgische met ‘g’. Bij crèche en in de meeste andere gevallen krijgen we wél de twee uitspraken. Er wordt terecht op gewezen dat de slot-e van crèche niet uitgesproken wordt, maar er had ook vermeld kunnen worden dat die in het meervoud toch weer verschijnt.
Wat ik gemist heb, is *een klacht neerleggen (doen leerlingen nu ook al!), *op café, *op de trein, *mentoruren, de uitspraak van het werkwoord plannen en vooral, wat de grammaticale problemen betreft, voorbeelden van de doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep (Een zaak die verder onderzocht moet worden; een zaak waar we zullen op terugkomen), de volgorde 1 pv. + 2 infinitieven (Hij weet dat ik het zien kunnen heb) en de weglating van te na beginnen of proberen + infinitief (Ik moet beginnen werken; ik heb proberen werken).
Deze opmerkingen, waarmee misschien in een herdruk rekening kan worden gehouden, doen niets af aan de kwaliteit van dit woordenboek, dat ingaat tegen de modieuze trend in Vlaanderen om de tussentaal als een volwaardige Belgische standaardtaal te beschouwen. Het is niet alleen een aanrader, maar verdient een plaats in de boekenkast van iedereen die te maken heeft met onderwijs. En nu maar hopen dat Taal in het onderwijs niet alleen gelezen maar ook gebruikt zal worden!
Peter Debrabandere, Taal in het onderwijs, Acco, Leuven / Den Haag, 2010, 148 pp., ISBN 978 90 334 8038 6. Prijs: €24,50.