Kort genoteerd
Gene zever
Peter Debrabandere
Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) voerde onlangs in Vlaanderen een campagne om de bevolking te informeren over de speekseltest, waaraan vanaf 1 oktober 2010 weggebruikers onderworpen kunnen worden. De campagne liep onder de slogan Gene zever. Voor de Nederlandstalige lezer (a): gene zever betekent ‘geen flauwekul’.
Voor de Nederlandstalige lezer (b): zever betekent letterlijk ‘kwijl’. Op de website van het BIVV (www.bivv.be) lezen we: ‘Het BIVV is een instantie ten dienste van de overheid, onder meer van de Minister van Mobiliteit en Vervoer en van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.’ De stad en de Lokale Politie Antwerpen voeren campagne met de slogan Merci om trager te rijden. De overheid kiest er tegenwoordig dus (soms) voor om met de bevolking in tussentaal of Verkavelingsvlaams te communiceren.
Tussentaal of Verkavelingsvlaams
Tussentaal of Verkavelingsvlaams is de informele spreektaal die in België vooral in de provincies Vlaams-Brabant, Antwerpen en Oost-Vlaanderen gesproken wordt. In de tweede helft van de 20e eeuw werden de dialecten onder andere door de toenemende mobiliteit en de moderne media steeds minder als een geschikt communicatiemiddel aangevoeld. Vlamingen voelden de behoefte om zich in een algemene omgangstaal uit te drukken. Doordat in Vlaanderen geen maatschappelijke elite bestond die de Nederlandse standaardtaal als mondeling communicatiemiddel gebruikte, kon die algemene omgangstaal niet ontstaan door informalisering van de formele standaardtaal van de hogere klassen, maar uitsluitend door opwaardering van de dialecten. Tussentaal heeft een min of meer gestandaardiseerd karakter gekregen door afstoting van de meest typische, plaatsgebonden dialectkenmerken, behoud van (boven-) regionale, vooral Brabantse kenmerken en overname van in België als algemeen gebruikelijk aangevoeld Nederlands. Het Standaardnederlands wordt in Vlaanderen amper gesproken in spontane gesprekssituaties, maar wel in min of meer formele situaties: vergaderen, lesgeven, voorlezen (bv. het nieuws), interviewen, debatteren, omroepen... En zelfs daar infiltreert tussentaal. Leraren doceren in de standaardtaal, maar berispen leerlingen in tussentaal of vertellen een anekdote in tussentaal. De interviewer spreekt standaardtaal, maar veel geinterviewden antwoorden in tussentaal.
Dat de overheid in schriftelijke communicatie met de bevolking elementen uit de tussentaal gebruikt, is nieuw. Tussentaal was tot nu toe uitsluitend spreektaal, maar duikt nu ook in een vorm van schrijftaal op, in slogans. Tussentaal doet aan domeinuitbreiding ten koste van standaardtaal.
Nu rijst natuurlijk de vraag of overheidscommunicatie in tussentaal acceptabel, wenselijk, functioneel, adequaat... is. Mag de bevolking niet van de overheid verwachten dat ze de standaardtaal gebruikt in alle vormen van communicatie met de burger? Dient de standaardtaal niet net om de communicatiekloof tussen dialecten, regiolecten en andere taalvariaties te overbruggen? De overheid gaat hier haar boekje te buiten door zich aan te passen aan het taalniveau of de spreektaal van een deel van de bevolking. Sommige Vlamingen voelen zich daardoor beledigd en zien in dit soort taalgebruik een soort overheidsbetutteling. De communicatiestrategen van de overheid hebben dus een communicatieblunder gemaakt, want zakelijke communicatie die (een deel van) de doelgroep irriteert, is slechte communicatie. Bovendien heeft de overheid er niet over nagedacht welk effect het gebruik van tussentaal heeft op Nederlandse automobilisten, anderstalige automobilisten die Nederlands geleerd hebben, allochtone Vlamingen die het met de Nederlandse standaardtaal zelf al moeilijk genoeg hebben. Vlaanderen maakt zich tegenover hen belachelijk. Bovendien is de postmoderne drang om in elke slogan een dubbele bodem te stoppen, langzamerhand een soort systeemdwang geworden. Hoeft elke slogan wel een woordspeling te bevatten? In Gene zever is de woordspeling nog enigszins geslaagd te noemen, maar in Wallonië is de slogan Crache test, waarbij crache een vorm is van het werkwoord cracher ‘spuwen’ en bij het uitspreken identiek is aan crash, een talig gedrocht zonder zinvolle betekenis. Het zou me niet verwonderen als Vlamingen en Nederlanders die door Wallonië rijden, er niets van snappen. Wallonië maakt zich dus net zo belachelijk.