U merkt het, de tussentaal heeft onderhand zo'n brede taalkundige en maatschappelijke impact gekregen dat een colloquium over het fenomeen meer dan welkom was. Daar is de Universiteit Antwerpen met de Studie- en discussiedagen over het Verkavelingsvlaams op 18 en 19 oktober terecht aan tegemoet gekomen. Onder de ironische titel De Manke Usurpator hebben Jürgen Jaspers, Kevin Absillis en Sarah Van Hoof een breed discussieforum georganiseerd, waarop niet alleen ruimte was voor taalkundige beschrijvingen en ontledingen van het Verkavelingsvlaams, maar ook voor sociologisch, cultuurhistorisch, literatuurwetenschappelijk, taalpedagogisch, (taal)politicologisch en communicatiewetenschappelijk onderzoek. De organisatoren pleitten voor een kruisbestuiving van disciplines om te kunnen achterhalen wat het Verkavelingsvlaams nu eigenlijk is, welke fenomenen ermee worden bedoeld, waar het vandaan komt, waarom het wordt verfoeid, op welke manieren erover wordt gesproken, wie het spreekt of schrijft en waarom.
En het moet gezegd worden: hun opzet is een succes gebleken. In de eerste plaats al doordat er zo'n brede waaier van bijdragen gekomen is dat ze acht thematische secties konden organiseren die telkens het fenomeen vanuit een ander perspectief benaderden: taalbeleid, taal en literatuur, taalkunde, een blik over de haag (hoe gaat men elders om met variatie), taal en onderwijs, taal en theater, taal en televisie, taal en ideologie. Al van bij de opening - en dat vond ik zelf een hele verademing - werd de toon gezet door Jürgen Jaspers, die met enige ironische afstandelijkheid alle bitsigheid en spanning die het debat zou kunnen gaan overschaduwen, bij voorbaat wegnam. Dat was een gelukkige keuze, die verder ook op het hele colloquium afkleurde.
In de eerste bijdrage over Taal en norm in taaladvies.net opende Dirk Caluwé met een overzicht van de evolutie in het denken over variatie bij de officiële taaladviesdienst van de Nederlandse Taalunie. Het nieuw gehanteerde onderscheid tussen de drie begrippen standaardtaal in het hele taalgebied, standaardtaal in België en standaardtaal in Nederland ter vervanging van de tweedeling Algemeen Nederlands en Belgisch-Nederlands is volgens hem symptomatisch voor die evolutie. Johan De Schryver sloot bij die evolutie aan met zijn pleidooi om het taalnormdenken, dat nog te zeer het Vlaamse onderwijs domineert, te vervangen door een emanicipatorisch taalmengtafeldenken, dat meer rekening houdt met de registerbreedte die elke taalgebruiker hanteert. In de sectie over het Vlaams in de literatuur ging het dan specifiek over de taal van Hugo Claus en van Louis Paul Boon en hoe die zich verhoudt tot het Standaardnederlands. In de sectie taalkunde schoof Koen Plevoets de stelling naar voren dat de opkomst van het Verkavelingsvlaams een uiting is van status in het nieuwe, rijke Vlaanderen. Hij noemde het een symptoom van de informalisering die kenmerkend is voor de laat-moderne, postindustriële welvaartsmaatschappij. Hanne Kloots stelde zich, onder meer naar aanleiding van de wederzijdse ondertiteling van Vlaamse en Nederlandse tv-programma's, vragen over de verstaanbaarheid van het Verkavelingsvlaams. Zij kwam daarbij uit op het onderscheid tussen verstaanbaarheid en begrijpelijkheid. Een factor die daarin een grote rol speelt, kwam jammer genoeg niet aan bod: het stijlverschil of beter gezegd het cultuurverschil tussen Vlaanderen en Nederland. Interessant was dat er ook eens met buitenlandse ogen tegen het variatieverschijnsel werd aangekeken. Zo werd de variatie in het Duits vergeleken met die in het Nederlands en kregen we pertinente vragen van de
buitenlandse neerlandistiek, die in haar taalverwervingslessen toch een onbetwiste standaardtaal wenst aan te bieden. Maar welke? De Vlaamse of de Nederlandse?
Daarmee werd eigenlijk al een blik vooruit geworpen op de tweede dag van het colloquium, waarop in eerste instantie de kloof tussen de taalpraktijk op school en het vigerende taalbeleid aan de orde kwam. Johan De Caluwe ontdekte hier moedwillig vermijdingsgedrag: het concept en de term tussentaal worden nog steeds omzeild. Hij pleitte voor een nieuw taalbeleid in de scholen, een taalbeleid gericht op besef van en waardering voor variatie. In de aansluitende onderwijsbijdragen kwamen dan de specifieke pedagogische implicaties van de opkomst van het Verkavelingsvlaams aan de orde. Het laatste gedeelte van de studiedagen ten slotte was volledig gewijd aan de plaats van het Verkavelingsvlaams in de publieke ruimte. Zo werd de taalevolutie in het theater en in de media onder de loep genomen, waarbij het opviel dat gelijksoortige evoluties toch een andere maatschappelijke en culturele duiding krijgen. Alles bij elkaar was het colloquium een bijzonder boeiend discussieforum, dat vooral heeft aangetoond hoe complex de problematiek van standaardtaal, normering en variatie eigenlijk is. Zo'n discussieronde draagt vooral ook bij aan de nodige relativering van de standpunten tussen de rekkelijken en de preciezen. En dat werd ten zeerste bevorderd door de toonzetting van het colloquium, waarvan de finale feestelijke toespraak met de geplande uitreiking van de eerste Manke Usurpatorprijs een exemplarische uiting was.
De jury had vijf genomineerden voor de Manke Usurpator, een prijs voor personen en organisaties die zich verdienstelijk maken in de strijd tegen Verkavelingsvlaams. Op de shortlist stonden Bart De Wever, Roos Van Acker, Mark Reynebeau en Mia Doornaert, bien étonnés de se trouver ensemble! De prijs werd uiteindelijk niet toegekend. Waarom dat niet gebeurd is, moge blijken uit een paar citaten uit de badinerende gelegenheidstoespraak:
We bedachten een prijs ter aanmoediging van de strijd tegen het Verkavelingsvlaams. Niet omdat wij vinden dat die strijd nog aanmoediging behoeft, maar om op een speelse manier te laten zien hoe krampachtig Vlaanderen omgaat met culturele verschillen en taalvariatie.