Etymologie
Marlies Philippa
Meer over regenkleding en ook nog een andere mantel
In het tweede nummer van Neerlandia/Nederlands van Nu van deze jaargang op bladzijde 36 en 37 heeft Frans Debrabandere een mooi artikel geschreven over de etymologie van allerlei woorden in de categorie regenkleding. Ik zou daar graag wat aanvullingen op willen geven.
Debrabandere gaat kort in op de woordgeschiedenis van gabardine. Maar die is nog veel langer en interessanter. Aan de basis van gabardine ligt een variant van het woord kabaai. In Nederlands-Indië was kabaai of kabaja een lang kledingstuk of een lang jasje, dat van voren met een sierspeld werd gesloten. Op Java bestond de kleding van de inheemse bevolking uit een sarong en een kabaai.
Kabaai komt van het Volksarabische kabaya. Daaraan ontleend is het Portugese cabaia ‘zijden bovenkleed van de oosterlingen’. In Franse reisbeschrijvingen uit de zeventiende en achttiende eeuw komt dat woord voor als cabaye. Door de Portugezen werd cabaia naar Indië gebracht en vandaar kwam het weer naar Europa: in het Nederlands als kabaai en in het Engels als cabaya. Dat het door de Portugezen naar Indië is gebracht, is trouwens niet helemaal zeker. Het is ook mogelijk, dat het via Perzië en India in het Maleise gebied terechtgekomen is.
In het Zweeds is kavaj een veel voorkomend woord. Het betekent ‘jasje, colbertje’. Het is een Nederlands leenwoord in het Zweeds, een uitleenwoord dus vanuit het Nederlands gezien.
Kabaya is in het Arabisch een dialectische variant. Het woord in de Arabische standaardtaal is kaba ‘overkleed met lange mouwen’, dat afkomstig is van Perzisch kabaah. Via Sicilië heeft de officiële variant Europa bereikt. Het Siciliaans maakte er cabbanu van, een soort jas, en het Italiaans gabbano. De uitgang -anu/-ano is overgenomen van andere mantelbenamingen, zoals Siciliaans palandranu, Italiaans pastrano.
In het Frans en het Engels werd cabbanu omgevormd tot caban en in het Spaans tot gabán. Er bestond in het veertiende-eeuwse Spaans nog een andere jasaanduiding: tavardina, tabardina ‘korte boerenmantel’. Die twee woorden zijn door elkaar geraakt en daar is gabardina uit ontstaan. Dat kwam via het middeleeuwse Frans in de vijftiende eeuw in het Engels terecht om eeuwen later weer in het Frans terug te keren. Aan dat latere Frans hebben we onze gabardine regenjassen te danken!
De zojuist genoemde tabardina is het verkleinwoord van tabardo ‘wapenrok, wijde mantel’, een woord dat het Spaans ontleend heeft aan het Franse tabard. Zo'n tabard is de Sinterklaaslievende Nederlanders en Belgen ook niet onbekend. In het Nederlands is het overgenomen als tabbaard of tabberd. Het Franse tabard was de naam voor een lange mantel die gedragen werd door hoogstaande personen. In ouder Nederlands duidde het woord ook de mantel aan van gerechtsdienaren en professoren, die wij nu toga noemen. Al in 1297 treffen we tabbaard als persoonsnaam aan in het Nederlands: in dat jaar is er een oorkonde geschreven waarin een zekere Jacob Tabbaert een rol speelt. In het huidige Nederlands gebruiken we tabberd eigenlijk alleen nog maar voor de mantel van Sinterklaas.
Terug naar de regenkleding: de poncho, een ‘regencape met hoofdopening’. Dit woord is in de negentiende eeuw al beschreven als ‘mantel van vierkante lap stof met opening voor het hoofd, gebruikt in Peru en Chili’, maar pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw raakte het in het Nederlands bekend als ‘regencape’. Poncho is ontleend aan het Spaanse poncho ‘indiaanse cape, vierkante doek met hoofdopening’, waarvan