Geen wonder dat de huidige Vlaamse regering in haar nota Buitenlands Beleid 2009-2014, met het stempel van minister-president Kris Peeters, de woorden prioritaire partner en strategische alliantie wijselijk achterwege laat. Slechts in de paragrafen Grensoverschrijdende samenwerking en Internationale culturele samenwerking wordt de samenwerking met Nederland in enkele tamelijk vrijblijvende zinnen afgedaan. Daarmee neemt Vlaanderen, dat de laatste jaren al enige malen is geschoffeerd door schaamteloos gestuntel met verdragen, contracten en afspraken (recentelijk weer en nog steeds rond de Hedwigepolder), duidelijk afstand van Nederland. Terecht. Op het Haagse Binnenhof haalt men de schouders op. Nauwelijks interesse, weinig stijl. Vlaanderen is geen prioriteit. En ach, cultuur is daar onder het rechts-liberale bewind tot doelwit gemaakt van een banale beeldenstorm in, wat men noemt, de linkse kerk.
Het is tegen die achtergrond dat het Comité Buitenlands Cultureel Beleid, als een soort luis in de pels, de regeringen van beide landen al twintig jaar bestookt met ongevraagde adviezen, studies, manifesten en voorstellen. Ze zijn doorgaans met welwillendheid ontvangen, maar in de praktijk zonder tastbaar vervolg gebleven. Ook het manifest Buren als Culturele Bondgenoten, waarmee het Comité in 2007 de lauweren verwierf van de ANV-Visser-Neerlandiacultuurprijs, heeft de politiek verantwoordelijken in Den Haag en Brussel niet kunnen beroeren. Alleen enkele geëngageerde maar eenzame parlementariërs op het Haagse Binnenhof ontleenden er hun onrijpe gedachte aan voor een Culturele Unie Nederland-Vlaanderen. Een hoopgevend signaal. De motie waarin ze haar bepleitten, haalde zelfs een meerderheid in de Tweede Kamer, maar werd ter plekke prompt uit de lucht geschoten door de toen heersende bewindslieden. En in de huidige Tweede Kamer zijn geen van de ondertekenaren van de motie teruggekeerd; de pleitbezorgers zijn achter de politieke coulissen verdwenen. Hun voorstel is, evenals drie eerdere pogingen in de jaren 80 en 90, bijgezet op de begraafplaats van te vroeg gestorven ideeën. De vooruitzichten van een Culturele Unie zijn, althans op het politieke toernooiveld in Den Haag, verder weg dan ooit. Naar mijn waarneming ook in Vlaanderen.
Desondanks, neen, juist daarom blijft het Comité Buitenlands Cultureel Beleid onverkort ijveren voor die Culturele Unie. De overwegingen en argumenten ervoor zijn door de politieke weerstand niet verbleekt, ze staan nog steeds overeind. Ze vormen de meerwaarde ten opzichte van de huidige staat van de culturele samenwerking. Ze zullen verder moeten worden verdiept en aangescherpt om te overtuigen.
Het Comité heeft daarom een werkgroep uit zijn midden gevormd die het komende jaar een ontwerp van een Culturele Unie zal maken. De werkgroep is begonnen met het in kaart brengen van de meerwaarde, want alleen daarin kan een toekomstige unie haar grond vinden. Het gaat om het wegnemen van praktische belemmeringen, het dichten van breuklijnen, het opheffen van versnippering, het stroomlijnen van de organisatie, het bundelen van geldstromen, het herijken van beleid en praktijk, en dat alles met het oog op een nieuwe strategie en een nieuw concept van de samenwerking in het domein van taal en cultuur in de volle breedte, langs de weg van geleidelijkheid uitmondend in een dynamische en doelgerichte Unie. Om het energiek uit te drukken: een krachtcentrale van Nederland en Vlaanderen in de culturele ruimte die Europese Unie heet.
Paul Beugels en Paul Van Grembergen trekken de agenda's om een afspraak te maken. Er ligt een belangrijke taak voor organisaties in het middenveld die de culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen willen bevorderen.
Voor zijn idee van een Culturele Unie zal het Comité de komende tijd medestanders trachten te vinden in het helaas miskende en onnodig verdeelde middenveld. Daartoe worden verkennende gesprekken gevoerd, in eerste aanleg met gelijkgezinde partners die ook steun hebben geboden aan het manifest Buren als culturele bondgenoten, het ANV, de Orde van den Prince e.a. Zo kan een draagvlak worden ontwikkeld voor een gefundeerd en realistisch plan dat de weg naar een Culturele Unie plaveit.
Het is tijd. Want van de vijfenzeventig jaar die Mulisch onze taal nog heeft gegeven, zijn er ongemerkt al vijftien verstreken.