raak, en het blijkt dat ik taalkundige ben, dan is de reactie heel dikwijls: ‘Oei, een taalkundige; dan mag ik wel op mijn woorden letten.’ Ja, zover is het gekomen!
't Is dus al een mooi ding dat de Taaladviesdienst tenminste geen ongevraagde adviezen geeft. Ondertussen is mijn motief om Onze Taal een prijs te gunnen, zoals u begrijpen zult, niet op de Taaladviesdienst gegrond, maar op iets anders.
Wat vind ik zo sympathiek aan Onze Taal?
Ik denk dan eerder aan de genuanceerde opstelling, de wijze terughoudendheid van Onze Taal in enkele actuele taalpolitieke kwesties, en zijn voorlichting en informatie over dergelijke kwesties, zonder mee te waaien met de waan van de dag. Er is nu eenmaal veel waan van de dag. En wat misschien nog riskanter is: op de een of andere manier krijgt de Nederlandse taal (in Nederland evenzeer als in België) niet altijd de vrienden die je graag ziet. Tegenstanders zijn lastig, maar vrienden die je eigenlijk niet graag wilt, zijn een veel groter probleem. Wel, op dat front heeft Onze Taal in de laatste decennia mijns inziens een wijze koers gevaren, en zich zodoende een respectabel gezag in de samenleving verworven.
Om maar 'ns iets te noemen. Daar hebben we dan de kwestie gehad van de erkenning van minderheidstalen op basis van een Europees handvest. In Nederland zijn het Nedersaksisch en het Limburgs aldus erkend. Ooit eens heeft men in Europa, en met reden, beseft dat er minderheden zijn, met een taal die niet de landstaal is, die politiek en maatschappelijk achtergesteld worden, of toch achterop raken, in een verdomhoekie zitten, mede door hun minderheidstaal. Dat zou niet zo moeten zijn, was de Europese gedachte. Dergelijke minderheden verdienen een ruggensteuntje. Wie schetst onze verbazing als je ziet hoe dit uitpakt! Hoe Europees minderhedengeld nu terechtkomt bij welvarende regio's en volstrekt niet-achtergestelde groeperingen, terwijl tegen de mensen die wel echt grote problemen hebben vanwege hun andere taal, ik denk onder andere aan verschillende groepen allochtonen, ijskoud gezegd wordt dat ze maar moeten integreren, hup: inburgeren, Nederlands leren als je hier wilt wonen. En straks examen doen. Op de een of andere manier wordt blijkbaar niet overwogen om dat Europese handvest en het ermee verbonden minderhedengeld, te gebruiken voor degenen die Turks of Arabisch of een Berbertaal spreken. Waarom wordt er niet tegen de Nedersaksen en de Limburgers gezegd dat ze moeten inburgeren en Nederlands leren? Nu krijgen zij dus juist geld om géén Nederlands te spreken! Daar zit iets scheef; en tot nu toe heeft niemand mij de logica hiervan kunnen uitleggen zonder impliciet of expliciet... enfin, laat ook maar; we houden het gezellig vandaag.
De meningen verschillen, zullen we maar zeggen. Maar 't is duidelijk dat taalkwesties geen hobbyisme zijn, maar dat ze wortelen in fundamentele maatschappelijke en politieke strevingen. Het Genootschap Onze Taal, en zijn tijdschrift, is daarin, voor zover ik heb kunnen nagaan, niet door de knieën gegaan. Hulde!
Ik geef een ander voorbeeld. Opname van de Nederlandse taal in de grondwet. ‘Verankering’, zoals men het graag noemt. Ook zoiets. Ik zal er hier niet te diep op ingaan, ik heb er elders al 'ns over geschreven. Maar ook hier geldt dat de motieven, zacht gezegd, diffuus zijn. Aan de ene kant roert men graag de trom van een gegarandeerde en maximale communicatie (‘die moet grondwettelijk vastgelegd zijn’), maar als half Nederland naar hartenlust in het Engels chat en mailt en twittert, oftewel meer en beter communiceert dan ooit in het verleden, dan is dat ook weer niet goed. En Engelse aankondigingen in de trein naar Schiphol, onmiskenbaar een stap vooruit in de communicatie met de 50% niet-Nederlandstalige reizigers op die lijn, dat is juist weer heel verkeerd, en zelfs een argument om over die grondwet te beginnen. Ook daar zit iets scheef. Het komt mij voor dat veel van die grondwetlobby in feite berust op een ideaal van Nederland voor de Nederlandstaligen. Het wordt meestal niet zo expliciet gezegd, maar het komt er wel op neer. Me dunkt dat het Genootschap Onze Taal en zijn tijdschrift alleen al een prijs verdient omdat het daar niet aan meedoet.
De positie van het Engels is een andere, en misschien nog complexere zaak. Ik ben geen anglofiel, en mijn beheersing van het Engels is matig. Veel mensen zijn daar beter in, en ze maken daar een dankbaar gebruik van, wat ik ze niet misgun. Maar de ‘gewone man’... Die gewone man, lijkt me, is veel vertrouwder en gemakkelijker met het Engels dan de meeste tegenstanders denken. Eindelijk een taal waar je niet om de haverklap aanmerkingen krijgt en ongevraagde adviezen en rode stoplichten en politieagenten, en waar een taalkundige niet iemand is om bang voor te zijn; ik denk eigenlijk dat menigeen zich veiliger voelt met het Engels dan met het Nederlands. Dankjewel, taalpuristen en grote dichters, dat je de Nederlandse taal tot zo'n gevaarlijk terrein hebt gemaakt, zo'n moeras, zo'n mijnenveld, dat velen als vanzelf uitwijken naar een minder bedreigende taal.
Opnieuw moet gezegd, dat de meningen wel weer verschillend zijn. Ik geef ook graag toe dat de kwestie verre van eenvoudig is. Maar het is opnieuw een verdienste van Onze Taal dat het de kwestie dan ook niet tot iets eenvoudigs reduceert. En dat de mensen er niet zijn om de taal te dienen, maar dat de taal er voor de mensen is.
En dan hebben we het nog niet gehad over het dalende niveau van ons onderwijs. Vooral qua rekenen en taal. Ook zo'n lekker onderwerp. Nee, bepaald geen eenvoudig onderwerp.