inhouden, maar ook het leren van een tweede taal. Wie in de moedertaal tot op hoog niveau begrijpend lezen leert en daarmee de structuur van allerlei teksten kan doorzien, kan dat gemakkelijker in een tweede taal. Er zijn al onderwijsmodellen - onder andere in Brussel in het project Bicultureel meertalig onderwijs - waarbij kinderen hun schoolse taalvaardigheid in hun thuistaal uitbouwen. Zij krijgen dan een groot deel van de lessen gepresenteerd in hun thuistaal en maken geleidelijk een overgang (transitie) naar de schoolse meerderheidstaal. Zij leren bijvoorbeeld eerst lezen, schrijven en rekenen in hun thuistaal en dan pas maken ze een overstap naar het lezen, schrijven en rekenen in de meerderheidstaal. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat leerlingen die meertalig onderwijs hebben genoten, het beter, of minstens even goed, doen als leerlingen die eentalig onderwijs in de meerderheidstaal hebben gehad. Voorwaarde daarbij is wel dat de school ruimte biedt aan het gebruik van de thuistaal in het onderwijs en op de speelplaats. Het onderwijs moet er volgens Van den Branden en Verhelst zorg voor dragen dat de kloof tussen thuistaal en schooltaal niet zo groot wordt, dat die uitgroeit tot een sociaaleconomische kloof, die zou kunnen leiden tot een versterking van de sociale ongelijkheid in de samenleving.
Hoewel het boek een problematiek behandelt die ook voor leken interessant is, is het qua tekst kennelijk bestemd voor studenten, onderwijsgevenden en vakgenoten. De bijdragen bevatten vaktermen die niet worden gedefinieerd voor geïnteresseerde leken. Dikwijls worden er lange en ingewikkelde zinnen gebezigd - soms van vier of vijf gedrukte regels lang - die de materie bijna ontoegankelijk maken. Voor de Nederlandse lezer, voor wie het boek ook is bestemd, gezien de achterflaptekst waarin erop gewezen wordt dat de behandelde problematiek zowel in Vlaanderen als in Nederland voorkomt, vormt de Vlaamsgekleurde tekst nog een extra moeilijkheid, waar hij zich overheen moet zetten. Enkele voorbeelden: gemeentebeambten (Standaardnederlands gemeenteambtenaren, p. 57), het cliënteel (de clientèle, p. 57), tewerkstelling (werkgelegenheid, p. 58), nood hebben aan, (behoefte hebben aan, p. 71), een gekend fenomeen (bekend, p. 71), quasi compleet (nagenoeg compleet, 119), vermits taalbeschouwingsonderwijs vereist dat... (omdat..., p. 126), piste (spoor, denkspoor, p. 133) en doorheen de tijd (door de tijd, p. 77). Er komen ook woorden voor typisch Vlaamse fenomenen voor, zoals leefloon (p. 70), waarvoor gewoon bestaansminimum gebruikt had kunnen worden, wat in Vlaanderen én Nederland begrepen wordt. Het verschil in register tussen Belgisch- en Nederlands-Nederlands valt op. Krijgt ze (= de tolk) op haar kop van de cliënt (p. 64) doet de Nederlandse lezer in een neutrale, objectieve, wetenschappelijke context vreemd aan. Ook stuntelige formuleringen als
Tolken ter plaatse zijn aangeraden voor langere gesprekken (p. 74) en dat de eigen ervaringen van de leerlingen (...) best als startpunt van de discussie en reflectie worden genomen (p. 127) doen vreemd aan. Een redactieslag door een kenner van de Nederlandse standaardtaal was voor dit boek nuttig geweest.
De klank van de stad is een heel aanbevelenswaardig boek voor studenten en onderwijsgevenden. De bijdragen zijn allemaal van heel hoog niveau en geven ongetwijfeld aanleiding tot verdere gedachtewisseling in het onderwijsveld. De bovenstaande synopsis bevestigt het belang van dit boek.
Jürgen Jaspers (red.), De klank van de stad - Stedelijke meertaligheid en interculturele communicatie. Acco, Leuven / Den Haag, 2009, ISBN 978 90 334 7504 7, 219 pp. Prijs: €30,-.