maar Annelies Verbeke wat Vlaanderen aan literaire talenten en bewegingen heeft voortgebracht. Een veel aantrekkelijker overzicht dan voorheen van de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Voor de lerarenopleiding en het middelbaar onderwijs een ideale gelegenheid om met de docent Nederlands een tocht naar Antwerpen te maken en, bv. o.l.v. Bert Cruysweegs, een gidsbeurt van anderhalf uur mee te maken. In welke mate spelen de (hoge)scholen op dat aanbod in?
L.v.D.: ‘Leerlingen van de laatste jaren van het middelbaar onderwijs behoren inderdaad tot onze specifieke doelgroepen. We hebben voor hen een brochure gemaakt met vragen over de tentoongestelde documenten, over hun literaire voorkeuren. Ook de leerkrachten krijgen een brochure aan de hand waarvan zij de leerlingen kunnen voorbereiden op een bezoek aan het Letterenhuis. Die educatieve brochures werden samen met mensen van de lerarenopleiding opgesteld en uitgetest. Daarnaast zijn er natuurlijk ook de zeer enthousiaste en onderlegde gidsen die kleine groepjes leerlingen, of andere belangstellenden, door de tentoonstelling leiden, met vele boeiende verhalen en verbanden.
Vorig jaar kregen we 79 schoolgroepen op bezoek, samen 1921 leerlingen. Dit jaar hebben we al 39 schoolgroepen verwelkomd, goed voor 874 leerlingen: 99 leerlingen hebben de rondleiding van de gidsen gekregen, 775 leerlingen werkten met de brochure of eigen opdrachten.
Een andere doelgroep zijn studenten Nederlandse taal en letteren: voor hen verzorgen we niet alleen een rondleiding in de expo, maar ook in de archiefdepots en in de leeszaal. Het is immers belangrijk dat zij kennismaken en leren omgaan met literaire bronnen en archieven, het basismateriaal voor het onderzoek. Uit die bezoeken zijn al verschillende scripties en papers voortgevloeid: tekst- en brievenedities, literair-historische studies en dergelijke.’
Anders dan in het L.M. in Den Haag gebeurde, met de permanente expositie Het Kinderboekenmuseum, halfweg de jaren negentig opengesteld, is er in Antwerpen weinig i.v.m. kinder- en jeugdliteratuur te zien. Betekent dat ook dat u de literaire nalatenschap van Cor Ria Leeman, René Struelens, Cyriel Verleyen en vele anderen niet in huis hebt?
L.v.D.: ‘Het feit dat de jeugdliteratuur niet aan bod komt in onze permanente expo, heeft niets te maken met een gebrek aan belangstelling of aan materiaal. Wel integendeel. Het Letterenhuis bewaart heel wat archieven van jeugdschrijvers: Abraham Hans, Leopold Vermeiren, Cor Ria Leeman, Gode-Liva Uleners (Willems) en vele anderen. Het probleem was ruimte! In Den Haag krijgt het kinderboekenmuseum inderdaad opnieuw een eigen museale plek, maar wij hebben die hier niet. Bovendien wilden wij ernaar streven om op de beschikbare plaats een duidelijk en samenhangend verhaal over de Vlaamse letteren te brengen. Dat dwingt tot keuzes.
Aad Meinderts op het Lange Voorhout in Den Haag. “Op de honderd graven van de schrijvers uit Het Pantheon heb ik een witte roos gelegd, wat mij in dertig dagen niet slechts voerde door Nederland en Vlaanderen, maar ook naar Elmina (Ghana), Formentera (Balearen), Jeruzalem, Londen, Parijs etc.” (foto Jessica Swinkels)
Zo zijn er een aantal hiaten in de permanente expo, want niet alleen kinder- en jeugdliteratuur, maar ook het essay, de literaire kritiek en de theaterteksten komen slechts zeer sporadisch aan bod. Overmacht is het, geen moedwil. Tussen droom en daad, weet u wel?’
‘De tijd is de meest rechtvaardige criticus.’
Voor een auteur moet het een geruststellende gedachte zijn dat zijn archief in zijn totaliteit in het Letterenhuis of in het Letterkundig Museum wordt bewaard. Welke zijn qua omvang zowat de belangrijkste schrijversarchieven in uw instelling?
L.v.D.: ‘Het Letterenhuis is in 1933 als Museum van de Vlaamsche Letterkunde opgericht op basis van de nalatenschap van Hendrik Conscience, die door de stad Antwerpen was aangekocht. Dat is en blijft een belangrijk archief, met verschillende versies van De Leeuw van Vlaanderen en van zijn andere werk, met aantekeningen en notities. Sindsdien is de collectie fel aangegroeid, met bijvoorbeeld het schrijversarchief van Stijn Streuvels, Karel van de Woestijne, Louis Paul Boon, Gust Gils, Jef Geeraerts en Ivo Michiels, met het uitgeverijarchief van Buschmann, Angèle Manteau, Facet en Walter Soethoudt, met het tijdschriftarchief van Ons Erfdeel, Labris, Nieuw Vlaams Tijdschrift... Veel te veel om hier op te noemen.
Een aantal archieven hebben we zelf weer moeten reconstrueren, zoals dat van Paul Van Ostaijen. Bij zijn dood liet hij niet echt een afgerond archief na. Later is veel materiaal toch tot in het Letterenhuis geraakt via schenkingen en aankopen van familieleden, vrienden, ex-minnaars...’