Het vernieuwende van het bicentrisch model zit niet alleen in de beschrijving van NN naast BN, maar ook in de verfijning van de NN- en BN-labels. Alleen als woorden, uitdrukkingen of betekenissen uitsluitend in België voorkomen (en niet ook in Nederland) en in België geen concurrentie hebben van een eventuele NN-tegenhanger, krijgen ze het enkelvoudige label BN. Zodra er concurrentie is van een NN-tegenhanger, wordt BN ook gebruikt. Zo lezen we bij rondpunt ‘BN ook rotonde’, wat betekent dat in België naast BN rondpunt ook het algemenere rotonde voorkomt. Bij rotonde is geen NN te bespeuren, waaruit we kunnen afleiden dat rotonde in het hele taalgebied gangbaar is. BN-woordenschat die oorspronkelijk uitsluitend BN is, maar nu ook wel in Nederland aangetroffen kan worden, wordt gelabeld als vooral BN, bv. holebi. Het Nederlandse Nederlands wordt op exact dezelfde manier aangepakt met NN, NN ook en vooral NN. Enkele voorbeelden: stoethaspel ‘NN onhandig persoon’, gelijk ‘vooral NN direct, meteen’, als de bliksem ‘(NN ook:) als de gesmeerde bliksem’. Uiteraard wordt daarbovenop met andere labels aangegeven of een woord verouderd, spreektalig, schrijftalig is, of het in figuurlijk taalgebruik voorkomt, of het in schertsende taal gebruikt wordt, of het tot een bepaald domein behoort (bv. sport, onderwijs), of het door een bepaalde sociale groep gebruikt wordt (bv. studententaal) enzovoort.
De werkwijze vereist van de samenstellers een grote alertheid, want als een NN-woord met vooral NN gelabeld wordt, dan moet de BN-tegenhanger als BN ook gelabeld worden. Dat gaat wel eens fout. Zo is beurtrol met BN gelabeld, terwijl toerbeurt met vooral NN gelabeld is. Kantelpoort is BN, maar kanteldeur is vooral NN. Kapblok is BN. Hakblok is vooral NN. Van dat soort foutjes zijn meer voorbeelden te geven. Soms worden woorden als NN gemarkeerd, maar ontbreekt in het woordenboek de BN-tegenhanger. Als je bij beslissingswedstrijd het label NN aantreft, dan verwacht je in het woordenboek toch ook barragewedstrijd (met het label BN). Als bespreekbureau NN is, dan wil ik graag ook het BN-pendant locatie vinden. En bovendien is bespreekbureau helemaal geen NN; het is nu ook algemeen gangbaar in België. Op dezelfde manier vraag ik me af waarom vragenuurtje het label NN gekregen heeft, want het is evenzeer bekend in de Vlaamse politiek. En omgekeerd vraag ik me af waarom buitenlandse betrekkingen BN zou zijn, want buitenlandse zaken is in Vlaanderen veel gangbaarder. Ook van dat soort fouten zijn meerdere voorbeelden te geven.
Maar ondanks die kanttekeningen moet gezegd worden dat dit woordenboek een zeer verdienstelijke eerste poging gedaan heeft om op wetenschappelijk verantwoorde wijze de Nederlandse woordenschat te beschrijven en daarbij aan te geven in welke mate de NN-woordenschat en de BN-woordenschat uitsluitend in Nederland of België voorkomt, vooral in Nederland of België voorkomt, of in Nederland of België concurrentie heeft van een variant uit het andere land. Maar dan moet dit woordenboek ook gezien worden als een wetenschappelijk project, dat niet als normatief opgevat mag worden, maar uitsluitend als descriptief. De inleiding had dat expliciet en zelfs als een soort waarschuwing bij het gebruik moeten vermelden, want de kans is niet denkbeeldig dat gebruikers de labels normatief zullen willen interpreteren, wat niet de bedoeling is. Vanuit taalpolitiek oogpunt wil ik opmerken dat het bicentrisch model een contradictie inhoudt. Ik denk namelijk dat een taalgebied niet met twee centra kan functioneren. En eigenlijk blijkt ook uit dit woordenboek dat NN en BN niet twee gelijkwaardige varianten zijn: er is namelijk ontzettend veel méér NN dat ook in België voorkomt, dan omgekeerd.
Prisma Handwoordenboek Nederlands, derde, herziene druk, Het spectrum, Utrecht, 2009, 1535 pp., ISBN 978 90 491 0278 4. Prijs: €32,97.