Recensies
Taalverandering
Frans Debrabandere
Met (het) oog op morgen is een bundeling van eerder in tijdschriften en kranten verschenen opstellen van Joop van der Horst. Zo verscheen zijn bijdrage over de taal van Virginie Loveling in Nederlands van Nu (2001, pp. 35-36). Zeggen dat zijn teksten vulgariserend zijn, zonder gebruik van geleerdentaal, doet onrecht aan zijn humoristische, spitse stijl, waardoor de lezing zelfs een literair genot wordt. Zijn mening over de ontwikkelingen in het onderwijs debiteert hij met de oneliner ‘Ik heb schoolgegaan in de gelukzalige tijd dat daar nog lesgegeven werd...’
Zijn stukjes gaan meestal over taalverandering, zoals in Tal van informatie, Moslim Bazarghan, Vaststaat dat, Hou je van vlees, braad je in Croma (de bekende Croma-verandering), Zorg dragen dat enz.
Niet elke lezer zal voor honderd procent akkoord gaan met alle opvattingen van Joop van der Horst, want hij is vaak heel eigenzinnig. Typisch is zijn mening over taalnormen: ‘De taalkundige is immers de laatste aan wie je kan vragen hoe het moet. [...]’ of ‘Taalkundigen zouden geen taaladviezen moeten geven. Zodra ze adviseren zijn ze geen taalkundige meer, [...]’.
Graag plaats ik een paar aantekeningen. Het gaat (pp. 40-44) over
De pen waarmee ik schrijf versus
De pen waar ik mee schrijf. Ik wijs er hier terloops op dat de tweede constructie ook heel gewoon is in het Noord-Duits. De Hamburger Wolfgang Borchert (1921-1947) schreef bv.
Da trat er mit dem Fuß gegen, terwijl je in het Standaardduits
er trat dagegen verwacht. - Onder de titel
Hoe is dat kunnen gebeuren (pp. 84-91), wat ‘Vlaams’ zou zijn, stelt JvdH dat de Noord-Nederlander
Ik weet niet hoe dat heeft kunnen gebeuren zegt, wat natuurlijk grammaticaal correct is. Maar in zijn
Beknopte ABN-spraakkunst (Paardekooper-Moeyaert-Peperstraete) van 1963 keurt Paardekooper, die toch steevast het noordelijke standpunt inneemt, de constructie
hij is niet willen komen goed, naast
hij heeft. JvdH beweert evenwel: ‘In overgrote meerderheid staat een noordelijk
heeft tegenover een zuidelijk
is.’ Met die overgrote meerderheid ben ik het niet eens. Zoek je even bij Google, dan zie je dat
hij heeft en
hij is in België nagenoeg even frequent zijn. En voor Nederland kunnen we niet spreken over een overgrote meerderheid. In Nederland komt
hij is kunnen komen 121.000 keer voor tegenover
hij heeft 259.000 keer.
Hij is willen gaan vinden we er 52.300 keer en
hij heeft willen gaan 79.300 keer. Dat wijst er toch op dat
zijn in Nederland helemaal niet ongewoon is. - Ik weet ook niet of de Nederlandse samenleving aantoonbare voorkeur heeft voor
groter dan (p. 114) i.p.v.
groter als. Zowel voor België als voor Nederland laat Google
inderdaad een duidelijk overwicht van
groter dan zien. Maar kan het ook anders als we weten dat het onderwijs er nooit iets anders heeft ingeheid als
groter dan? - Helemaal oneens ben ik het met zijn mening over de gallicismen (pp. 146-147). De verklaring ervan door ‘de dominantie van het Frans’ vindt hij op dit
ogenblik ‘minder overtuigend dan ooit’. Over de
automatische verdelers in Belgische treinstations zegt hij: ‘Het zal de Walen worst wezen hoe in het Leuvense station de kaartjesautomaten genoemd worden.’ Hoewel JvdH nu al geruime tijd in België woont, kent hij onze geschiedenis onvoldoende en begrijpt hij niet dat het land tot ver in de 20e eeuw een Franstalig land was en dat voor veel Vlamingen het Frans nog altijd model staat. En dan breekt mijn klomp als ik lees: ‘Men zou die automatische verdelers in het station van Leuven [maar natuurlijk niet alleen in Leuven] ook als iets heel moois kunnen zien.’ Zover gaat zijn belangstelling voor taalverandering blijkbaar. Maar dat mag u er niet van weerhouden om het boekje te kopen. Ik heb het graag gelezen.
Joop van der Horst, Met (het) oog op morgen. Opstellen over taal, taalverandering en standaardtaal, UPL in Context, Leuven, 2010, ISBN 978 90 5867784 6, 218 pp. Prijs: €24,50.