Etymologie
Frans Debrabandere
Regenkleding
De functie van regenkleding blijkt het duidelijkst uit de woorden regenjas en regenmantel. Een regenjas is een overjas die tegen de regen beschermt. En net zoals mantel in het Nederlands verouderd is, zo is dat ook met regenmantel. De mantel komt wel voor in allerlei versteende uitdrukkingen, zoals iets met de mantel der liefde bedekken, iemand de mantel uitvegen, onder de mantel van godsvrucht, en in allerlei verschoven en overdrachtelijke betekenissen. De Grote Van Dale zegt van mantel ‘overjas’ wel ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’, maar dat moet in het juiste daglicht worden geplaatst. In de BN-dialecten komt mantel nauwelijks voor, wel frak, pardessus, paletot. En toen in Vlaanderen het Nederlands officiële taal werd, en ook onderwijstaal, moest voor dat kledingstuk een Nederlands woord worden gebruikt. En aangezien de Vlamingen toen het woord overjas nog niet kenden, maar wel het Franse manteau, lag mantel als ‘schoon Vlaams’ voor de hand.
Een regenjack is een waterdicht jack. En een jack is een kort overjasje, bloezend tot op de heup. Zo zijn er ook ski-jack, wandeljack, trainingsjack, zeiljack. Het woord wordt als jek uitgesproken, omdat het als Engels wordt beschouwd of aangevoeld, wat het vermoedelijk niet is, want anders zou de uitspraak wel dzjek moeten zijn. Het is veeleer het Duitse woord Jacke. Nagenoeg synoniem is jak, ook jak uitgesproken, met dezelfde etymologische herkomst. Zowel Engels jack, Duits Jacke als Nederlands jak gaan terug op Oudfrans jaque ‘wambuis’, waarvan jaquette een verkleinvorm is. Het moet een boerenkleding zijn geweest, want het woord wordt meestal verklaard als de kleding van de jacques of boeren in de Franse boerenopstand van 1358, die daarom de jacquerie wordt genoemd. Zowel Pfeifer als het recente Etymologisch Woordenboek van het Nederlands verklaren Jacques als een vorm van Jacobus. Dat klinkt natuurlijk plausibel, want vandaag is Jacques inderdaad de Franse vorm van Jakob. Maar dat was niet altijd zo, het was ook een vorm van Johannes, Jean, Jan. De Engelse Jack is nog altijd Jan, terwijl Jakob er James (uit Jacomus, vgl. Giacomo, Jaime) heet. In onze Brabantse dialecten heet Jan ook Jakke. En dat was ook zo in de middeleeuwen. In het Frans stond Jacques zowel voor Jan als voor Jakob. In een Kortrijkse tekst las ik in 1374 jeghen Janne van Toroud die men zeicht Jacke. Ook de volgende vindplaats is
heel duidelijk: 1380 sire Jake de Nortkelme = 1385 mer Jan van Noortkelme (Noircarmes) = 1392 Jacques de Ste Audegonde sire de Norquelme = 1415 cy gist Jehan de Ste Audegonde. Waarom geef ik de voorkeur aan de verklaring van jacque ‘boer’ - en dus ‘boerenkleding’ - uit jan? Omdat in de middeleeuwen de naam Jan de voornaam was van een kwart van de jongens en daardoor de allermodaalste jongensnaam en mannennaam. Het was de naam van Jan en alleman, van jeder Hans und Fritz, van every man Jack, van Jack and Gill. En de 14e-eeuwse Jacques Bonhomme voor een ‘simpele dommerd’ is zonder de minste twijfel een Jan. Het is een typische woordcombinatie met de allerfrequentste voornaam, te vergelijken met Jan Boezeroen ‘arbeider’, Jan Compagnie, Jan Contant, Jantje Contrarie, Jan Courage, Jan Doetal, Jan Draag-an, Jan Evert ‘jenever’, Jan Gat ‘onnozele sukkel’, Jan Gort ‘keukenpiet’, Jan Grabbel ‘de kleine burgerman’, Jan Joker ‘sukkel’, Jan Hen ‘sullig, goedzakkig persoon’, Jan Jurk ‘onmannelijk persoon’, Jan Kalebas ‘opschepper’, Jan Kordaat, Jan Krediet, Jan Krent ‘gierig persoon’, Jan Lul ‘slappeling’, Jan Modaal, Jan Ongeluk, Jan Pappelepap ‘iemand aan wie je niets hebt’, Jan Patat ‘de gewone man’, Jan Potage ‘hansworst’, Jan Pret, Jan Publiek,
Jantje Rechtuit, jansalie, Jantje Secuur, Jantje Soet ‘souteneur’, Jantje Stapnetjes, Jan Vlegel. In het Engels is Jack niet alleen Jan, maar jack betekent ook ‘kerel, vent, Jan met de pet, losse arbeider, klusjesman’. Jack of all trades betekent zoveel als onze Jan Doetal. En vooral dit: de boer in het Engelse kaartspel is jack. En denk erom dat ook de jockey eigenlijk een Jantje is. En de Amerikaanse yankee is gewoon een janneke. Voor mij staat het als een paal boven water dat de boeren van de Jacquerie gewone jantjes of boertjes waren.
Naast regenjack is er ook de regenjekker. Jekker wordt gewoonlijk beschouwd als een afleiding van jak. Maar de oudste vorm, nl. in 1788, is jekkert. Het woord zou dus wel aan Engels jacket ‘jasje’ ontleend kunnen zijn. Met regen samengesteld is er nog de regencape of het regenzeiltje. Een regenzeil is een poncho tegen de regen. In de cape herkennen we natuurlijk de kap als